GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.283.488/01, 200.283.490/01, 200.283.500/01 en 200.283.502/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/287837 / FA RK 19-2372, C/15/282973 / FA RK 18-7146 en C/15/291789 / FA RK 19-4341
Beschikking van de meervoudige familiekamer van 21 september 2021 inzake
In de zaak met zaaknummers 200.283.488/01 en 200.283.490/01:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven
[de man] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout
en in de zaak met zaaknummers 200.283.500/01 en 200.283.502/01:
[de man] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 24 juni 2020, hersteld bij beschikking van 15 juli 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
2 Het geding in hoger beroep
In de zaak met zaaknummers 200.283.488/01 en 200.283.490/01 (hoger beroep vrouw):
2.1.De vrouw is op 21 september 2020 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 juni 2020.
2.2.De man heeft op 9 november 2020 een verweerschrift tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3.De vrouw heeft op 26 januari 2021 een verweerschrift op het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingediend.
In de zaak met zaaknummers 200.283.500/01 en 200.283.502/01 (hoger beroep man):
2.4.De man is op 22 september 2020 in hoger beroep gekomen. Op 14 oktober 2020 is een gecorrigeerd appelschrift ingekomen, met daarin in rood opgenomen enkele tekstuele correcties.
2.5.De vrouw heeft op 25 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.6.Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- op 14 oktober 2020 het procesdossier van de eerste aanleg voorzien van een productielijst eerste instantie;
- op 2 november 2020 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 mei 2020 bij de rechtbank Noord-Holland;
- een brief van de zijde van de man van 19 april 2021 met bijlagen (producties N t/m U), ingekomen op diezelfde datum.
2.7.De mondelinge behandeling van de beide geschillen in hoger beroep heeft op 29 april 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
2.8.Na de zitting is op 11 mei 2021 een journaalformulier van de zijde van de vrouw ingekomen van 7 mei 2021, met als bijlage een e-mail van [de bewindvoerder] , bewindvoerder van de vrouw, waarbij aan de advocaat van de vrouw ten aanzien van de vermogensrechtelijke geschillen toestemming wordt gegeven de procedures in hoger beroep te voeren.