ECLI:NL:GHAMS:2021:2867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
23-002449-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het in strijd met het Douanewetboek niet bij de inspecteur aanbrengen van 61.000 sigaretten met het oogmerk om invoerrechten te ontduiken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het in strijd met artikel 139 lid 1 van het Douanewetboek van de Unie niet bij de inspecteur aanbrengen van 61.000 sigaretten, met het oogmerk om invoerrechten te ontduiken. De feiten vonden plaats op 5 januari 2018 te Schiphol, waar de verdachte samen met een medeverdachte de sigaretten niet heeft aangegeven bij de douane. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samen vanuit Kiev naar Nederland reisden en de sigaretten in hun koffers hadden, die niet voorzien waren van accijnszegels. Tijdens de douanecontrole heeft de verdachte ontkend bagage te hebben, wat leidde tot de conclusie dat hij de goederen niet bij de inspecteur heeft aangebracht. Het hof oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk handelden en de douaneprocedure niet volgden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn, maar zonder verdere gevolgen voor de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002449-19
datum uitspraak: 29 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-020377-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een of meer goederen, te weten 61.000 sigaretten, in strijd met het artikel 139 lid 1 en/of 2 van het Douanewetboek van de Unie niet heeft aangebracht bij de inspecteur, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader, het feit heeft/hebben begaan (al dan niet) met het oogmerk om de rechten bij invoer die ter zake van genoemde goederen waren verschuldigd, te ontduiken en/of de ontduiking daarvan te bevorderen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat er geen sprake is van een voltooid delict. De verdachte had namelijk tijdens het passeren van de douane geen beschikking meer over de koffers, waardoor het slechts gaat om een poging, aldus de raadsman. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en dus niet van medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie moeten goederen die in het douanegebied van de Unie worden gebracht, onmiddellijk bij aankomst bij de douane worden aangebracht. Artikel 10:1 lid 1, aanhef en onder d, van de Algemene Douanewet stelt strafbaar het in strijd met artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie niet of niet tijdig bij de inspecteur aanbrengen van binnengebrachte goederen.
De verdachte en de medeverdachte zijn samen vanuit Kiev naar Nederland gereisd, waarbij zij een aantal koffers hebben meegenomen met daarin sigaretten. Deze sigaretten waren niet voorzien van een accijnszegel. Nadat de koffers door de verdachte waren ingecheckt in Kiev zijn deze uiteindelijk in Nederland aangekomen. Deze koffers hebben op enig moment het grondgebied van Nederland bereikt en bevonden zich uiteindelijk op bagageband 4 van luchthaven Schiphol. Het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden valt volgens artikel 4 lid 1 van het Douanewetboek van de Unie onder het douanegebied.
De verdachten hebben echter nagelaten om te vermelden dat zij deze goederen het douanegebied hebben binnengebracht. Op het moment dat de verdachte expliciet naar zijn bagage werd gevraagd, antwoordde hij dat hij niet beschikte over enige bagage, waarmee hij nogmaals naliet de binnengebrachte goederen aan te geven. Ook de medeverdachte heeft deze goederen niet aangegeven en verklaarde, toen haar daar naar werd gevraagd, dat zij geen bagage had.
Het hof stelt dan ook vast dat de koffers met sigaretten het Douanegebied zijn binnengebracht én niet bij de douane zijn aangebracht. Dit brengt mee dat alle bestanddelen van artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie zijn vervuld en het delict is voltooid dat strafbaar is gesteld in artikel 10:1, eerste lid aanhef en onder d, van de Algemene Douanewet.
Het al dan niet hebben van beschikkingsmacht over de koffers tijdens het passeren van de douane is hiervoor niet relevant.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van medeplegen, volgt het hof evenmin. De beide verdachten zijn samen bezig geweest met de koffers op de bagageband, waarbij de labels van de koffers zijn verwijderd, en zijn apart de douane gepasseerd. Nadat de verdachte de douane was gepasseerd en was aangehouden, heeft de medeverdachte de koffers weer terug gezet op de bagageband. De medeverdachte beweerde, toen haar daar naar werd gevraagd, niet de echtgenote van de verdachte te zijn. Deze omstandigheden wijzen op een gezamenlijke uitvoering van het delict, waarbij zij nauw en bewust hebben samengewerkt. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte deze gedragingen met de medeverdachte heeft medegepleegd.
Dit brengt mee dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen de verdachte ten laste is gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 januari 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander goederen, te weten 61.000 sigaretten, in strijd met het artikel 139 lid 1 van het Douanewetboek van de Unie niet heeft aangebracht bij de inspecteur, zulks terwijl hij, verdachte en zijn mededader, het feit hebben begaan met het oogmerk om de rechten bij invoer die ter zake van genoemde goederen waren verschuldigd, te ontduiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van binnengebrachte goederen in strijd met artikel 139, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie niet of niet tijdig bij de inspecteur aanbrengen, terwijl hij het feit begaat met het oogmerk de rechten bij invoer die ter zake van de goederen zijn verschuldigd, te ontduiken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van 3750 euro, te vervangen door 47 dagen hechtenis indien deze geldboete niet wordt voldaan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, en dus ook de strafoplegging, zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een zeer grote hoeveelheid sigaretten, zonder deze aan te brengen bij de inspecteur. Het kan niet anders dan dat deze aanzienlijke hoeveelheid voor de handel was bestemd, waardoor de binnenlandse sigarettenmarkt oneerlijke concurrentie zou worden aangedaan en de staat zou worden benadeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden met iets meer dan een maand. Gelet op de geringe mate waarin deze termijn is overschreden, en gelet op de aard en omvang van de op te leggen straf, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van hierna nog te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10:1 van de Algemene Douanewet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 juli 2021.
=========================================================================
[…]