In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte door de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 22,25 kilogram cocaïne op 26 augustus 2020 te Amsterdam-Duivendrecht. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de verdovende middelen in het voertuig. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte, die een Peugeot bestuurde, wist van de verborgen ruimte in het voertuig waarin de cocaïne was verstopt. De verdachte had verklaard het voertuig van een vriend te hebben geleend en toonde zich nerveus toen de politie hem aanhield. Het hof oordeelde dat het volstrekt onaannemelijk was dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in het voertuig. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft de in beslag genomen bestelauto onttrokken aan het verkeer, aangezien deze was gebruikt voor het vervoer van de drugs. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.