ECLI:NL:GHAMS:2021:2846
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over executiekosten en verkoop onder dagwaarde
In deze zaak heeft klager, een appellant, een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder wegens vermeende financiële benadeling tijdens de executie van een vonnis. Klager stelt dat zijn auto voor een te lage prijs is verkocht en dat er ongespecificeerde en te hoge executiekosten in rekening zijn gebracht. De klacht is ingediend op 17 februari 2021 tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 29 januari 2021 had geoordeeld dat de klacht ongegrond was.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager werd op 16 mei 2017 door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van een vordering van de Stichting de Alliantie. De gerechtsdeurwaarder legde op 22 mei 2018 beslag op de auto van klager, die echter niet de eigenaar bleek te zijn. Na betaling aan de leasemaatschappij werd klager eigenaar van de auto, waarna opnieuw beslag werd gelegd. De auto werd uiteindelijk op 3 oktober 2018 verkocht voor € 2.550,00, na een eerdere poging tot verkoop op 24 augustus 2018 die was geschorst wegens gebrek aan geïnteresseerde kopers.
Tijdens de behandeling van de zaak op 2 september 2021 heeft klager zijn standpunt toegelicht, waarin hij de gerechtsdeurwaarder beschuldigt van het niet doen van voldoende moeite om een hogere verkoopprijs te realiseren en het in rekening brengen van onterecht hoge executiekosten. Het hof heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, waarbij het heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder zich aan de geldende wet- en regelgeving heeft gehouden en dat er geen bewijs was dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende inspanningen heeft geleverd om een hogere verkoopprijs te realiseren. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.