ECLI:NL:GHAMS:2021:2931

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
23-002860-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk vervoeren van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte door de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 22,25 kilogram cocaïne op 26 augustus 2020 te Amsterdam-Duivendrecht. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de verdovende middelen in het voertuig. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte, die een Peugeot bestuurde, wist van de verborgen ruimte in het voertuig waarin de cocaïne was verstopt. De verdachte had verklaard het voertuig van een vriend te hebben geleend en toonde zich nerveus toen de politie hem aanhield. Het hof oordeelde dat het volstrekt onaannemelijk was dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in het voertuig. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft de in beslag genomen bestelauto onttrokken aan het verkeer, aangezien deze was gebruikt voor het vervoer van de drugs. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002860-20
Datum uitspraak: 21 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-217122-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 21 blokken, met een gewicht van ongeveer 22,25 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat, mede gelet op de ontkenning van de verdachte, wettig (en overtuigend) bewijs ontbreekt voor de wetenschap bij de verdachte van de aanwezigheid van de verdovende middelen én van de verborgen ruimte in het door hem bestuurde voertuig.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een eventuele bewezenverklaring beperkt moet worden tot drie pakketten, nu geen sprake is van een voldoende representatieve bemonstering, waardoor niet kan worden vastgesteld dat alle 21 pakketten cocaïne hebben bevat.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat de verdachte op 26 augustus 2020 in Amsterdam-Duivendrecht een Peugeot met een Belgisch kenteken heeft bestuurd, in welk voertuig zich een verborgen ruimte bevond met daarin pakketten met een materiaal bevattende cocaïne. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte wist van de aanwezigheid van deze verdovende middelen en beantwoordt die vraag bevestigend. Daarvoor is het volgende van belang.
Verbalisant [verbalisant], belast met verkeerstoezicht, gaf de verdachte een stopteken omdat op het kenteken van de Peugeot twee verkeersboetes openstonden. Nadat de verdachte aan het stopteken had voldaan, gaf hij zijn personalia op en deelde hij de verbalisant mee dat hij niet de eigenaar van het voertuig was en dat hij dit van een vriend had geleend om van België naar Amsterdam te gaan. Geconfronteerd met de boetes, deelde de verdachte mee dat hij enkel 200 á 300 euro bij zich had en verder niets. Kennelijk om dit laatste kracht bij te zetten, opende hij de achterklep van de Peugeot. De verbalisant constateerde dat de laadruimte leeg was én dat er een afwijking was aan de bodemplaat van het voertuig. Hierdoor kreeg de verbalisant het vermoeden dat zich in het voertuig een verborgen ruimte bevond. Hij gaf de verdachte de cautie, waarbij de verbalisant wees naar de plek waar hij een verborgen ruimte vermoedde. De verdachte, die eerst ontspannen was overgekomen, toonde zich nu zeer zenuwachtig. De verdachte is daarop buiten zicht van de achterbak geplaatst, waarna de verbalisant de bodemplaat heeft opengemaakt. Daaronder bleek zich een verborgen ruimte te bevinden, gevuld met boodschappentassen (met daarin blokken). Toen de verbalisant naar de verdachte liep teneinde deze mee te delen dat hij was aangehouden, deed de verdachte, voordat de verbalisant iets had gezegd, zijn beide handen naar voren en hield hij deze naast elkaar, kennelijk om geboeid te worden. De verbalisant vroeg aan de verdachte wat hij bedoelde, waarop deze, erg verdrietig kijkend, reageerde met ''Yes, you know...'.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte, nog voordat de verbalisant had gezegd dat hij de verdachte aanhield omdat hij een verborgen ruimte met daarin tassen had aangetroffen en zonder dat de verdachte dit zelf had kunnen zien, besefte dat hij zou worden aangehouden. In redelijkheid kan dit niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte wetenschap had van de verborgen ruimte én de zich daarin bevindende verdovende middelen. Dit laatste ligt temeer voor de hand, nu het volstrekt onaannemelijk is dat ‘een vriend’ – de verdachte verklaarde aanvankelijk hem niet bij naam te kennen – aan de verdachte een voertuig uitleent om van België naar Nederland te rijden, terwijl zich in dat voertuig verdovende middelen ter waarde van tonnen euro bevinden, en de verdachte daarvan onwetend is.
Op basis van het voorgaande acht het hof dan ook bewezen dat de verdachte wist dat hij cocaïne vervoerde.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer overweegt het hof als volgt.
In de verborgen ruimte van het door de verdachte bestuurde voertuig bevonden zich drie tassen met in elk zeven blokken, dus in totaal 21 blokken. Het totaalgewicht van de elk van de drie tassen was nagenoeg gelijk, namelijk 7,43 kilogram, 7,58 kilogram en 7,45 kilogram. Verder kwamen de blokken wat betreft afmetingen overeen. Van deze 21 blokken zijn drie monsters genomen die positief testten op cocaïne.
Het voorgaande brengt mee dat – behalve indien er concrete aanwijzingen zijn om hieraan te twijfelen – er van moet worden uitgegaan dat de inhoud van de verschillende blokken dezelfde is en dat dus de monsterneming voldoende representatief is geweest. Nu van bedoelde aanwijzingen in onderhavige zaak geen sprake is, wordt het verweer verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2020 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, opzettelijk heeft vervoerd 21 blokken van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gewezen op de erg jeugdige leeftijd van de verdachte, het gegeven dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en de omstandigheid dat de verdachte zijn volledige medewerking heeft verleend.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ruim 20 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen cocaïne moet aangenomen worden dat deze bestemd was voor de handel. De verspreiding van en handel in deze grote hoeveelheden cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar vormt voor de veiligheid in de samenleving.
Gelet hierop is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht noemen voor het vervoeren van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden. In eerste aanleg is een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opgelegd. Mede omdat deze straf ook door de advocaat-generaal is gevorderd, zal het hof volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van vier jaren. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen ruimte voor oplegging van een lagere straf.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Onder verdachte is een witte bestelauto van het merk Peugeot in beslag genomen. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het, gelet op de aangebrachte verborgen ruimte in het voertuig, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Bestelauto.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juli 2021.
Mrs. Quaedvlieg, Dantuma-Hieronymus en Van Riel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.