ECLI:NL:GHAMS:2021:280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
23-001979-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne op Schiphol en de gevolgen voor de verdachte

Op 4 februari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 7 juni 2020 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd in de PI Heerhugowaard, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 augustus 2020. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 januari 2021 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastelegging had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank Noord-Holland had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Het hof bevestigde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De verdachte had bijna vijf kilo cocaïne ingevoerd, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals de ziekte van zijn ouders, oordeelde het hof dat deze niet voldoende gewicht hadden om van de eerder genoemde straffen af te wijken. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001979-20
datum uitspraak: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-149028-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1967,
thans gedetineerd in de PI Heerhugowaard te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 juni 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof komt weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring en strafoplegging als de rechtbank Noord-Holland, maar de raadsvrouw heeft het in eerste aanleg gevoerde verweer betreffende vormverzuimen niet herhaald en haar strafmaatverweer mede op andere gronden gestoeld dan in eerste aanleg. Het bevestigen van het vonnis zou gelet daarop een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen opleveren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juni 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die hij voorafgaande aan de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van bijna vijf kilo cocaïne via de luchthaven Schiphol. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en (groot)handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Het hof rekent dit de verdachte aan en acht geen andere straf passend dan een vrijheidsbenemende.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor de invoer van een hoeveelheid harddrugs van vier tot vijf kilogram wordt daarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden genoemd.
In hoger beroep heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Door en namens de verdachte is naar voren gebracht dat de vader van de verdachte ernstig ziek is, dat hij al maanden in [geboorteland] in het ziekenhuis ligt en dat zijn situatie aan het verslechteren is. Ook de gezondheid van de moeder van de verdachte, die oud is en nu alleen woont, is niet goed. De verdachte wil dan ook zo snel mogelijk terugkeren naar [geboorteland] om zijn ouders bij te staan. De raadsvrouw heeft daarbij nog gewezen op hetgeen over de verdachte in het reclasseringsadvies van 20 november 2020 is opgetekend, namelijk dat hij impulsief is, een beperkt probleemoplossend vermogen heeft en dat sprake is van een verminderde weerbaarheid voor delictgedrag, hetgeen volgens haar strafmatigende factoren zijn.
Het hof ziet in hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht geen aanleiding af te wijken van eerder genoemde oriëntatiepunten, nu deze omstandigheden van onvoldoende gewicht zijn om een andere straf te rechtvaardigen dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank heeft opgelegd en die neerkomt op een gevangenisstraf die zich aan de onderkant van de gegeven bandbreedte bevindt. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat de omstandigheden die thans in het kader van de strafmaat naar voren worden gebracht op 7 juni 2020, al bestonden op het moment dat de verdachte met een koffer met cocaïne naar Nederland vertrok. Het hof betrekt daarbij ook dat het gemak waarmee de verdachte zich kennelijk heeft laten verleiden tot zijn handelen te denken geeft. Te meer daar hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2021, eerder onherroepelijk is veroordeeld in verband met overtreding van de Opiumwet.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 februari 2021.
Mrs. W.M.C. Tilleman en A.E. Kleene-Krom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.