ECLI:NL:GHAMS:2021:3014
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verdeling gemeenschap van goederen en draagplicht schulden in echtscheidingsprocedure
In deze zaak betreft het een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam inzake de verdeling van de gemeenschap van goederen na echtscheiding. Partijen, een man en een vrouw, waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben een dochter. Hun huwelijk is op 1 april 2020 ontbonden. De man heeft in januari 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank van 28 oktober 2020, waarin de verdeling van de gemeenschap werd vastgesteld. De vrouw heeft in maart 2021 incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 augustus 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun advocaten.
De rechtbank had in de bestreden beschikking onder andere bepaald dat de vrouw de op haar naam staande bankrekeningen kreeg, met de verplichting om de helft van het saldo aan de man te vergoeden. De man en de vrouw zijn ieder voor de helft draagplichtig voor verschillende schulden, waaronder een schuld aan DUO en andere persoonlijke schulden. In hoger beroep heeft de man verzocht om de verdeling opnieuw vast te stellen, terwijl de vrouw de bestreden beschikking wilde vernietigen voor wat betreft de draagplicht van de man voor bepaalde schulden.
Het hof heeft geoordeeld dat de man en de vrouw ieder voor de helft draagplichtig zijn voor het flexibel krediet en de schuld aan Cleerdin en Hamer. De vrouw is veroordeeld om een bedrag van € 2.053,- aan de man te betalen ter zake van de huurtoeslag en € 560,48 voor de ziektekostenverzekering en internetkosten. De bestreden beschikking is gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.