ECLI:NL:GHAMS:2021:2868

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
23-002448-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het niet bij de inspecteur aanbrengen van 61.000 sigaretten in strijd met het Douanewetboek van de Unie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het medeplegen van het in strijd met artikel 139, lid 1, van het Douanewetboek van de Unie niet bij de inspecteur aanbrengen van 61.000 sigaretten. De feiten vonden plaats op 5 januari 2018 op luchthaven Schiphol, waar de verdachte samen met een medeverdachte de sigaretten in koffers had meegenomen vanuit Kiev naar Nederland. Tijdens het passeren van de douane gaven zij geen melding van de sigaretten, wat leidde tot de tenlastelegging van het delict.

De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van een voltooid delict omdat de verdachte geen beschikking meer had over de koffers. Het hof oordeelde echter dat de verdachte en haar medeverdachte samenwerkten en dat alle bestanddelen van het delict waren vervuld. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de sigaretten niet had aangegeven bij de douane, met het oogmerk om de invoerrechten te ontduiken.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 3.750 euro, te vervangen door 47 dagen hechtenis indien deze niet werd voldaan. Het hof besloot de straf te herzien, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar mentale gezondheid en financiële situatie. Uiteindelijk legde het hof een voorwaardelijke geldboete op van 3.750 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet werd betaald. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002448-19
datum uitspraak: 29 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-020378-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 5 januari 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten 61.000 sigaretten, in strijd met het artikel 139 lid 1 en/of 2 van het Douanewetboek van de Unie niet heeft/hebben aangebracht bij de inspecteur, zulks terwijl zij, verdachte en/of haar mededader, het feit heeft/hebben begaan (al dan niet) met het oogmerk om de rechten bij invoer die ter zake van genoemde goederen waren verschuldigd, te ontduiken en/of de ontduiking daarvan te bevorderen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat er geen sprake is van een voltooid delict. De verdachte had namelijk tijdens het passeren van de douane geen beschikking meer over de koffers, waardoor het slechts gaat om een poging, aldus de raadsman. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet wist dat er sigaretten in de koffers zaten. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte en dus niet van medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie moeten goederen die in het douanegebied van de Unie worden gebracht, onmiddellijk bij aankomst bij de douane worden aangebracht. Artikel 10:1 lid 1, aanhef en onder d, van de Algemene Douanewet stelt strafbaar het in strijd met artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie niet of niet tijdig bij de inspecteur aanbrengen van binnengebrachte goederen.
De verdachte en de medeverdachte zijn samen vanuit Kiev naar Nederland gereisd, waarbij zij een aantal koffers hebben meegenomen met daarin sigaretten. Deze sigaretten waren niet voorzien van een accijnszegel. Nadat de koffers door de medeverdachte waren ingecheckt in Kiev zijn deze uiteindelijk in Nederland aangekomen. Deze koffers hebben op enig moment het grondgebied van Nederland bereikt en bevonden zich uiteindelijk op bagageband 4 van luchthaven Schiphol. Het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden valt volgens artikel 4 lid 1 van het Douanewetboek van de Unie onder het douanegebied.
De verdachten hebben echter nagelaten om te vermelden dat zij deze goederen het douanegebied hebben binnengebracht. Op het moment dat de verdachte expliciet naar haar bagage werd gevraagd, antwoordde zij dat zij niet beschikte over enige bagage, waarmee zij nogmaals naliet de binnengebrachte goederen aan te geven. Ook de medeverdachte heeft deze goederen niet aangegeven en verklaarde, toen hem daar naar werd gevraagd, dat hij geen bagage had.
Het hof stelt dan ook vast dat de koffers met sigaretten het Douanegebied zijn binnengebracht én niet bij de douane zijn aangebracht. Dit brengt mee dat alle bestanddelen van artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie zijn vervuld en het delict is voltooid dat strafbaar is gesteld in artikel 10:1, eerste lid aanhef en onder d, van de Algemene Douanewet.
Het al dan niet hebben van beschikkingsmacht over de koffers tijdens het passeren van de douane is hiervoor niet relevant.
Het verweer van de raadsman dat de verdachte niet wist dat er sigaretten in de koffers zaten en dat er geen sprake is van medeplegen, volgt het hof evenmin. De beide verdachten zijn samen bezig geweest met de koffers op de bagageband, waarbij de labels van de koffers zijn verwijderd, en zijn vervolgens apart de douane gepasseerd. Nadat de medeverdachte de douane was gepasseerd en was aangehouden, heeft de verdachte de koffers weer terug gezet op de bagageband. De verdachte beweerde, toen haar daarnaar werd gevraagd, niet alleen geen bagage bij zich te hebben, maar ook niet de echtgenote van de medeverdachte te zijn. Het hof hecht, gelet op deze omstandigheden, geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat zij niet wist dat er sigaretten in de koffers zaten. Deze omstandigheden wijzen op een gezamenlijke uitvoering van het delict waarbij zij nauw en bewust hebben samengewerkt. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte deze gedragingen met de medeverdachte heeft medegepleegd.
Dit brengt mee dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen de verdachte ten laste is gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 5 januari 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander goederen, te weten 61.000 sigaretten, in strijd met artikel 139 lid 1 van het Douanewetboek van de Unie niet heeft aangebracht bij de inspecteur, zulks terwijl zij, verdachte en haar mededader, het feit hebben begaan met het oogmerk om de rechten bij invoer die ter zake van genoemde goederen waren verschuldigd, te ontduiken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van binnengebrachte goederen in strijd met artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie niet of niet tijdig bij de inspecteur aanbrengen, terwijl hij het feit begaat met het oogmerk de rechten bij invoer die ter zake van de goederen zijn verschuldigd, te ontduiken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van 3750 euro, te vervangen door 47 dagen hechtenis indien deze geldboete niet wordt voldaan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, en dus ook de strafoplegging, zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een zeer grote hoeveelheid sigaretten, zonder deze aan te brengen bij de inspecteur. Het kan niet anders dan dat deze aanzienlijke hoeveelheid voor de handel was bestemd, waardoor de binnenlandse sigarettenmarkt oneerlijke concurrentie zou worden aangedaan en de staat zou worden benadeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 2021 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en met name haar mentale gezondheid en financiële situatie zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, aanleiding een andere straf op te leggen dan de politierechter.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden met iets meer dan een maand. Echter, nu het hof een geheel voorwaardelijke geldboete zal opleggen, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden, en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10:1 van de Algemene Douanewet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 3.750,00 (drieduizend zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
47 (zevenenveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 juli 2021.
=========================================================================
[…]