Op 4 februari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 7 juni 2020 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd in de PI Heerhugowaard, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 augustus 2020. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 januari 2021 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastelegging had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De rechtbank Noord-Holland had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Het hof bevestigde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De verdachte had bijna vijf kilo cocaïne ingevoerd, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals de ziekte van zijn ouders, oordeelde het hof dat deze niet voldoende gewicht hadden om van de eerder genoemde straffen af te wijken. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.