ECLI:NL:GHAMS:2021:2880
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader tot omgang met zijn dochter, [de minderjarige]. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, heeft verzocht om een omgangsregeling met zijn dochter, die sinds 2018 geen contact meer met hem heeft gehad. De moeder heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek, waarbij zij de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] en de negatieve impact van de omgang op haar geestelijke ontwikkeling benadrukt. De rechtbank had eerder de omgang ontzegd, en het hof heeft deze beslissing nu bekrachtigd. Het hof oordeelt dat er onvoldoende basis is voor een omgangsregeling, gezien de zorgen over de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en het gedrag van de vader. De vader heeft in het verleden problemen gehad met zijn gedrag en heeft recentelijk nog gedetineerd gezeten. De moeder heeft ook aangegeven dat [de minderjarige] bang is voor de vader, wat de beslissing van het hof verder onderbouwt. Het hof concludeert dat het in het belang van [de minderjarige] is om de omgang met de vader niet toe te staan, en dat er geen ruimte is voor een opbouwregeling op dit moment. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind, waarbij de stabiliteit en veiligheid van [de minderjarige] voorop staan.