ECLI:NL:GHAMS:2021:2935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
23-000544-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van poging tot diefstal met geweld in woningoverval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld. De zaak betreft een woningoverval die op 13 april 2019 plaatsvond in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met een mededader de woning binnendrongen en de aanwezige slachtoffers met geweld hebben overmeesterd. De slachtoffers werden geslagen, vastgebonden en onder een deken gelegd. De politie greep tijdig in, waardoor de verdachte en zijn mededader niet met de buit konden ontsnappen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een plan hadden om de woning te overvallen, wat blijkt uit hun voorbereiding en uitvoering van het geweld. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke misdrijven in de samenleving veroorzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000544-20
Datum uitspraak: 23 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-090170-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging – en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of aan een derde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (bij de woning) heeft opgewacht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woning binnen te dwingen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of te trappen en/of
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zodanig vast te binden dat hij/zij van zijn/hun vrijheid werd(en) beroofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of aan een derde toebehoorde
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (bij de woning) heeft opgewacht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woning binnen te dwingen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of te trappen en/of
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zodanig vast te binden dat hij/zij van zijn/hun vrijheid werd(en) beroofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (bij de woning) op te wachten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woning binnen te dwingen en/of
- de handen en/of voeten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] vast te binden;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of trappen en/of
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] vast te binden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd om redenen van doelmatigheid.
Bewijsmotivering
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Zowel medeverdachte [medeverdachte] als slachtoffer [slachtoffer 2] verklaren in hoger beroep dat er sprake was van een persoonlijk geschil tussen hen. Verder kan aan de hand van het dossier niet wordt vastgesteld dat de verdachten de woning hebben doorzocht en goederen van hun gading gereed hebben gelegd. Het ontbreekt aan een begin van uitvoering en het ontbreekt aan opzet aan de zijde van de verdachte op het primair tenlastegelegde, zodat er geen voornemen/oogmerk bestond op wederrechtelijke toe-eigening. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich.
Het hof verwerpt het verweer en acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Op 13 april 2019 betreden twee gemaskerde mannen met veiligheidshesjes aan de achtertuin van de woning aan de [adres] te Amsterdam en gaan vervolgens via de schuifpui die woning in. Kort daarna komt een andere man met een rugzak die achtertuin ingelopen en op het moment dat hij de schuifpui opent, komen de twee andere mannen die eerder de woning in gingen naar buiten. De man met de rugzak rent weg, maar wordt door de twee mannen gepakt, geslagen en vervolgens de woning in gesleept. Een anonieme getuige maakt hiervan melding bij de politie. De politie komt enkele minuten later ter plekke. Enkele verbalisanten betreden de achtertuin en zien door de schuifpui achter een bankstel voeten uitsteken. De verbalisanten bonzen op de schuifpui, maar hierop wordt niet gereageerd. De verbalisanten verbreken vervolgens de schuifpui om de woning te kunnen betreden. Bij het betreden blijken er twee mannen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], op de grond te liggen met hun handen vastgebonden en met verwondingen in hun gezicht. Op het moment dat de verbalisanten via de schuifpui de achterkant van de woning betreden, staat een andere eenheid verbalisanten voor de voordeur van de woning. Zij zien dat de voordeur ineens opengaat en een tweetal personen de woning uitloopt. De mannen blijven staan en worden aangehouden. Vervolgens blijkt een derde man zich achter de voordeur te hebben verstopt. Deze man wordt ook aangehouden. Bij de verdachte en [medeverdachte] is bij hun fouillering een veiligheidshesje in beslag genomen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij hoorde dat de achterdeur werd opengedaan. Hij draaide zich om en binnen twintig seconden werd hij heel hard geslagen met een hard voorwerp. Hij viel op de grond en werd geschopt en geslagen. Vervolgens werd er een deken over zijn hoofd gedaan en werd hij vastgebonden. Nadat hij daar enige tijd had gelegen, werd [slachtoffer 1] naast hem neergelegd. Toen de mannen binnenkwamen via de schuifdeur riep een van hen ‘politie, politie’. Daarna hebben de mannen niet meer met elkaar gesproken. [slachtoffer 2] hoorde enkel geknip met vingers. Ook hoorde hij de mannen door het huis lopen en de woning doorzoeken. [slachtoffer 2] hoorde dit op de begane grond en de bovenverdieping. Het waren duidelijke geluiden, hij hoorde hout en dat een kast openging, dat soort geluiden.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat toen hij de schuifpui opendeed, hij gemaskerde personen zag. Hij schrok en probeerde weg te rennen. Iemand pakte hem beet en toen is [slachtoffer 1] geslagen en op de grond gevallen. Vervolgens is hij de woning ingesleept, vastgebonden en naast [slachtoffer 2] gelegd.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof stelt in dit verband vast dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in ieder geval voorwetenschap moeten hebben gehad van de exacte verblijfplaats van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], het huisnummer, het gegeven dat drugs aanwezig zouden zijn in de woning, de ligging van de woning en daarmee de mogelijkheid om via de achtertuin de woning te betreden. Voorts hadden beiden veiligheidshesjes aan om blijkbaar de indruk te wekken dat zij van de politie waren. Eén van hen riep in overeenstemming daarmee: ‘politie, politie’, toen zij de woning betraden. Vervolgens zijn zij direct bij binnenkomst overgaan tot het uitoefenen van geweld op [slachtoffer 2], waarna zij [slachtoffer 1] hebben opgewacht en hem de woning in hebben gesleept. Zij hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daaropvolgend met elektriciteitskabels vastgebonden. De verdachte en [medeverdachte] hebben ook getracht herkenning en identificatie te voorkomen, zij waren namelijk gemaskerd en hebben een deken over [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heen gegooid nadat zij hen vastgebonden hadden en hebben niet met elkaar gesproken, maar enkel gecommuniceerd door met hun vingers te knippen. Daarna hebben zij de woning doorzocht. Toen zij kort daarna ter plekke door de politie werden aangehouden, droegen de verdachte en [medeverdachte] nog steeds de veiligheidshesjes.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat sprake moet zijn geweest van een door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vooropgezet plan, gericht op het zich met geweld toe-eigenen van klaarblijkelijk drugs, welk plan door hen beiden in gezamenlijkheid is uitgevoerd. Er is dan ook sprake van nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat er sprake was van een persoonlijk geschil tussen [slachtoffer 2] en medeverdachte [medeverdachte] en niet van een woningoverval. [medeverdachte] wilde dit geschil enkel uitspreken met [slachtoffer 2] en dit is uit de hand gelopen. Ter ondersteuning hiervan is door de verdediging verwezen naar een in hoger beroep overgelegd ongedateerd briefje van die strekking, ondertekend namens [slachtoffer 2] dat via diens advocaat bij de verdediging terecht is gekomen.
De verdachte heeft zich gedurende lange tijd op zijn zwijgrecht beroepen en eerst ter terechtzitting in hoger beroep deze verklaring afgelegd. Zijn verklaring wordt enkel ondersteund door het in hoger beroep overgelegde briefje dat van [slachtoffer 2] afkomstig zou zijn. Het hof merkt op dat op generlei wijze geverifieerd kan worden of dit briefje daadwerkelijk van [slachtoffer 2] afkomstig is, en dat dit bovendien in strijd is met diens eerdere verklaringen, die hij op verschillende momenten, zowel in zijn eigen zaak als in onderhavige zaak, bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij in de woning werd overvallen en vastgebonden wordt bovendien door een groot aantal objectieve bewijsmiddelen ondersteund. Het hof acht de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk en zal hieraan voorbij gaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 13 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- die [slachtoffer 1] bij de woning heeft opgewacht en
- vervolgens die [slachtoffer 1] de woning binnen te dwingen en
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en
- de handen en voeten van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig vast te binden dat zij van hun vrijheid werden beroofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de in eerste aanleg opgelegde straf te hoog is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededader op klaarlichte dag een woning overvallen. Zij zijn de woning binnengedrongen, waar op dat moment slachtoffer [slachtoffer 2] aanwezig was. Zij hebben deze meteen bij binnenkomst met kracht in het gezicht geslagen en geschopt, waarna zij hem hebben vastgebonden en onder een deken hebben gelegd. Vervolgens hebben zij gewacht tot [slachtoffer 1] thuis kwam, hem met geweld overmeesterd, vastgebonden en naast [slachtoffer 2] neergelegd, waarna de woning is doorzocht. Dat verdachte en [medeverdachte] er uiteindelijk niet in zijn geslaagd om er met de buit vandoor te gaan, is uitsluitend te danken aan het tijdig ingrijpen door de politie.
Door aldus te handelen heeft de verdachte op intimiderende wijze een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, temeer omdat een woning bij uitstek de plaats is waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Uit de foto’s die in het dossier zitten, blijkt dat de slachtoffers flink zijn toegetakeld. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven in de samenleving onrust en algemene gevoelens van onveiligheid. Het feit vond immers plaats op klaarlichte dag, midden in een woonwijk. De verdachte heeft zich aan die gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving niets gelegen laten liggen.
Bij de strafoplegging slaat het hof acht op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder houdt het hof ten nadele van de verdachte rekening met de planmatige en professionele werkwijze van de verdachte en zijn mededader en het letsel dat voornamelijk aan slachtoffer [slachtoffer 2] was toegebracht. Ook tilt het hof zwaar aan het feit dat de verdachte op klaarlichte dag een woning midden in een woonwijk heeft overvallen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 februari 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. M. Jurgens en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 maart 2021.