Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] B.V.,
[Y] BEHEER B.V.
[Z]
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
- [Y] Beheer B.V.;
- [X] B.V.;
(…) Bij [X] B.V. worden Excel-staten per maand bijgehouden met daarop de dagontvangsten van de paviljoens Zuid en Noord, uitgaven staan niet op deze staten. Aan deze ontvangsten liggen de kassastroken ten grondslag.Een kasboek werd niet bijgehouden. [Z] verklaarde op 26 mei 2014 dat ergeen kascontrole plaats vindt. (…) Bij een geobjectiveerde benadering kom ik tot het oordeel dat de administratie van de B.V. op belangrijke onderdelen niet aan de wettelijke norm voldoet. En wel op het volgende onderdeel:Er werd geen kasboek bijgehouden.
de ontvangsten niet volledig zijn opgenomen in de administratie. (…) Door het grote verschil tussen de theoretisch bepaalde omzet en de aangegeven omzet stel ik tevens datde vereiste fiscale aangiften niet zijn gedaan. De omzet ga ik corrigeren door vanuit de geboekte inkopen,de omzet theoretisch te berekenen.” In het kader van het opleggen van de vergrijpboetes navorderingsaanslag vennootschapsbelasting heeft de belastingdienst (onder nr. 5.5) vermeld: “
(…) De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik voornemens ben deze vergrijpboete op te leggen betreffen: Belastingplichtige heeft bewust ontvangsten niet verantwoord. Het is aan de opzet van belastingplichtige te wijten dat de aangifte vennootschapsbelasting 2010 en 2011 onjuist tot een te laag bedrag zijn gedaan en daardoor de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. (…).”. Onder nr. 5.6 en 6.3 van het boekenonderzoek volgt een soortgelijke overweging ten aanzien van de vergrijpboete aanslag vennootschapsbelasting en omzetbelasting.
4.Beoordeling
het bestreden tussenvonnis in conventie[geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld bij akte toe te lichten waaruit de in rekening gebrachte werkzaamheden hebben bestaan, door wie ze zijn verricht en waarom de werkzaamheden noodzakelijk waren.
In het bestreden tussenvonnis in reconventieheeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en heeft zij de reconventionele vorderingen van [appellanten] afgewezen. Tegen deze (eind)beslissing in reconventie, en de daaraan ten grondslag gelegde motivering, komen [appellanten] met zeven grieven op.
grief 1 en (een deel van) grief 2betogen [appellanten] dat de belastingdienst is getriggerd tot het doen van een boekenonderzoek doordat er een onjuiste, althans afwijkende, brutowinstmarge is gepresenteerd in de jaarrekening over 2011. Grief 1 richt zich in het bijzonder tegen de overweging van de rechtbank in het bestreden tussenvonnis dat [geïntimeerde] op het moment van het aangekondigde boekenonderzoek al drie jaar jaarstukken en aangiften namens [X] en [Y] had verzorgd, zodat niet valt in te zien waarom de belastingdienst niet eerder “argwaan” zou hebben gehad. [appellanten] hebben betoogd dat deze overweging onjuist is omdat zij in 2010 met [geïntimeerde] in zee zijn gegaan, de jaarrekening over 2009 de eerste jaarrekening is die [geïntimeerde] heeft verzorgd en de jaarrekening over 2010 al problemen heeft opgeleverd. Met (een deel van) grief 2 hebben [appellanten] betoogd dat fouten van [geïntimeerde] aanleiding zijn geweest voor de belastingdienst om een boekenonderzoek in te stellen.
een deel van grief 2, grief 3, 4, 5 en 6richten [appellanten] zich tegen het oordeel van de rechtbank in het bestreden tussenvonnis dat [geïntimeerde] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Deze grieven worden gezamenlijk behandeld. [appellanten] hebben betoogd dat [geïntimeerde] valt aan te rekenen dat [X] geen kasboek had, nu [geïntimeerde] naar aanleiding van een vraag van [appellanten] of alles op orde was, heeft geadviseerd dat het geen kwaad kon te stoppen met het bijhouden van een kasboek. Verder hebben zij gesteld dat [geïntimeerde] hen er hoe dan ook op had moeten wijzen dat er iets in hun administratie ontbrak en dat hij had moeten waarschuwen voor mogelijke consequenties van het ontbreken van een kasboek. Dit lag volgens [geïntimeerde] besloten in de afspraak uit de overeenkomst dat [geïntimeerde] ondersteuning en begeleiding zou bieden bij het opzetten van een financiële administratie en daarover zou adviseren. [appellanten] hebben daarnaast betoogd dat [geïntimeerde] in de jaarrekening over 2011 de ontvangsten van de verhuur van strandhuisjes niet heeft verwerkt terwijl dat wel had gemoeten. Verder heeft [geïntimeerde] volgens [appellanten] bepaalde posten uit de jaarrekening verkeerd gerubriceerd en ten onrechte geen rekening gehouden met een correctie voor “eigen verbruik en breuk”, waardoor de veronderstelde omzet van [X] hoger uitkwam en over die ten onrechte veronderstelde hogere omzet belasting en vergrijpboetes moesten worden betaald. [appellanten] hebben ook aangevoerd dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat zij geen bezwaar heeft aangetekend tegen de Informatiebeschikking en het boekenonderzoek onzorgvuldig heeft begeleid.
Opdrachten tot samenstellen van financiële informatie” (hierna: Standaard 4410). Zowel uit genoemde opdrachtbrief als uit Standaard 4410 volgt expliciet dat de samenstellingsopdracht een beperkte opdracht is. Deze omvat geen controle- of beoordelingsopdracht, er wordt geen zekerheid over de getrouwheid van de jaarrekening verstrekt, en niet mag worden verwacht dat onjuistheden worden ontdekt. De accountant gaat in beginsel uit van de juistheid van de door de cliënt aangeleverde informatie; de cliënt draagt daarnaast de verantwoordelijkheid voor de inrichting van een toereikende administratie en voor interne beheersmaatregelen. In de opdrachtbrief is verder onder “
Overige werkzaamheden”overeengekomen dat [geïntimeerde] [appellanten] zou ondersteunen en begeleiden bij het opzetten van een financiële administratie en bij de door [appellanten] te voeren financiële administratie met behulp van Exact Globe software en dat [geïntimeerde] (onder andere) in verband daarmee voorkomende adviezen zou geven. Deze adviesopdracht is breed geformuleerd en ziet op alle voorkomende adviezen op het gebied van belastingzaken, sociale verzekeringen, financiën, (bedrijfs)economie en (geautomatiseerde) administraties. [geïntimeerde] heeft over deze afspraak onbetwist uiteengezet dat de financiële administratie onderscheiden moet worden van de kasadministratie. De financiële administratie bestond uit de grootboekrekeningen die door [appellanten] werden opgesteld en via Exact Globe aan [geïntimeerde] werden verstrekt. Deze financiële informatie werd door [geïntimeerde] verwerkt in de jaarrekeningen. De kasadministratie, waarvan een kasboek onderdeel uitmaakt, bestond bij [X] uit het elektronische kassasysteem. De opdracht dat [geïntimeerde] aan [appellanten] ondersteuning en begeleiding zou bieden en in verband daarmee alle voorkomende adviezen en begeleiding zou geven, zag naar het oordeel van het hof dan ook (alleen) op de financiële administratie van [appellanten]
(…) het concept van de jaarrekening 2011 werd in januari 2013 opgesteld en 31 januari 2013 gedeponeerd. De jaarrekening werd na de deponeringsdatum met [X] besproken. Tijdens deze besprekingen heeft [X] meerdere malen aan [A] gevraagd of er verbeteringen of aanpassingen aan de administratie gedaan moeten worden en [X] heeft ook specifiek gevraagd of de kasadministratie voldeed en of er een apart, papieren, kasboek bijgehouden moest worden. (…) [A] gaf aan dat dit niet nodig was, de grootboekkaarten “kas” waren volgens [A] voldoende. (…). De twee kinderen van [Z] waren hierbij aanwezig. (…)”. [kind 1] heeft in een e-mail van 14 februari 2020 verklaard: “
(…) Dit was ook het geval begin 2010, bij het gesprek met [A] . Ik ging met mijn vader mee naar de meeting met [A] . Mijn vader had voor het aankomende jaar alvast kasboeken gekocht maar werd die werden door [A] weg gebonjourd, omdat ze dit digitaal deden. Geen reden voor geschreven kasboeken meer. (…)” In een verklaring 16 februari 2020 schrijft [kind 2] : “
(…) Wij zijn in het jaar 2010 op bezoek geweest bij[geïntimeerde]te [vestigingsplaats] (…). In dit gesprek kwam het onderwerp kasadministratie naar voren. [Z] gaf aan dat hij van mening was dat het verplicht was om dit bij te houden. Hij had hiervoor papieren kasboeken meegebracht (…). [A] gaf aan dat deze kasboeken niet noodzakelijk waren omdat het kasboek word bijgehouden door [geïntimeerde] (…)”. Uit deze verklaringen – die niet eensluidend zijn waar het de datum van de relevante bespreking met [A] betreft – volgt niet dat [geïntimeerde] heeft geadviseerd dat het voor [appellanten] niet nodig was een kasadministratie bij te houden, maar hoogstens dat dat niet in papieren vorm hoefde te gebeuren. De belastingdienst heeft de (kas)administratie van [appellanten] niet afgekeurd omdat er geen papieren kasboek was, maar omdat de kasadministratie geen inzicht gaf in de rechten en verplichtingen van [appellanten] en in de gegevens die voor belastingheffing van belang zijn (zoals vereist op grond van artikel 52 AWR). Dit inzicht kan ook op andere wijze aan de belastingdienst worden gegeven, bijvoorbeeld via een digitaal kassysteem. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] heeft geadviseerd dat de administratie daaraan niet hoefde te voldoen. Dat [appellanten] voorafgaand aan hun overstap van Deloitte naar [geïntimeerde] wel een kasboek bijhielden, is evenmin komen vast te staan. Uit de kasbladen uit 1995, die [appellanten] in het geding hebben gebracht, blijkt dit in ieder geval niet, terwijl [appellanten] ter zitting hebben bevestigd dat zij in het verleden weliswaar een papieren kasboek hebben gebruikt, maar dat zij dat in de laatste jaren voorafgaand aan de overstap naar [geïntimeerde] al niet meer deden.
Overige werkzaamheden”niet zo worden uitgelegd dat daarin besloten lag dat [geïntimeerde] [appellanten] erop had moeten wijzen dat er iets in hun kasadministratie ontbrak en dat hij (spontaan) had moeten waarschuwen voor mogelijke consequenties van het ontbreken van een kasboek. Zoals hiervoor onder 4.7 is geoordeeld, zag de afspraak onder “
Overige werkzaamheden” tot het geven van ondersteuning, begeleiding en advies, naar het oordeel van het hof alleen op de financiële administratie van [appellanten] Daaruit volgt dat zelfs als van [geïntimeerde] ook ongevraagd advies mocht worden verwacht, dat niet ziet op advies over de kasadministratie. Ook het betoog dat [geïntimeerde] nader onderzoek had moeten doen naar de kasadministratie van [X] omdat de brutomarge van [X] afwijkend was van die van vorige jaren, stuit daarop af. Ten aanzien van dit betoog geldt bovendien dat [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat nader onderzoek niet aan de orde was omdat de lagere brutomarge voor hem verklaarbaar was uit een grootschalige verbouwing van Paviljoen Zuid, veranderde sluitingstijden van Paviljoen Noord en slechte weersomstandigheden, en dat [appellanten] dat onvoldoende hebben weerlegd. Voor zover [appellanten] hebben betoogd dat op [geïntimeerde] een (zorg)plicht rustte ook spontaan te adviseren over de financiële administratie, hebben zij onvoldoende toegelicht waarop dat advies – over een systeem dat door [X] al geruime tijd zelfstandig werd gebruikt – zou moeten zien. Dat [appellanten] specifiek advies over de kasadministratie hebben gevraagd is gesteld noch gebleken, en is door [geïntimeerde] betwist. Als [appellanten] al zouden hebben gevraagd of de administratie in orde was, is dat daarvoor in ieder geval niet voldoende, nu die vraag niet specifiek genoeg is en ook kon zien op de financiële administratie. Gezien de ruime formulering van de adviesopdracht in de overeenkomst, die naar het oordeel van het hof alleen zag op de financiële administratie, had het op de weg van [appellanten] gelegen om indien zij ook advies wenste over de opzet en inrichting van de kasadministratie, daarnaar expliciet te vragen.
Deze ontvangsten zijn volgens de heer [geïntimeerde] wel extra comptabel in een Excel-sheet opgenomen, maar zijn verzuimd in de administratie op te nemen.” Zij hebben gesteld dat [geïntimeerde] erkent dat zij over het hoofd heeft gezien dat de omzet van de strandhuisjes niet apart was opgenomen, maar was meegenomen bij de omzet van het restaurant, terwijl het jaar daarvoor wel een aparte post voor deze omzet werd aangehouden. Ook dit betoog volgt het hof niet. [geïntimeerde] heeft weliswaar erkend dat de omzet van de strandhuisjes onjuist in de jaarrekeningen was verwerkt, maar zij heeft betwist dat zij daarmee voorafgaand aan het boekenonderzoek bekend was. Zij heeft aangevoerd dat pas tijdens het boekenonderzoek is gebleken dat [X] het gepinde deel van de omzet van de strandhuisjes in de financiële administratie verwerkte als onderdeel van de restaurantomzet en dat [X] voor het deel van de omzet van de strandhuisjes dat in contanten werd voldaan een extracomptabele lijst bijhield. [appellanten] hebben, tegenover deze betwisting, niet nader toegelicht waaruit zou volgen dat [geïntimeerde] al eerder bekend was met de extracomptabele lijsten waarop een deel van de omzet van de strandhuisjes stond. [geïntimeerde] heeft ook betwist dat de omzet van de strandhuisjes als aparte rubriek was vermeld in de jaarrekeningen van Deloitte en erop gewezen dat deze omzet ook niet blijkt uit de toelichting van de (door [geïntimeerde] in het geding gebrachte) door Deloitte samengestelde jaarrekening over 2008. Ook hier hebben [appellanten] niet nader toegelicht uit welk deel van de jaarrekening(en) die door Deloitte was samengesteld, [geïntimeerde] had moeten afleiden dat de omzet van de strandhuisjes als aparte rubriek werd vermeld. Hieruit volgt dat onvoldoende is gesteld waaruit volgt dat [geïntimeerde] een verwijt valt te maken van de ten onrechte buiten de boeken gehouden omzet van de strandhuisjes. Hier komt bij dat niet in geschil is dat de belastingdienst de correctie met betrekking tot de strandhuisjes heeft geaccepteerd, zodat niet valt in te zien hoe dit tot extra belasting voor [appellanten] heeft geleid. Voor zover de boetes zijn terug te voeren op het niet verantwoorden van de omzet van de strandhuisjes, geldt dat dit niet aan [geïntimeerde] kan worden verweten.