ECLI:NL:GHAMS:2021:2877

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
200.272.774/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van een opbouwende omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2021 een beschikking gegeven in hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om een opbouwende omgangsregeling met zijn kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft haar zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen tijdens de omgang met de vader, vooral gezien zijn epilepsie en de aanwezigheid van zijn nieuwe partner. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om onderzoek te doen naar de zorgregeling die het beste aansluit bij de belangen van de kinderen. De Raad heeft geadviseerd dat een zorgregeling met de vader in het belang van de kinderen is, mits deze veilig wordt uitgevoerd. Het hof heeft de tijdelijke zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eerst bij de moeder blijven en geleidelijk aan meer tijd bij de vader doorbrengen. De vader moet zich onthouden van autorijden met de kinderen totdat hij zijn rijbevoegdheid terugkrijgt. Het hof heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders hulp zoeken bij het verwerken van hun echtscheiding en dat de omgangsregeling moet bijdragen aan de stabiliteit en voorspelbaarheid voor de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.272.774/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/290250 / FA RK 19-3578
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 augustus 2021 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. T.M. Melissen te Noord-Scharwoude,
(voorheen: mr. Y.A.R. Seen te Noord-Scharwoude),
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens te Hoorn.
Als belanghebbenden zijn mede aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 23 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in zijn (tussen)beschikking van 17 november 2020. Daarin is, voor zover thans nog van belang, de raad verzocht onderzoek te verrichten naar de vraag welke zorgregeling het beste aansluit bij de belangen en de behoeften van [kind 1] en [kind 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen). Het hof heeft de raad verzocht vóór 2 mei 2021 omtrent de resultaten van het onderzoek schriftelijk rapport uit te brengen aan het hof. De behandeling van de zorgregeling is tot die datum pro forma aangehouden.
Totdat nader wordt beslist, heeft het hof de volgende tijdelijke zorgregeling vastgesteld: er is, met ingang van zondag 1 november 2020, één keer per week contact tussen de man en de kinderen bij de vrouw thuis, waarbij dit de ene week op zondag van 8.45 uur tot 13.00 uur plaatsvindt en de andere week op zaterdag van 8.45 uur tot 13.00 uur.
Iedere verdere beslissing omtrent de zorgregeling is aangehouden.
2.2
Ter griffie van dit hof is op 28 april 2021 ingekomen een rapport van de raad van 26 april 2021. Bij brief van 6 mei 2021, ingekomen op 7 mei 2021, heeft de raad een bijlage bij voornoemd rapport ingediend, te weten de reactie van de vrouw op het rapport.
2.3
Bij het hof is van de zijde van de vrouw verder op 7 juli 2021 ingekomen een journaalbericht van 6 juli 2021, met bijlage. Van de zijde van de man is op 12 juli 2021 ingekomen een journaalbericht van 9 juli 2021, met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling is op 19 juli 2021 voortgezet. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
De advocaat van de man heeft een pleitnota overgelegd.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Op verzoek van het hof heeft de raad onderzoek verricht naar de vraag welke zorgregeling het beste aansluit bij de belangen en de behoeften van de kinderen. Uit het rapport van de raad van 26 april 2021 blijkt onder andere het volgende.
De kinderen ontwikkelen zich leeftijdsadequaat en hun ouders zijn betrokken bij hen. Hoewel partijen de man een onderdeel van het leven van de kinderen willen laten zijn, slagen zij er niet in afspraken te maken over een zorgregeling tussen hem en de kinderen. Het voornaamste twistpunt betreft de locatie: de vrouw wil dat de man de kinderen ziet in haar woning of in de omgeving daarvan en de man wil de kinderen meenemen naar zijn eigen woning.
De raad ziet dat partijen het lastig vinden om elkaar los te laten als partners. De vrouw meent dat de man nog gevoelens voor haar heeft en daarover tegen zijn nieuwe partner liegt. De vrouw heeft moeite met de nieuwe partner van de man en zij is bezorgd dat de nieuwe partner negatief over haar praat. Als de kinderen bij de man thuis komen, zou dat veel spanning en weerstand bij de vrouw oproepen, die weer hun weerslag hebben op de kinderen. Ook de spanningen tussen de man en de vrouw worden gevoeld door de kinderen. Als de situatie gespannen en onduidelijk blijft, kunnen de kinderen daarvan last krijgen. De raad acht het dan ook van belang dat partijen hulp zoeken bij het proces om elkaar los te laten als partner en verder te gaan als ouders van hun kinderen. Verder deelt de raad de zorg van de vrouw over de rijgeschiktheid van de man, omdat hij epileptische aanvallen heeft gehad. Het belang van de kinderen verzet zich niet tegen een zorgregeling met de man, aldus de raad. Contact met hem zal geen ernstig nadeel opleveren voor hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling, mits de uitvoering veilig plaatsvindt, waarbij de raad in het bijzonder denkt aan het vervoer van de kinderen. Met het oog op continuïteit, duidelijkheid en voorspelbaarheid voor de kinderen dient de zorgregeling bij de man thuis plaats te vinden. Deze regeling moet worden opgebouwd zodat de kinderen kunnen wennen aan de woning van de man en aan zijn partner. De vrouw heeft een opbouw nodig om haar vertrouwen in de man te laten groeien. Toegewerkt dient te worden naar een regeling van een weekend per twee weken.
3.2
Ter zitting in hoger beroep op 19 juli 2021 heeft de raad zijn advies gehandhaafd. Helaas moet worden geconstateerd dat de stemming tussen partijen sinds het raadsonderzoek grimmiger is geworden en dat de vrouw nog minder vertrouwen in de man heeft dan zij al had. Toch blijft het van groot belang dat een zorgregeling wordt opgebouwd die bij de man thuis plaatsvindt. Dat de omgang nu nog bij de vrouw thuis plaatsvindt in aanwezigheid van de vrouw, werkt contraproductief. Het verdient aanbeveling dat de vrouw de zorg geheel aan de man overlaat tijdens de omgang zodat zij vertrouwen kan krijgen dat de man die zorg kan dragen. Tot slot heeft de raad nogmaals het belang van hulpverlening onderstreept.
3.3
De vrouw heeft op 19 juli 2021 ter zitting in hoger beroep bevestigd dat zij het van belang vindt dat de kinderen hun vader zien. Zij maakt zich echter zorgen als de omgang zonder haar begeleiding plaatsvindt, in de eerste plaats omdat de man niet of nauwelijks alleen met de kinderen is geweest. De vrouw maakt zich dan ook zorgen over hun veiligheid, mede vanwege voorvallen die zich in het verleden hebben voorgedaan. In de tweede plaats heeft zij er geen vertrouwen in dat de man de praktische zorg voor de kinderen kan dragen; hij laat die nu nog steeds over aan haar. De vrouw wil niet dat de man die praktische zorg aan zijn nieuwe partner overlaat. De man en de nieuwe partner verwachten een baby. De man heeft de kinderen daarover geïnformeerd zonder de vrouw daarbij te betrekken. Met een baby erbij zal het moeilijk zijn de kinderen bij de man thuis de aandacht te geven die zij nodig hebben. De vrouw wenst geen contact te hebben met de partner van de man, nu deze de vrouw dreigt te slaan. Een andere zorg van de vrouw betreft de epilepsie van de man. In verband daarmee mag hij niet autorijden, maar hij doet dat toch en brengt zo de veiligheid van zichzelf, inzittenden en overige weggebruikers in gevaar.
De vrouw verzoekt de tijdelijke zorgregeling te handhaven. Wanneer hulpverlening is ingezet en haar vertrouwen in de man is gegroeid, kan worden gekeken naar een definitieve zorgregeling. De vrouw heeft al contact met het sociaal wijkteam. Het sociaal wijkteam kan haar ondersteunen na deze uitspraak, aldus de vrouw.
3.4
De man heeft op 19 juli 2021 ter zitting in hoger beroep zijn wens dat de kinderen bij hem thuis komen herhaald. Hij vindt het ongemakkelijk om de kinderen wekelijks in de voormalig echtelijke woning te bezoeken. De man ziet in dat een zorgregeling moet worden opgebouwd. Hij gaat voorts akkoord met de aanmelding bij Loket Jeugd voor hulpverlening.
De man heeft verklaard dat hij zijn laatste epileptische aanval heeft gehad in de nacht van 31 december 2020 op 1 januari 2021. Indien hij geen aanval meer krijgt, zal hij per 1 januari 2022 weer auto mogen rijden. Tot die tijd kan zijn partner, uiteraard in aanwezigheid van de man, de kinderen halen en brengen.
Tot slot heeft de man ter zitting een concreet voorstel gedaan met betrekking tot de opbouw van de zorgregeling. Hij heeft zijn verzoek dienovereenkomstig gewijzigd.
3.5
Het hof overweegt als volgt. Uit het raadsrapport blijkt dat een zorgregeling, zoals gewenst door de man, in het belang van de kinderen is. De vrouw ziet eveneens het belang van een zorgregeling tussen de kinderen en de man. Vanwege een gebrek aan vertrouwen in de man, dat (mede) lijkt voort te komen uit de moeite die beide partijen hebben om elkaar als partners los te laten, heeft de vrouw echter grote moeite met een zorgregeling die bij de man thuis plaatsvindt. In het raadsrapport noch in de overige stukken ziet het hof contra-indicaties voor het vaststellen van een zorgregeling bij de man thuis. De raad, die niet alleen met partijen heeft gesproken, maar ook met informanten zoals de huisarts en de school, twijfelt niet aan de veiligheid van de kinderen indien zij bij de man zijn. Het hof volgt de vrouw en de raad wel in het standpunt dat de man zich dient te onthouden van autorijden (met de kinderen) zolang hij zijn rijbevoegdheid niet terug heeft.
Het hof acht begrijpelijk dat de vrouw zich zorgen maakt over de praktische zorg voor de kinderen nu de man nog nooit langere tijd alleen voor de kinderen heeft gezorgd en ofwel de vrouw ofwel zijn nieuwe partner bij de zorg heeft betrokken. Zoals ter zitting in hoger beroep aan de man is voorgehouden, is het aan hem om het vertrouwen van de vrouw op dat punt te laten groeien. Het verdient aanbeveling dat hij de opbouw van de zorgregeling start door de kinderen vanuit het huis van de vrouw mee te nemen naar bijvoorbeeld de speeltuin of een pannenkoekenboerderij zonder dat de vrouw of zijn partner daarbij aanwezig zijn. Hoewel de zorg van de vrouw invoelbaar is, brengt deze naar het oordeel van het hof niet mee dat de man de kinderen, na een opbouw, niet bij hem thuis kan hebben. Er mag van worden uitgegaan dat de man zal leren ook de praktische kant van de zorg voor zijn kinderen op zich te nemen, zij het dat hij daaraan wellicht op andere wijze dan de vrouw invulling geeft.
Ook het gegeven dat de partner van de man bij de omgang aanwezig zal zijn als deze bij de man en haar thuis plaatsvindt, beschouwt het hof niet als een omstandigheid die, hoewel pijnlijk voor de vrouw, in de weg staat aan de vaststelling van een zorgregeling bij de man thuis.
Alhoewel het wantrouwen van de vrouw een belemmerende factor is, volgt het hof de vrouw niet in haar verzoek om eerst met behulp van hulpverlening te werken aan (onder andere) toename van haar vertrouwen in de man alvorens wijziging te brengen in de huidige regeling, waarbij de man de kinderen bij de vrouw thuis bezoekt. Voorop staat het belang van de kinderen. Dat is ermee gediend dat zij omgang hebben met de man en dat zij duidelijkheid en voorspelbaarheid krijgen. Het hof deelt de waarneming van de raad dat het hebben van omgang bij de vrouw thuis inmiddels contraproductief werkt. Bovendien schept het verwarring voor de kinderen over de (nog wel of niet bestaande) relatie tussen partijen.
3.5
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, spreekt het hof de verwachting uit dat partijen zich melden bij de jeugdzorgverlener in hun gemeente (sociaal wijkteam en/of Loket Jeugd) voor hulpverlening die hun helpt bij het verwerken van hun echtscheiding. De vrouw heeft verklaard dat zij reeds contact heeft met het sociaal wijkteam en de man heeft zich ter zitting bereid verklaard zich aan te melden bij Loket Jeugd.
Voorts stelt het hof de navolgende - opbouwende - zorgregeling vast:
- Met ingang van de datum van deze beschikking wordt de huidige tijdelijke zorgregeling nog vier keer uitgevoerd, in die zin dat de man één keer per week contact heeft met de kinderen, waarbij dit de ene week op zondag van 8.45 uur tot 13.00 uur plaatsvindt en de andere week op zaterdag van 8.45 uur tot 13.00 uur. De man ziet de kinderen bij de vrouw thuis buiten aanwezigheid van de vrouw of gaat, als de vrouw liever thuis wil blijven, alleen en buiten aanwezigheid van zijn partner en de vrouw met de kinderen iets ondernemen in de omgeving van de woning van de vrouw.
- Vervolgens zullen de kinderen met ingang van 3 oktober 2021 gedurende drie maanden eens per twee weken op zondag bij de man thuis verblijven. De man zal zorgdragen voor het halen en brengen met dien verstande dat hij niet zelf rijdt, maar iemand uit zijn netwerk laat rijden en dat hij die vergezelt. De kinderen worden bij de vrouw opgehaald om 12.00 uur en bij de vrouw thuis gebracht om 17.00 uur.
- Vervolgens zullen de kinderen met ingang van 2 januari 2022 wederom gedurende drie maanden eens per twee weken op zondag bij de man thuis verblijven waarbij zij om 9.00 uur door de man bij de vrouw worden opgehaald en om 17.00 uur door de man bij de vrouw worden thuisgebracht. Indien de man op 2 januari 2022 zijn rijbevoegdheid teruggekregen heeft, dan kan hij zelf rijden. Het staat hem vrij om zich tijdens de rit door zijn partner of een andere derde te laten vergezellen. Mocht de man op 2 januari 2022 nog niet rijbevoegd zijn, dan geldt voor het vervoer hetgeen bij het tweede gedachtestreepje overwogen is.
- Vervolgens zullen de kinderen met ingang van 2 april 2022 wederom gedurende drie maanden eens per twee weken van zaterdag op zondag bij de man verblijven, waarbij zij door de man bij de vrouw worden opgehaald op zaterdag om 11.00 uur en zij door de man bij de vrouw worden teruggebracht op zondag om 11.00 uur. Als [kind 1] nog op zaterdag op zwemles zit, vangt de zorgregeling na afloop daarvan aan. Indien de man op 2 april 2022 zijn rijbevoegdheid teruggekregen heeft, dan kan hij zelf rijden. Het staat hem vrij om zich tijdens de rit door zijn partner of een andere derde te laten vergezellen. Mocht de man op 2 april 2022 nog niet rijbevoegd zijn, dan geldt voor het vervoer hetgeen bij het tweede gedachtestreepje overwogen is.
- Vervolgens zullen de kinderen met ingang van 2 juli 2022 eens per twee weken van zaterdag op zondag bij de man verblijven, waarbij zij door de man bij de vrouw worden opgehaald op zaterdag om 11.00 uur en zij door de man bij de vrouw worden teruggebracht op zondag om 17.00 uur. Als [kind 1] nog op zaterdag op zwemles zit, vangt de zorgregeling na afloop daarvan aan. Indien de man op 2 juli 2022 zijn rijbevoegdheid teruggekregen heeft, dan kan hij zelf rijden. Het staat hem vrij om zich tijdens de rit door zijn partner of een andere derde te laten vergezellen. Mocht de man op 2 juli 2022 nog niet rijbevoegd zijn, dan geldt voor het vervoer hetgeen bij het tweede gedachtestreepje overwogen is.
3.6
Voor zover de man zijn verzoek om tevens een zorgregeling te treffen voor de vakanties en feestdagen heeft gehandhaafd, overweegt het hof dat onder de huidige omstandigheden, waarin nog een start met de opbouw van een weekendregeling én een start met hulpverlening moet worden gemaakt, het vastleggen van een vakantie- en feestdagenregeling te prematuur en niet in het belang van de kinderen wordt geacht. Het hof spreekt de hoop en de verwachting uit dat partijen, als de zorgregeling wordt uitgevoerd zoals hiervoor weergegeven en zij met hulpverlening zijn gestart, op den duur in staat zullen zijn samen afspraken te maken over omgang tijdens vakanties en feestdagen.
Tot slot overweegt het hof dat de weerstand van de vrouw tegen de partner van de man dermate groot is, dat het hof, om onnodige vertraging te voorkomen, een kennismaking tussen hen geen onderdeel laat zijn van de te bepalen opbouwende zorgregeling. Dat neemt niet weg dat het in het belang van de kinderen is als de vrouw kennismaakt met de partner van de man, als de man met deze partner een bestendige relatie heeft.
3.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
stelt de navolgende zorgregeling vast tussen de kinderen en de man:
- met ingang van de datum van deze beschikking wordt de huidige tijdelijke zorgregeling nog vier keer uitgevoerd, in die zin dat de man één keer per week contact heeft met de kinderen, waarbij dit de ene week op zondag van 8.45 uur tot 13.00 uur plaatsvindt en de andere week op zaterdag van 8.45 uur tot 13.00 uur; de man ziet de kinderen bij de vrouw thuis buiten aanwezigheid van de vrouw of gaat, als de vrouw liever thuis wil blijven, alleen en buiten aanwezigheid van zijn partner en de vrouw met de kinderen iets ondernemen in de omgeving van de woning van de vrouw;
- vervolgens zullen de kinderen met ingang van 3 oktober 2021 gedurende drie maanden eens per twee weken op zondag bij de man thuis verblijven waarbij de man zal zorgdragen voor het halen en brengen met dien verstande dat hij niet zelf rijdt, maar iemand uit zijn netwerk laat rijden en dat hij die vergezelt; de kinderen worden bij de vrouw opgehaald om 12.00 uur en bij de vrouw teruggebracht om 17.00 uur;
- vervolgens zullen de kinderen met ingang van 2 januari 2022 gedurende drie maanden eens per twee weken op zondag bij de man thuis verblijven waarbij zij om 9.00 uur door de man bij de vrouw worden opgehaald en om 17.00 uur door de man bij de vrouw worden teruggebracht; voor het vervoer geldt hetgeen bij 3.5 is overwogen;
- vervolgens zullen de kinderen met ingang van 2 april 2022 gedurende drie maanden eens per twee weken van zaterdag op zondag bij de man verblijven, waarbij zij door de man bij de vrouw worden opgehaald op zaterdag om 11.00 uur en zij door de man bij de vrouw worden teruggebracht op zondag om 11.00 uur; als [kind 1] nog op zaterdag op zwemles zit, vangt de zorgregeling na afloop daarvan aan; voor het vervoer geldt hetgeen bij 3.5 is overwogen;
- vervolgens zullen de kinderen met ingang van 2 juli 2022 eens per twee weken van zaterdag op zondag bij de man verblijven, waarbij zij door de man bij de vrouw worden opgehaald op zaterdag om 11.00 uur en zij door de man bij de vrouw worden teruggebracht op zondag om 17.00 uur; als [kind 1] nog op zaterdag op zwemles zit, vangt de zorgregeling na afloop daarvan aan; voor het vervoer geldt hetgeen bij 3.5 is overwogen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. A.N. van de Beek en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, bijgestaan door mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en is op 31 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.