In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 30 september 2020 aangevochten, waarin de kinderbijdrage was vastgesteld op € 180,- per maand. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de kinderbijdrage te verlagen naar nihil. Het hof heeft vastgesteld dat de man voor 50% arbeidsgeschikt is en dat hij zich redelijkerwijs een inkomen kan verwerven van € 2.429,- bruto per maand. De vrouw heeft een draagkracht van € 501,- per maand. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 801,- per maand. Na beoordeling van de financiële situatie van beide partijen, heeft het hof besloten dat de man met ingang van 1 april 2020 een kinderbijdrage van € 121,- per maand moet betalen aan de vrouw. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe bijdrage vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de zorgkorting en de draagkracht van beide ouders. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij het hof de financiële mogelijkheden van de man en de vrouw zorgvuldig heeft afgewogen.