ECLI:NL:GHAMS:2021:2880

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
200.292.470/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader tot omgang met zijn dochter, [de minderjarige]. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, heeft verzocht om een omgangsregeling met zijn dochter, die sinds 2018 geen contact meer met hem heeft gehad. De moeder heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek, waarbij zij de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] en de negatieve impact van de omgang op haar geestelijke ontwikkeling benadrukt. De rechtbank had eerder de omgang ontzegd, en het hof heeft deze beslissing nu bekrachtigd. Het hof oordeelt dat er onvoldoende basis is voor een omgangsregeling, gezien de zorgen over de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en het gedrag van de vader. De vader heeft in het verleden problemen gehad met zijn gedrag en heeft recentelijk nog gedetineerd gezeten. De moeder heeft ook aangegeven dat [de minderjarige] bang is voor de vader, wat de beslissing van het hof verder onderbouwt. Het hof concludeert dat het in het belang van [de minderjarige] is om de omgang met de vader niet toe te staan, en dat er geen ruimte is voor een opbouwregeling op dit moment. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind, waarbij de stabiliteit en veiligheid van [de minderjarige] voorop staan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.292.470/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/290970 / FA RK 19-3946
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 augustus 2021 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Zaandam,
en
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Krim te Haarlem.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [dochter] (hierna te noemen: [de minderjarige] );
- de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 20 januari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 2 april 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 januari 2021.
2.2
De moeder heeft op 17 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 5 augustus 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd;
- de raad, vertegenwoordigd door mevr. D. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de vader en de moeder is geboren:
- [de minderjarige] , [in] 2011.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent alleen het gezag over haar uit.
3.2
[de minderjarige] heeft in de periode van 6 januari 2014 tot 6 januari 2018 onder toezicht gestaan. Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank van 10 januari 2018 is zij opnieuw onder toezicht van de GI gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd en thans nog voortduurt tot 10 januari 2022.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 5 februari 2014 is, voor zover nu van belang, een omgangsregeling vastgesteld, die inhoudt dat de vader en [de minderjarige] gerechtigd zijn onder begeleiding van de GI omgang met elkaar te hebben eenmaal per week gedurende een uur, in onderling overleg met de GI uit te breiden.
3.4
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2014 is aan de vader een straat- en contactverbod opgelegd en is aan de moeder een contactverbod opgelegd.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 3 augustus 2016 is een omgangsregeling vastgesteld, die inhoudt dat de vader en [de minderjarige] gerechtigd zijn omgang met elkaar te hebben eenmaal in de drie weken gedurende twee uur, onder begeleiding van de jeugdzorgwerker of Stichting De Linde, om te beginnen volgens het door de jeugdzorgwerker d.d. 14 april 2016 gemaakte schema. De jeugdzorgwerker zal beslissen over uitbreiding en/of aanpassing van de omgangsregeling.
3.6
Bij beschikking van de rechtbank van 15 augustus 2018 is de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd.
3.7
Bij proces-verbaal uitspraak van 9 januari 2020 heeft de rechtbank de raad verzocht de mogelijkheden van omgang tussen de vader en [de minderjarige] te onderzoeken en daarover te rapporteren. De raad heeft op 27 juli 2020 rapport uitgebracht, waarin is geadviseerd de vader de omgang met [de minderjarige] te ontzeggen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen en is hem het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd. Voorts is bepaald dat de moeder de vader – via de gezinsvoogd – eenmaal per vier weken met betrekking tot [de minderjarige] informeert over haar schoolgang, buitenschoolse activiteiten, gezondheid, medische behandelingen en haar algehele welzijn. Daarbij dient de moeder – ook via de gezinsvoogd – één of meer recente foto’s van [de minderjarige] aan de vader te verstrekken.
Deze beslissing is gegeven op het verzoek van de vader om de hiervoor genoemde beschikking van 15 augustus 2018 te wijzigen, in die zin dat hij met [de minderjarige] weer omgang zal hebben, welke omgang zal worden opgebouwd en begeleid door de gezinsvoogd, en op het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder hem éénmaal per vier weken per e-mailbericht dient te informeren over het welzijn van [de minderjarige] , waarbij tevens recente foto’s worden gevoegd.
De moeder had bij zelfstandig verzoek verzocht een onderzoek door de raad te gelasten.
4.2
De vader verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat voormelde beschikking van 15 augustus 2018 wordt gewijzigd, in die zin dat hij met [de minderjarige] weer omgang zal hebben, welke omgang zal worden opgebouwd en begeleid door de gezinsvoogd, dan wel een omgangregeling vast te stellen die het hof juist acht. Daarnaast verzoekt de vader te bepalen dat de moeder hem eenmaal per vier weken per e-mailbericht dient te informeren over het welzijn van [de minderjarige] , waarbij tevens recente foto’s worden gevoegd.
4.3
De moeder verzoekt de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek om een informatieregeling ingetrokken, omdat de gevraagde regeling al in de bestreden beschikking is neergelegd. Op het verzoek van de vader hoeft dus niet meer te worden beslist.
5.2
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter – voor zover hier van belang - op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
Door en namens de vader wordt aangevoerd dat in de bestreden beschikking ten onrechte is geoordeeld dat de omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de vader kennelijk ongeschikt is om omgang met [de minderjarige] te hebben. De vader en [de minderjarige] hebben inmiddels ruim vier jaar geen omgang met elkaar gehad. Dit doet de vader veel verdriet. Hij ziet in dat hij vanwege de door hem gemaakte fouten een eigen aandeel in het ontbreken van omgang heeft gehad. Het verslechterde contact tussen hem en de GI in de afgelopen periode heeft hierbij echter ook een rol gespeeld. De vader verblijft al twee jaar niet meer in detentie en heeft zijn leven gebeterd. Gelet op de positieve wijze waarop de ambulante begeleiding door [de begeleider] , verbonden aan Stichting De Linde, verloopt, kan niet worden gezegd dat de vader onvoldoende in staat is om over zijn eigen gedrag na te denken, hij hierdoor niet begeleidbaar is gebleken en hij wantrouwend is naar instanties, zoals de raad heeft gesteld. De vader is verhuisd naar [plaats] en zal in plaats van [de begeleider] een andere begeleider krijgen. De vader woont nu alleen, omdat hij in de woning van zijn vorige vriendin zwaar mishandeld is. De vader wil graag een hechte band met zijn dochter op bouwen. [de minderjarige] kan er op latere leeftijd last van krijgen dat zij geen omgang met haar vader heeft. Voordat hem de omgang met [de minderjarige] werd ontzegd, is deze altijd goed verlopen. De vader kan [de minderjarige] de regelmaat en structuur bieden, die zij vanwege ADHD, ASS en een verstandelijke beperking nodig heeft. Hij is de liefdevolle vader die zij nodig heeft, en gelooft niet dat [de minderjarige] bang voor hem is. De vader heeft geen problemen met de moeder, maar vindt dat zij haar eigen probleem maakt tot het probleem van [de minderjarige] . De vader is bereid de omgang te laten plaatsvinden onder vast te stellen voorwaarden, zoals een straat- en contactverbod tussen de ouders, hoewel hij blijft ontkennen de moeder mishandeld te hebben. De vader heeft van de GI vernomen dat de moeder grote stappen heeft gemaakt, zodat zij – zeker als er voorwaarden aan de omgang worden gesteld – in staat moet worden geacht om [de minderjarige] op te vangen en te begeleiden als er omgang tussen [de minderjarige] en de vader plaatsvindt. De samenwerking met de GI stemt de vader niet tot tevredenheid, omdat de nieuwe gezinsvoogd hem nog maar één keer heeft gebeld en hij via de mail met haar moet communiceren.
5.4
Door en namens de moeder wordt benadrukt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij geen contact met haar vader heeft. [de minderjarige] is de afgelopen jaren veelvuldig getuige geweest van conflicten tussen haar ouders en/of tussen de vader en de familie van de moeder. De vader is betrokken geweest bij incidenten (na)bij de woning van de moeder. De vader heeft de moeder uitgescholden, haar van slecht moederschap beschuldigd en zich ook anderszins negatief tegenover haar uitgelaten als zij met [de minderjarige] op straat liep en zij elkaar tegenkwamen. Omdat de vader ongevraagd op het schoolplein op [de minderjarige] stond te wachten, heeft de moeder haar op een andere school moeten plaatsen. De moeder is op aandringen van de GI twee jaar geleden naar een andere woonplaats verhuisd. Uit de door mevrouw M. de Boer, verbonden aan De Linde, opgestelde verklaring blijkt dat de moeder last heeft van spanningsgerelateerde klachten zoals angst, paniekaanvallen en trichotillomanie, het haar zwaar valt om overdag te functioneren en zij het nog steeds moeilijk vindt om in haar nieuwe omgeving haar draai te vinden en erop te vertrouwen dat deze haar voldoende veiligheid biedt. [de minderjarige] is bang voor de vader en dat komt met name omdat de vader niet voorspelbaar is. Zij kan niet zien of hij blij of boos is, of ineens geweld gaat gebruiken. Een paar maanden geleden heeft [de minderjarige] de vader vanuit een auto gezien en raakte zij in paniek. De moeder ontvangt opvoedondersteuning van Philadelphia en wacht op een behandeling van ‘De Hartekamp’. Zij heeft al haar kracht nodig voor de opvoeding van [de minderjarige] , een beschadigd en kwetsbaar kind met een ontwikkelingsachterstand dat op het speciaal onderwijs zit en momenteel achterblijft in de klas. [de minderjarige] gebruikt medicijnen tegen ADHD, maar het is nog zoeken naar het meest effectieve middel en de juiste dosering. Binnenkort zal zij een traumabehandeling gaan volgen. De moeder betwist dat de vader zijn leven heeft gebeterd. Hij is recentelijk nog gedetineerd geweest in verband met een poging tot doodslag. De vader zorgt voor veel onrust en problemen; tijdens de omgang heeft hij [de minderjarige] belast met niet voor kinderen bedoelde zaken, hij is afspraken niet nagekomen en hij heeft geweldsincidenten op zijn naam staan. De vader heeft middelen gebruikt en hij maakt met veel mensen ruzie. Het gaat momenteel iets beter met [de minderjarige] ten opzichte van de periode dat zij nog contact had met haar vader. De draagkracht van de moeder is beperkt. De aanwezigheid van de vader in het leven van [de minderjarige] , en daarmee ook in het leven van de moeder, zal de rust verstoren.
5.5
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling gewezen op de rapportage van de raad van 29 juli 2020 en acht het advies om de omgang te ontzeggen nog steeds van toepassing. De gezinsvoogd is met een pedagogenpraktijk aan het onderzoeken of er nog een traumabehandeling dient plaats te vinden bij [de minderjarige] . Nadat de gezinsvoogd de zaak had overgenomen in het voorjaar van 2021, heeft de vader haar manager gebeld en telefonistes bedreigd. Om die reden heeft zij de vader laten weten dat hij zijn vragen voortaan via de mail kan stellen en dat deze ook via de mail worden beantwoord.
5.6
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Er zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie zouden leiden dan eerder beschreven in de raadsrapportage. Er is sprake van een broos evenwicht bij [de minderjarige] en haar moeder. Omgang zou dit evenwicht verstoren en dat is niet in het belang van [de minderjarige] . Voordat er ooit omgang tot stand zou kunnen komen, dient de vader eerst te leren om te reflecteren op zijn gedrag en op wat er gebeurd is. De moeder moet leren haar angst los te laten.
5.7
Het hof deelt niet de visie van de vader dat het positief zal uitwerken voor [de minderjarige] als hij omgang met haar zal hebben. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking goed gemotiveerd uitgelegd dat omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de vader kennelijk ongeschikt is om omgang met [de minderjarige] te hebben. Het hof onderschrijft dat oordeel en neemt het over.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de vader naar voren gebracht dat hij heel gemotiveerd is om alle hulp te ontvangen teneinde begeleide omgang goed te laten verlopen. Er zijn echter teveel twijfels over de mogelijkheid van de vader om, zelfs met de nodige begeleiding, te komen tot een duurzame omgangsregeling. In het verleden is gebleken dat hij moeite had om een omgangscontact vol te houden en dat zijn aandacht verminderde, terwijl hij volledig beschikbaar voor [de minderjarige] moest zijn, gelet op haar problematiek. Tijdens de mondelinge behandeling is telkens uit de antwoorden van de vader gebleken dat hij het verleden anders heeft beleefd dan de moeder en dat hij de oorzaak van de problemen tussen de ouders hoofdzakelijk bij de moeder neerlegt. Duidelijk is dat hij nog altijd weinig inzicht heeft in zijn gedrag en handelen. De vader ontkent dat [de minderjarige] bang voor hem zou zijn en begrijpt niet dat het voor een kind beangstigend kan zijn om het gedrag van een ouder niet te kunnen volgen. Ook is gebleken dat de vader niet inziet dat hij met zijn beperkingen telkens in situaties terecht komt die veel onrust teweeg brengen, ook voor hemzelf. Illustratief is dat de nieuwe gezinsvoogd de vader direct in zijn communicatiemogelijkheden diende te beperken vanwege zijn grensoverschrijdend gedrag.
Bij [de minderjarige] en haar moeder is nog steeds een gespecialiseerde hulpbehoefte om in de thuissituatie en op school voor [de minderjarige] rust te creëren en te handhaven, zodat zij aan haar ontwikkelingstaken kan toekomen. De medicatie van [de minderjarige] is nog niet goed ingesteld en dat geeft nog meer reden om de rust zoveel mogelijk te bewaken. Incidenten en conflicten tussen de ouders moeten worden vermeden, evenals overbelasting van de moeder, die alle kracht en energie nodig heeft om beschikbaar te blijven voor [de minderjarige] . Aannemelijk is dat dit alles niet kan worden bereikt als omgang tussen [de minderjarige] en de vader zou worden opgestart. Het hof ziet daarom op dit moment geen enkele ruimte voor een (opbouw)regeling om te komen tot een stabiele en duurzame omgangsregeling tussen [de minderjarige] en haar vader, hoezeer zijn wens daartoe ook begrijpelijk en invoelbaar is.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, J.F. Miedema en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 31 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.