In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een kassamedewerkster, was eerder vrijgesproken van verduistering van geldbedragen die toebehoorden aan haar werkgever, een winkelbedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan verduistering. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen in de periode van 16 tot en met 21 februari 2018. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 en 18 februari 2018 geldbedragen uit de kassalade heeft gepakt en deze onder haar kleding heeft verstopt. Ondanks haar verklaring dat zij de bedragen later had terugbetaald, heeft het hof deze als ongeloofwaardig afgewezen. De verdachte had eerder toegegeven geld te hebben verduisterd en had een schuldbekentenis ondertekend waarin zij erkende een aanzienlijk bedrag te hebben ontvreemd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en 20 dagen hechtenis, waarbij de ernst van de feiten en de financiële schade voor de werkgever zwaar hebben meegewogen in de strafmaat.