ECLI:NL:GHAMS:2021:3019
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevestiging gezamenlijk gezag en afwijzing verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van de minderjarige, geboren in 2012, die sinds 20 december 2019 bij haar oma moederszijde verblijft. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar eenhoofdig gezag toe te kennen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om afwijzing van het verzoek en bekrachtiging van de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2020, waarin het verzoek van de vrouw werd afgewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds 11 februari 2013 gezamenlijk gezag uitoefenen en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De vrouw heeft aangevoerd dat de man niet in het belang van de minderjarige handelt en dat er geen constructieve communicatie tussen hen mogelijk is. De man heeft echter betoogd dat hij betrokken is bij het leven van de minderjarige en dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die een wijziging van het gezag rechtvaardigen.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij een onderzoek zal aanvragen naar de toekomstige gezagsverhouding, nu het opvoedperspectief van de minderjarige bij de oma ligt. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebrengt. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vrouw afgewezen.