Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
wettelijk vertegenwoordigster van
[minderjarige],
appellante,
advocaat: mr. O. Saaliti te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat mr. C.W. Kniestedt te Amsterdam.
1.1. Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…) Zoals ik al schreef in mijn brief van 26 maart 2021 heeft de school eigenlijk vanaf het begin dat [de leerling] op DENISE zit (augustus 2018) te maken gehad met gedragsproblemen van [de leerling] . [de leerling] roept door de lessen, hij scheldt medeleerlingen uit, schopt, weigert de les uit te gaan als hij wordt verwijderd, lacht overdreven hard tijdens de lessen, maakt ongepaste en gemene opmerkingen richting medeleerlingen en vraagt steeds de aandacht van docenten met vragen die niet gaan over de les (…).Een onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van [de leerling] heeft nooit plaatsgevonden. (…) U stemt niet in met een dergelijk onderzoek. (…)”
3.Beoordeling
Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering; verblijfsduur praktijkonderwijs1. (…) Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is de leerling toe te laten.
“[De] maatregel “definitieve verwijdering” [zal] niet eerder worden genomen dan nadat een overplaatsing heeft plaatsgevonden naar een intern of extern time-out project, tenzij de onmogelijkheid daartoe is gebleken.”
(i) het is voldoende aannemelijk dat de beschreven gedragingen van [de leerling] zoals weergegeven in het advies van de GPO en in het definitieve verwijderingsbesluit (hiervoor weergegeven onder 2.7 en 2.9) daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Aangezien de appeldagvaarding (op 4 maart 2021) is uitgebracht nadat [appellante] het advies van de GPO (van 23 februari 2021) had ontvangen, had [appellante] voldoende gelegenheid om concreet aan te geven op welke onderdelen zij de door de GPO vermelde gedragingen onjuist acht. Dat heeft zij niet gedaan. Ook heeft [appellante] niet concreet aangegeven dat en welke vermeldingen ten aanzien van [de leerling] in het logboek van DENISE onjuist zijn. De opmerking in de appeldagvaarding en de pleitnota ter gelegenheid van de behandeling van het hoger beroep dat het zou gaan om eenzijdige registraties en dat niet duidelijk zou zijn wat zich daadwerkelijk heeft afgespeeld, is geen voldoende gemotiveerde betwisting van (de inhoud van) de grote hoeveelheid registraties van gedragsproblemen van [de leerling] in het logboek dat de periode 2018 tot en met 2020 beslaat. In elk geval is het niet voldoende om afbreuk te kunnen doen aan de conclusie dat aannemelijk is dat [de leerling] op school serieuze en aanhoudende gedragsproblemen heeft vertoond.
(ii) voldoende staat vast, blijkens de processtukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, dat [appellante] , ondanks herhaald verzoek vanuit de school en het daartoe strekkende advies van de GPO, niet bereid is haar medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van [de leerling] en de vraag welke begeleiding hij nodig heeft.