ECLI:NL:GHAMS:2021:2857

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
23-000807-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdzaak wegens onvoldoende bewijs van diefstal

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 9 april 2019 in Amsterdam, samen met anderen, beschuldigd werd van diefstal van een tas, sleutels en een telefoon van de aangeefster. De aangeefster verklaarde dat haar spullen door een groep jongens, waaronder de verdachte, waren afgepakt en overgegooid. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuige in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door de verdachte. Het hof oordeelde dat de wegneming van de spullen onder de gegeven omstandigheden als een tijdelijke situatie kan worden beschouwd, en dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor de tenlastegelegde diefstal. Het vonnis van de kinderrechter werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de voorzitter en de jongste raadsheer die buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000807-21
datum uitspraak: 19 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-101362-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of sleutels en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders dan de kinderrechter komt tot vrijspraak van het ten laste gelegde.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Met de raadsvrouw van de verdachte is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt op grond van de verklaringen van de aangeefster en getuige [getuige] tegenover de politie en de raadsheer-commissaris vast dat de aangeefster op 9 april 2019 samen met een vriendin naar het Gerbrandypark in Amsterdam is gegaan. Aldaar troffen zij een groepje jongens, onder wie de verdachte. Een van de jongens heeft toen de tas, sleutels en de telefoon van de aangeefster afgepakt, waarop er door een aantal jongens met haar spullen is overgegooid. Het hof stelt over de betrokkenheid van de verdachte hierbij, op grond van de verklaringen van de aangeefster en [getuige], vast dat hij in ieder geval de telefoon heeft overgegooid. De aangeefster heeft haar spullen vervolgens op enig moment, niet lang na het overgooien, terug gekregen.
Het hof beschouwt de wegneming van de spullen van de aangeefster onder deze specifieke omstandigheden als een zeer tijdelijke situatie, in het kader van afpakken en overgooien van spullen door minderjarigen. Alles overziend is het hof met de raadsvrouw van de verdachte van oordeel dat er in dit concrete geval onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon door de verdachte, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. L.I.M. van Bergen en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 augustus 2021.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.