ECLI:NL:GHAMS:2021:282

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
23-002567-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplichtigheid aan woninginbraak te Amstelveen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2016. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor medeplichtigheid aan een woninginbraak die op 25 februari 2016 in Amstelveen plaatsvond. De tenlastelegging omvatte onder andere het op de uitkijk staan en het ter beschikking stellen van zijn auto aan medeverdachten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de medeverdachten naar de plaats delict heeft vervoerd en hen daar heeft afgewacht, wetende dat zij een inbraak zouden plegen. De advocaat-generaal eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en hem veroordeeld voor medeplichtigheid aan de diefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden gekwalificeerd, maar wel als medeplichtige, en legde een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002567-16
datum uitspraak: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-669041-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
wordt ingeschreven op het adres [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 februari 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres 2], een geldbedrag (130 euro), geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een koevoet en/of een breekijzer en/of een schroevendraaier, althans met een voorwerp de (achter)deur van voornoemde woning te forceren en/of open te breken, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of één of meer ander(en) op of omstreeks 25 februari 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft/hebben weggenomen een geldbedrag (130 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of aan zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 februari 2016 te Amstelveen en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- op de uitkijk te staan en/of de omgeving in de gaten te houden en/of
- zijn, verdachtes, auto ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders en/of
- vervoer te verzorgen/regelen van en/of naar die woning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof deels tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overwegingen te aanzien van het bewijs; vrijspraak primair

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde moet volgen. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende dat de verdachte enkel de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met diens auto van [plaats] naar Amstelveen heeft gebracht; dat hij daar op hen heeft gewacht en hen dan terug naar [plaats] zou rijden, is ongeloofwaardig. Juist vanwege het feit dat in de nabijheid van de verdachte werkhandschoenen zijn aangetroffen en verbalisanten de verdachte
samenmet de medeverdachten uit de steeg zagen komen, dient hij als medepleger van deze diefstal met braak te worden gezien, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van deze diefstal met braak. Wel kan de verdachte worden veroordeeld voor medeplichtigheid aan deze inbraak.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof gaat uit van dezelfde feiten en omstandigheden als de rechtbank, zoals weergegeven onder 4.1 in het vonnis waarvan beroep.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij deze inbraak door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met zijn auto vanuit [plaats] naar de plaats delict in Amstelveen te vervoeren en daar op hen te wachten om daarna weer gezamenlijk met de auto terug naar [plaats] te rijden. Op grond van de inhoud van het dossier wordt ervan uitgegaan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de inbraak in de woning [adres 2] in Amstelveen gezamenlijk hebben gepleegd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de medeverdachten van [plaats] naar Amstelveen heeft gebracht en terug zou brengen, wetende dat hetgeen de medeverdachten in Amstelveen gingen doen, geen zuivere koffie was. Dit zijn gedragingen die bij uitstek met medeplichtigheid in verband worden gebracht. Gedragingen op grond waarvan moet worden aangenomen dat de verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan deze inbraak heeft geleverd waardoor hij als medepleger zou moeten worden gekwalificeerd, zijn er niet. De door de advocaat-generaal genoemde gedragingen kunnen niet als zodanig worden gezien.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
[medeverdachte 1] en een ander op 25 februari 2016 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] hebben weggenomen een geldbedrag van 130 euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij die [medeverdachte 1] en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 25 februari 2016 te Amstelveen en elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door
- zijn auto ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 1] en zijn mededader en
- vervoer te verzorgen van en naar die woning.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en voor het subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarnaast beslissingen genomen omtrent het beslag en de vordering van de benadeelde partij.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft verder gevorderd dat de in inbeslaggenomen handschoenen worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een woninginbraak. Woninginbraken veroorzaken niet alleen overlast en dikwijls materiële schade, maar zorgen ook voor gevoelens van onveiligheid en onbehagen bij de bewoners, terwijl de eigen woning bij uitstek de plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast dragen dergelijke delicten ook in bredere zin bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, bijvoorbeeld bij buurtbewoners. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich voor zeer beperkt financieel gewin – een volle tank en wat extra’s – gemakkelijk heeft laten verleiden tot zijn handelen en dat hij zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin voor een woninginbraak een gevangenisstraf van drie maanden wordt genoemd. In strafmatigende zin houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte geen medepleger van de onderhavige woninginbraak was, maar dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder, ook ter zake van soortgelijke strafbare feiten, is veroordeeld, maar dat zijn laatste veroordeling inmiddels van een aanmerkelijke tijd geleden dateert.
Het hof acht oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Hiermee wordt niet alleen beoogd de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen maar ook de verdachte ervan te weerhouden nogmaals een strafbaar feit te plegen.
De verdachte is op 26 februari 2016 aangehouden en in verzekering gesteld. Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 23 juni 2016. De verdachte heeft op 5 juli 2016 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 4 februari 2021 arrest. Het hof constateert dat sprake is van een aanzienlijke schending van de redelijke termijn in hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Zonder deze constatering zou het hof, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemend, een taakstraf van 120 uren hebben opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Gelet op de hiervoor vastgestelde aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, moet worden volstaan met een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.

Beslag

Het subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- twee handschoenen, grijs/zwarte werkhandschoenen (itemnummer 5144227).
Gelast de
teruggaveaan [medeverdachte 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een mobiele telefoon, kleur goud, Apple iPhone 6s (itemnummer 5144414).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 februari 2021.
Mrs. W.M.C. Tilleman en A.E. Kleene-Krom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]