ECLI:NL:GHAMS:2021:3003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
200.286.436/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over loonstop en re-integratieverplichtingen van werknemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [appellant], tegen zijn werkgever, P.M.T. Cargo Security B.V., over een loonstop die door de werkgever is doorgevoerd. De werknemer was van 15 maart 2013 tot 1 december 2019 in dienst bij de werkgever als Beveiliger. Hij viel op 29 augustus 2016 uit wegens arbeidsongeschiktheid. De werkgever stopte het loon van de werknemer per 2 juli 2018, omdat hij niet op het spreekuur van de bedrijfsarts was verschenen en geen passende werkzaamheden had aanvaard. De kantonrechter oordeelde dat de loonstop voor de periode van 2 tot en met 17 juli 2018 niet terecht was, maar dat de loonstop vanaf 18 juli 2018 wel gerechtvaardigd was, omdat de werknemer aangeboden werkzaamheden had geweigerd. De werknemer ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof oordeelde dat de loonstop vanaf 18 juli 2018 niet gerechtvaardigd was, omdat de werknemer door medicijngebruik niet in staat was om de aangeboden werkzaamheden als chauffeur uit te voeren. Het hof concludeerde dat de werkgever niet tijdig had aangegeven dat de loonstop was gebaseerd op de weigering van passende werkzaamheden. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de loonvordering over de periode van 18 juli 2018 tot 27 augustus 2018 afwees en kende de werknemer een bedrag van € 2.938,35 bruto toe, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.286.436/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 8356535 \ CV EXPL 20-2051
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 oktober 2021
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. H.D. van Duijvenbode te Zoetermeer,
tegen
P.M.T. CARGO SECURITY B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en PMT genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 19 oktober 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), van 5 augustus 2020, gewezen tussen [appellant] als eiser en PMT als gedaagde.
Op de rol van 15 december 2020 is tegen PMT verstek verleend.
[appellant] heeft een memorie van grieven, met producties genomen en heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk zal vernietigen en alsnog het achterstallige salaris over de periode 17 juli 2018 tot 27 augustus 2018, te vermeerderen met het vakantiegeld en de overige emolumenten en de wettelijke verhoging vanaf de vervaldatum tot aan de dag van de gehele betaling, zal toekennen, de toegewezen vordering onder 6.1 van het dictum zal bekrachtigen, met veroordeling van PMT in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en wettelijke rente.
Ten slotte heeft [appellant] arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen vonnis van 5 augustus 2020 onder 2.1 tot en met 2.23 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant] is van 15 maart 2013 tot 1 december 2019 bij PMT in dienst geweest in de functie van Beveiliger, laatstelijk tegen een salaris van € 1.989,60 bruto per vier weken, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de cao particuliere beveiliging (hierna: de cao) van toepassing.
2.2
Artikel 72 lid 1 van de cao bepaalt onder meer: ‘(...) In het tweede ziektejaar behoudt de werknemer doorbetaling van het ziektegeld tot 85% (…)’.
2.3
Op 29 augustus 2016 is [appellant] uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid is [appellant] niet belastbaar geweest voor arbeid.
2.4
In het rapport van de bedrijfsarts, [bedrijfsarts 1] (hierna: [bedrijfsarts 1] ), van 9 oktober 2017 staat onder meer:
‘(...) Uw wn heeft klachten die mentale en fysieke beperkingen veroorzaken. Hij heeft contacten in medisch circuit. Met uw wn is het advies besproken dat verwacht kan worden dat hij wel een begin maakt met reïntegratie en wel voor 5x4 uren. Het is wenselijk dat er nochtans voldoende structuur, ritme en regelmaat is in de reïntegratie periode en dat werkrooster de komende weken (ruim) vooraf bekend is bij uw wn. Mede gelet op het feit dat uw wn langer dan een jaar uit het arbeidsproces is geweest, adviseer ik u om hem de komende 4-6 weken geen werk aan te bieden met groot afbreukrisico dan wel eind-verantwoordelijkheid. Uw wn kreeg het advies om bij behandelaar na te vragen of er beperkingen zijn voor het autorijden. Zolang als dit niet duidelijk is, wordt autorijden niet geadviseerd. Voor het transportprobleem zal er een oplossing gezocht moeten worden (waar wn primair voor verantwoordelijk is). Met uw wn is ook besproken dat er de komende weken wellicht ook stappen gezet zullen kunnen worden in het opbouwen van uren: elke 2 weken een uur erbij (van 5x4 naar 5x5, 5x6, 5x7 en dan voltijds) (...)’.
2.5
In het rapport van de bedrijfsarts van 4 december 2017 staat onder meer:
‘(...) Van uw wn verneem ik dat klachten niet minder zouden zijn in vergelijking met vorig consult van 09/10/17. Maar ook verneem ik van uw wn dat hij l x is opgeroepen voor werk en daarna ook niet meer. De redenen waarom hij niet meer is opgeroepen, weet hij niet, aldus uw wn. Aan uw wn heb ik kenbaar gemaakt dat het advies van 09/10/17 ongewijzigd gehandhaafd kan worden. (...)’.
2.6
Bij e-mail van 23 december 2017 heeft [HR manager] , HR manager PMT (hierna: [HR manager] ) aan [appellant] geschreven:
‘(...) Gisteren heb jij mij per telefoon laten weten dat je vandaag niet komt werken. (...) Op 4 december jl. heeft de bedrijfsarts (...) in zijn
rapportage geschreven dat het re-integratie advies van 9 oktober jl. gehandhaafd blijft.
Indien de werknemer niet of onvoldoende meewerkt aan het re-integratieplan kan de
werkgever sancties opleggen. Vanaf aankomende maandag, 29 december, laat ik jou door de planning weer op het rooster zetten. Indien je weer niet op het werk verschijnt zullen wij overgaan tot stopzetting van het loon. (...)’.
2.7
Op voornoemde e-mail heeft [appellant] op 23 december 2017 gereageerd:
‘Ik heb aan jouw niet gezegd dat ik niet kom werken. Ik heb me aan jouw juist ziek gemeld. Na de advies van arbo ben ik wel mee gewerkt, en gewerkt op het platform. Ik moes eigenlijk volgens advies van arbo zonder eind verantwoordelijk met bovende sterkte werken. Maar pmt heeft mij normale dienst gegeven. Jullie hebben aan mij geen aangepaste werk aangeboden. (...)’.
2.8
Bij brief van 19 januari 2018 heeft [HR manager] aan [appellant] geschreven:
‘(...) Op 23
december jl. heb ik jou een bericht gestuurd dat wij met ingang van 25 december 2017 zullen overgaan tot stopzetten van jouw loon indien jij niet meewerkt aan jouw re-integratie verplichtingen.
Op 3 januari jl. hebben wij hierover nog een persoonlijk gesprek met [directeur]
(directeur) en ondergetekende gehad. In dit gesprek heb jij aangegeven dat je ziek bent en daardoor niet in staat bent om te werken. In die gesprek hebben wij aangegeven dat zowel de werknemer als de werkgever het advies van de bedrijfsarts dient te volgen.
Op 21 december jl. ben jij voor het laatst een paar uur op het werk verschenen. Zoals ook al aangegeven op 23 december hebben wij met ingang van 25 december 2017 jouw loon stop gezet.
Indien je het niet eens bent met het oordeel van de bedrijfsarts zou ik je willen adviseren een deskundigenoordeel bij het UWV of een second opinion bij een andere bedrijfsarts aan te vragen. (...)’.
2.9
[appellant] heeft op 1 maart 2018 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV, met betrekking tot de vraag of hij op 25 december 2017 het eigen werk weer volledig kon doen.
In het rapport van de arbeidsdeskundige van 24 april 2018 staat onder meer:
‘(...) De
verzekeringsarts van het UWV is op basis van haar onderzoek van mening dat de visie van de bedrijfsarts plausibel is en kan worden gevolgd. Client is per geschildatum geschikt te achten voorpassendewerkzaamheden. Op basis van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn de op 09 oktober 2017 genoemde beperkingen op datum geschil nog steeds aan de orde, dat wil zeggen geen werk met groot afbreuk risico dan wel eindverantwoordelijkheid. (...) Indien betrokkene op datum geschil werkzaamheden als beveiligingsmedewerker vliegtuigen zelfstandig diende te verrichten, zijn dit gezien de beperkingen geen passende werkzaamheden. (...)’.
2.1
In het rapport van de bedrijfsarts [bedrijfsarts 1] van 26 april 2018 staat onder meer:
‘(...) Uw wn presenteert nog immer klachten die beperkingen veroorzaken. Hij kreeg wederom uitvoerig uitleg inzake het verband tussen klachten, beperkingen en belastbare mogelijkheden en ook uitleg over het traject van de FML en AD-onderzoek. Van uw wn kreeg ik bevestigd dat er een gesprek is geweest met HR en de afspraak om re-integratie te starten met 3x3 u in aangepast werk. Uw wn kreeg van mij het advies om spoedig contact met u op te nemen voor de effectuering van de gemaakte afspraak met u. Ook is het advies met uw wn besproken om wekelijks uren op te bouwen. (...)’.
2.11
In het rapport van de arbeidsdeskundige van 18 mei 2018 staat onder meer:
‘(...)
Betrokkene re-integreert momenteel voor 9 uur per week in ander werk (...) met de huidige beperkingen kan betrokkene zijn eigen werk bij de eigen werkgever niet uitvoeren. (...) er is geen passende arbeid bij de eigen werkgever aanwezig. (...) er zijn mogelijkheden voor andere arbeid bij een andere werkgever. (...) Meneer is geschikt voor beveiligingsarbeid die hij overdag kan doen in teamverband. Of meneer kan werken als montagemedewerker, of als callcentermedewerker overdag. Meneer kan werken als beheerder in een parkeergarage. (...)’.
2.12
In het rapport van de bedrijfsarts van 4 juni 2018 staat onder meer:
‘(...) Van uw wn verneem ik dat reïntegratie en urenopbouw in aangepaste taken naar wens verloopt. (...) Naar het uitziet zal uw wn aan het einde van het 2e ziekte jaar nog niet volledig aantal uren participeren in het arbeidsproces. Ook is de prognose dat hij wel duurzaam het eigen werk zal kunnen gaan doen dubieus. Naast het verder blijven opbouwen van uren in de aangepaste taken is het inzetten van spoor 2 daarom de meest voor de hand liggende optie (...).’.
2.13
Bij e-mail van 28 juni 2018 heeft [HR manager] aan [appellant] geschreven:
‘(...) Vanmiddag hebben wij een gesprek gehad over de voortgang van jouw re-integratie. In dit gesprek heb jij aangegeven per direct te stoppen met de re-integratie, omdat jouw gezondheid achteruit gaat en je aan jezelf moet denken. Je hebt je daarop ziek gemeld. Ik heb je aangegeven dat je niet zomaar kunt stoppen met de re-integratie en dat dit de nodige gevolgen zal hebben. Jij hebt aangegeven je hiervan bewust te zijn en hebt gezegd dat je de eventuele consequenties zal aanvaarden. Aangezien zowel de werknemer als de werkgever verplicht zijn zich strak aan het re-integratieschema te houden, wil ik je dringend verzoeken morgen toch gewoon naar het werk te komen. Kom je morgen niet naar het werk dan zal dit worden gezien als werkweigering en zijn wij genoodzaakt het loon weer op te schorten. Ik zal jou op korte termijn laten oproepen bij de bedrijfsarts (...).’
2.14
Op voornoemde e-mail heeft [appellant] op 28 juni 2018 gereageerd:
‘(...) Vanmiddag heb ik me aan jouw ziek gemeld!!!!! Omdat ik mee niet meer aan trek, omdat ik me niet lekker voel, omdat mijn klacten erger worden, daarom heb ik me aan jouw ziek gemeld. Je heb aan mij gezegd dat je me aan alle partijen ga ziek melden!!! En nu eind van de dag met deze manier ga je me weer santeren als ik morgen niet werk kom, dan wordt het werkweigering gezien het vervolg loonstopzetting is ingezet. IK ZEG HIER NOGMAALS, IK BEN ZIEK, IK MELD ME ZIEK!!!!! ZIEK IS ZIEK Ik hoop dat het nu duidelijk is. Ik heb me best gedaan, ik doe me nogsteeds best!!! ik meld me vanmiddag en nu aan jou ziek!!! Morgen heb ik een afpraak huisarts!!! (...)’.
2.15
Bij brief van 2 juli 2018 heeft [HR manager] aan [appellant] geschreven:
‘(...) Vandaag is
vastgesteld dat u zowel afgelopen vrijdag als vandaag niet op het werk bent verschenen. Naar aanleiding van het ontstaat van deze situatie is op maandag 2 juli een consult bij de bedrijfsarts ingepland. U heeft bij onze Care Manager, [care manager] , aangegeven dat u niet op het afgesproken tijdstip van 13:10 uur bij de bedrijfsarts kan komen vanwege afspraak met de behandelaar. De Care Manager heeft vervolgens voorgesteld de afspraak te verschuiven naar 09:00 uur. U heeft aangegeven ook niet om 09:00 uur naar de bedrijfsarts te kunnen vanwege een afspraak met een andere behandelaar. Doordat u verzuimd heeft naar het spreekuur van de bedrijfsarts te komen heeft de bedrijfsarts geen beoordeling kunnen doen omtrent de nieuwe situatie. Wij stellen u in gebreke, omdat u zich niet aan de re-integratieverplichtingen houdt en u daarnaast ook niet naar het spreekuur van de bedrijfsarts bent gekomen. Wij zijn daarom genoodzaakt uw loon met ingang van 2 juli 2018 stop te zetten. Wij willen u nogmaals nadrukkelijk wijzen op de re-integratieverplichtingen t.a.v. spoor 1 en spoor 2 en gaan ervan uit dat u de verplichtingen die lopen in spoor 2 wel voort zet. (…)’.
2.16
In het rapport van een andere bedrijfsarts, [bedrijfsarts 2] , van 10 juli 2018 staat onder meer:
‘(..) Het grootste probleem is eigenlijk dat hij zich door de werkgever onvoldoende gehoord voelt. (...) Daarnaast geeft werknemer aan dat er weinig passend werk is. (...) sprake van ontevredenheid over de gang van zaken tijdens de re-integratie. Als bedrijfsarts moet ik u wijzen op het belang van het oplossen van deze problematiek met zo nodig toepassen Mediation. Of dit alles nu nog nuttig is (vlak voor de einde wachttijd beoordeling), is natuurlijk de vraag.
- belastbaarheid: de bedrijfsarts is van mening dat er sprake is van belastbaarheid (er is geen sprake van een GBM situatie). Re-integratie kan dus plaatsvinden. In ieder geval kan de re-integratie spoor II gewoon doorgaan. Een re-integratie spoor I acht ik eigenlijk pas mogelijk nadat de ervaren problematiek is besproken en opgelost evt middels Mediation. De belastbaarheid is middels een functionele mogelijkhedenlijst vastgelegd. (...).’.
2.17
In de functionele mogelijkhedenlijst van 10 juli 2018 staat onder meer dat werknemer:
(i) aangewezen is op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is, (ii) een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact kan hanteren, (iii) op korte afstand sanitaire voorzieningen beschikbaar moet hebben en (iv) verder geen (specifieke) beperkingen in functioneren heeft.
2.18
Bij brief van 20 juli 2018 heeft [HR manager] aan [appellant] geschreven:
‘(...) In het kader van het 2e spoor traject heeft de heer [naam] voor u een sollicitatiegesprek bij [bedrijf] geregeld. Na het gesprek (d.d. 18-07-2018) heeft de heer [naam 2] van [bedrijf] bij de Care Group aangegeven dat u tijdens het gesprek hebt gezegd nog niet klaar te zijn voor re-integratie vanwege behandelingen en medicatie. De heer [naam 2] heeft daarbij ook aangegeven dat zij op dit moment over meer dan voldoende werk beschikken. De bedrijfsarts, de heer [bedrijfsarts 1] , heeft al meerdere malen in zijn advies aangegeven dat u gedeeltelijk geschikt bent voor (aangepast) werk. U heeft aangegeven het niet met dit advies eens te zijn en u hebt om een second opinion gevraagd bij een andere bedrijfsarts. Op 10 juli jl. bent u bij de heer [bedrijfsarts 2] op het spreekuur geweest. De heer [bedrijfsarts 2] heeft in zijn advies geschreven dat er sprake is van belastbaarheid en re-integratie dus plaats kan vinden. Hij geeft hierbij aan dat de re-integratie, in ieder geval, in spoor 2 kan doorgaan. Ik wil u er op wijzen dat u als werknemer verplicht bent mee te werken aan de re-integratie. Hierbij ontvangt u een officiële waarschuwing voor het niet meewerken aan de re-integratie in spoor 2. (...)’.
2.19
Bij brief van 14 september 2018 is door het UWV aan [appellant] medegedeeld dat hij per 27 augustus 2018 recht heeft op een WIA(WGA)-uitkering op basis van 80-100%
arbeidsongeschiktheid. Tegen deze beslissing hebben zowel [appellant] als PMT bezwaar gemaakt. Op 21 maart 2019 heeft het UWV de bezwaren ongegrond verklaard en is - samengevat - geconcludeerd dat ‘
werknemer volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is per 27 augustus 2018’.
2.2
In de medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 maart 2019 staat onder meer:
‘(...) per geschildatum d.d. 25-12-2017 wordt cliënt wel belastbaar geacht voor passende werkzaamheden. Client heeft zich voor passende werkzaamheden eind december afgemeld, waarna loonstop. Hij vond de voorgestelde werkzaamheden niet passend. (...) Er zijn geen medische argumenten om af te wijken van het primaire medische oordeel. (...)’
2.21
Op 1 april 2019 heeft [appellant] een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, met betrekking tot passend werk binnen het bedrijf. Naar aanleiding van die aanvraag heeft het UWV bij brief van 29 april 2019 aan [appellant] geschreven:
‘(...) In verband hiermede hebben wij aanvullende informatie bij u opgevraagd. Deze hebben wij heden ontvangen. U heeft al eerder een deskundigenoordeel over dit verschil van mening aangevraagd. Wij hebben u op 29 april 2019 en op 14 september2019 laten weten wat ons oordeel was omtrent de passende arbeid en de re-integratie. Omdat u bij de huidige aanvraag geen nieuwe informatie heeft gegeven, kunnen wij helaas geen nieuw deskundigenoordeel geven. (...)’
2.22
Namens [appellant] is bij brief van 31 juli 2019 aan het UWV geschreven:
‘(...) Werkgever heeft de loonbetaling destijds stopgezet. Werkgever heeft cliënt losse taken aangeboden in een loods, zoals bijvoorbeeld: honden hokken schoonmaken, heftruck wassen, hele loods vegen, autowassen enzovoorts. Volgens cliënt was dat niet passend en heeft werkgever volgens hem onterecht de loonbetaling (...) stopgezet. Vandaar zijn verzoek om een nieuw deskundigenoordeel. Het door u bedoelde - eerder verstrekte - deskundigenoordeel zag op een andere situatie. Om het loon over de periode 2 juli 2018 tot 27 augustus 2018 te kunnen vorderen in een procedure, heeft cliënt op basis van de wet een deskundigenoordeel van UWV nodig, waarin UWV ingaat op de vraag of cliënt in voornoemde periode wel of niet tot werken in staat was en of de aangeboden losse werkzaamheden wel of niet als passend beschouwd konden worden. (...)’.
2.23
Op 17 december 2019 hebben [appellant] en PMT een vaststellingsovereenkomst getekend, waarmee het dienstverband met wederzijds goedvinden per 1 december 2019 is beëindigd. Ten aanzien van de finale kwijting zijn partijen in de vaststellingsovereenkomst een uitzondering overeengekomen met betrekking tot de tussen partijen gerezen discussie over het vanwege de loonstaking over de periode van 2 juli tot 27 augustus 2018 niet betaalde loon.

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd PMT te veroordelen tot betaling van € 4.938,40 bruto, zijnde het salaris over de periode 2 juli 2018 tot 27 augustus 2018, met wettelijke rente, wettelijke verhoging, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Na verweer van PMT heeft de kantonrechter 85% van het achterstallige salaris over de periode 2 juli 2018 tot en met 17 juli 2018, vermeerderd met vakantiegeld en de overige emolumenten, alsmede de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente, toegewezen, en de overige vordering afgewezen. De kantonrechter heeft hierbij het volgende overwogen:
“5.7. In een gesprek over de voortgang van de re-integratie op 28 juni 2018 heeft [appellant] zich bij PMT ziek gemeld. [appellant] heeft aangegeven zich niet lekker te voelen en dat zijn klachten verergeren. Volgens PMT heeft [appellant] ook gezegd dat hij per direct stopt met de re-integratie, omdat zijn gezondheid achteruit gaat en hij aan zichzelf moet denken. Daarop heeft PMT [appellant] - gelet op de re-integratieverplichtingen - per e-mail dringend verzocht om de volgende dag naar het werk te komen en aangegeven dat als [appellant] niet verschijnt, dit als werkweigering wordt gezien en het loon zal worden opgeschort. Ook heeft PMT aan [appellant] medegedeeld dat hij op korte termijn zal worden opgeroepen bij de bedrijfsarts, Op 29 juni 2018 en 2 juli 2018 verschijnt [appellant] niet op het werk. Daarbij is [appellant] ook niet verschenen bij het consult bij de bedrijfsarts op 2 juli 2018 om 09:00 uur. [appellant] had bij PMT aangegeven op 2 juli 2018 om 13:30 uur noch 09:00 uur bij de bedrijfsarts te kunnen verschijnen wegens afspraken met behandelaars. Uit de door [appellant] overgelegde stukken blijkt dat hij op 2 juli 2018 om 09:00 uur een afspraak had bij de huisarts en om 13:30 uur bij de psychiater. De kantonrechter acht derhalve voldoende aannemelijk gemaakt dat [appellant] op 2 juli 2019 niet naar de bedrijfsarts kon komen. Daarbij komt dat, voor zover [appellant] al zonder gegronde reden niet bij de bedrijfsarts zou zijn verschenen, hiermee - in tegenstelling tot het standpunt van PMT - geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 3, sub c en/of d, BW, maar van een situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 6 BW. PMT zou in een dergelijk geval aldus bevoegd zijn geweest het loon op te schorten vanaf 2 juli 2018, maar niet om – zoals zij heeft gedaan - een loonstop door te voeren.
5.8.
Vervolgens heeft bedrijfsarts De [bedrijfsarts 2] op 10 juli 2018 - samengevat - geoordeeld dat ten aanzien van [appellant] sprake is van belastbaarheid, zodat re-integratie kan plaatsvinden, in ieder geval in spoor 2. Verder heeft De [bedrijfsarts 2] te kennen gegeven dat hij re-integratie in spoor 1 eigenlijk pas mogelijk acht nadat de ervaren problematiek tussen [appellant] en PMT over de gang van zaken tijdens de re-integratie is besproken en opgelost, eventueel middels mediation. Ondanks dit advies van de bedrijfsarts heeft [appellant] op 18 juli 2018 in een sollicitatiegesprek in het kader van het spoor 2-traject aangegeven niet klaar te zijn voor re-integratie. De kantonrechter is van oordeel dat met het weigeren van de aangeboden werkzaamheden bij een andere werkgever wel sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 3, sub c en/of d, BW, zodat PMT de loonstop vanaf 18 juli 2018 (tot 27 augustus 2018) terecht heeft doorgevoerd.”
3.2
[appellant] richt zich met zijn (enige) grief tegen overweging 5.8 en het door de kantonrechter afwijzen van de loonvordering over de periode vanaf 18 juli 2018 tot 27 augustus 2018. [appellant] voert daartoe het volgende aan. In de brief van PMT van 2 juli 2018 staat als reden voor de loonstop genoemd het niet naar het spreekuur komen van de bedrijfsarts en het niet verschijnen op het werk. Als reden staat niet genoemd het weigeren van passend werk in het tweede spoor. In de brief van 2 juli 2018 staat (vanzelfsprekend) ook niet genoemd hetgeen door [appellant] in het gesprek op 20 juli 2018 is gezegd bij [bedrijf] . Ook in de brief van 20 juli 2018 van PMT staat de inhoud van het gesprek bij [bedrijf] op 18 juli 2018 niet genoemd als reden voor het doorvoeren van een (verdere) loonstop. Voor het niet meewerken aan re-integratie 2e spoor is door PMT toen alleen een officiële waarschuwing gegeven. Verder voert [appellant] aan dat hij geen passend werk in het 2e spoor heeft geweigerd. Gelet op zijn medicijngebruik was [appellant] namelijk niet geschikt om voor [bedrijf] als chauffeur te gaan werken. Dat met de door [appellant] gebruikte medicijnen niet auto gereden mag worden, wordt zowel bevestigd door zijn huisarts, als ook door het CBR, aldus de grief.
3.3
De grief slaagt en het hof overweegt daartoe als volgt. Stopzetting van loon op grond van artikel 7:629 lid 3 BW is gerechtvaardigd onder andere (sub c) voor de tijd dat de werknemer zonder deugdelijke grond passende arbeid (1e of 2e spoor) weigert, dan wel (sub d) voor de tijd dat de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of een door deze aangewezen deskundige (bijvoorbeeld de arbodienst) gegeven redelijke voorschriften die er op gericht zijn passende arbeid te verrichten. Op grond van lid 7 van genoemd wetsartikel kan de werkgever niet tot zo’n loonstop overgaan indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan van de grond daartoe is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen.
3.4
De kantonrechter heeft de loonstop over de periode 2 tot en met 17 juli 2018 niet terecht geacht, omdat [appellant] voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij op 2 juli 2018 niet naar de bedrijfsarts kon komen. De kantonrechter acht de loonstop vanaf 18 juli 2018, en tot 27 augustus 2018, wel terecht, aangezien [appellant] aangeboden werkzaamheden bij een andere werkgever (2e spoor) heeft geweigerd. Het hof acht de loonstop ook vanaf 18 juli 2018 niet gerechtvaardigd, nu voldoende aannemelijk is dat aan [appellant] door Munckhof werkzaamheden als chauffeur waren aangeboden, maar [appellant] hier vanwege zijn medicijngebruik niet toe in staat was. Het betroffen derhalve geen passende werkzaamheden. Bovendien was aan [appellant] niet onverwijld voorafgaand aan het opleggen van de loonstop aangezegd dat nu juist dit de grond was voor het opleggen van de loonstop.
3.5
[appellant] heeft niet gegriefd tegen de overweging (5.10) en het daarop gebaseerde oordeel van de kantonrechter dat gedurende het tweede ziektejaar slechts aanspraak bestond op 85% van het loon. Aan [appellant] zal daarom over de periode 18 juli tot 27 augustus 2018 85% van zijn salaris (dat € 1.989,60 bruto per vier weken bedraagt, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten) worden toegekend. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat zijn reguliere salaris inclusief vakantietoeslag en onregelmatigheidstoeslag € 123,46 bruto per dag bedraagt. Hij heeft ook onweersproken aangevoerd dat de gehele periode 2 juli tot 27 augustus 2018 veertig werkdagen omvatte. Door de kantonrechter was (85%) van het loon over de periode 2 tot en met 17 juli 2018 toegewezen, naar het hof aanneemt derhalve 12 werkdagen. Thans zal daarom worden toegewezen (85%) van het loon over de resterende 28 werkdagen, zijnde een bedrag van 85% x 28 x € 123,46 bruto = € 2.938,35 bruto. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum en met de wettelijke verhoging, die wordt beperkt tot 20%.
3.6
De grief slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal gedeeltelijk worden vernietigd. PMT zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de loonvordering over de periode 18 juli 2018 tot 27 augustus 2018 is afgewezen
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt PMT tot betaling aan [appellant] van € 2.938,35 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de vervaldatum en met de wettelijke verhoging, die wordt beperkt tot 20%;
veroordeelt PMT in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 342,47 aan verschotten en € 500,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 432,89 aan verschotten en € 1.114,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
bekrachtigt het dictum onder 6.1 en 6.3 van het vonnis;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, H.T. Van der Meer en T.S. Pieters en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.