ECLI:NL:GHAMS:2021:2788

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
23-000323-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verkeersovertredingen en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor meerdere verkeersovertredingen die plaatsvonden op 19 december 2020. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden met een snelheid van ongeveer 200 km/h op de Rijksweg A2 en A27, het negeren van een stopteken van de politie, en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval waarbij letsel was toegebracht aan een ander. Tijdens de zitting op 9 september 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte zich op ernstige wijze had gedragen door verkeersregels te overtreden, wat levensgevaar voor andere weggebruikers met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden. Daarnaast werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. De benadeelde partij, die schade had geleden door de acties van de verdachte, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die de benadeelde had geleden, en legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000323-21
datum uitspraak: 23 september 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-323110-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of de rijksweg A2 en/of de Rijksweg A27 als bestuurder van een voertuig (personenauto) met (Frans) kenteken [kenteken 1] , daarmee rijdende op de weg, te weten de Mauritskade en/of Plantage Middenlaan en/of kruispunt Mauritskade met de Amsteldijk en/of de Stadhouderskade en/of de president Kennedylaan en/of de A2 en/of A27,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
-binnen de bebouwde kom met een snelheid van ongeveer (tenminste) 140 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- op de Rijksweg A2 en/of A27 met een snelheid van ongeveer (tenminste) 200 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 100 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
-(vervolgens) met die snelheid, geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken middels transparant met de woorden: “stop politie” en/of
- tegen het verkeer in te rijden en/of –
in botsing is gekomen met een ander voertuig, te weten een voertuig met kenteken [kenteken 2] toebehorende aan [benadeelde] en/of
-(meermalen) met een hoge snelheid op een of meer politievoertuigen in en/of toe te rijden, waardoor de bestuurder van dat politievoertuig (hard) moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
-te proberen zich te onttrekken aan de politie door onder meer één of meerdere snelle en abrupte stuurbewegingen te maken en/of te slingeren en/of
-zonder verlichting te rijden terwijl het donker was, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Plantage Middenlaan, komende uit de richting van de Mauritskade en gaande in de richting van de A27, alwaar hij de verdachte
-zonder verlichting met een snelheid van 80 km per uur waar 50 km per uur is toegestaan over de Mauritskade reed en/of
-zonder snelheid te minderen reed op/over kruispunt van de Mauritskade met de ’s-Gravensandenstraat en/of
-op/over de Rhijnspoorplein reed zijn snelheid (flink) heeft opgevoerd to 100 km per uur en/of
-(vervolgens) op/over de Stadhouderskade reed met een snelheid ver boven de toegestane snelheid van 50 km per uur en/of
-op/over de Amsteldijk met een (constante) snelheid van rond 130 a 140 km per uur alwaar 50 km per uur is toegestaan en/of
-ongeveer 100 meter met hoge snelheid tegen het verkeer in reed en/of
-over de president Kennedylaan reed met een snelheid van ongeveer 120 km per uur en/of
-geen gevolg heeft gegeven aan de vordering gevoerd door het politievoertuig transparant met de woorden “stop politie” en/of
-geen snelheid te minderen en/of
-een abrupte stuurbeweging heeft gemaakt van rijstrook1 naar rijstrook 2 alwaar een politievoertuig reed (ten gevolge waarvan de bestuurder van het politievoertuig hard moest remmen om een botsing te voorkomen) en/of
-(vervolgens) met hoge snelheid om het politievoertuig heen reed en/of
waardoor verdachte zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft hij verdachte schade veroorzaakt aan een voertuig met kenteken [kenteken 2] toebehorende aan [benadeelde].
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Breda op de Rijksweg A27 (link 1.4f), op of omstreeks 19 december 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde]) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een personenauto voorzien van Frans kenteken (te weten [kenteken 1]) althans enig goed, aan het krachtens de wet (te weten artikel 94 eerste lid SV), daarop gelegd beslag of aan een gerechtelijke bewaring heeft onttrokken, wetende dat het daaraan onttrokken was, heeft verborgen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat het gelet op het tijdstip waarop de verdachte de verkeersovertredingen heeft begaan en de relatieve rust op de weg op dat moment niet voorzienbaar was dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van anderen te duchten was. Om die reden verzoekt de raadsman het hof de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de verdachte op 19 december 2020 iets na 21.00 uur met zijn even daarvoor op de Plantage Middenlaan te Amsterdam in beslag genomen auto hard is weg gereden waarna hij ongeveer een half uur later, na achtervolging door de politie, op de A 27 binnen de gemeente Breda door de politie langs de kant is gezet en is aangehouden.
Gelet op de duur, de plaats, de aard en het samenstel van de door de verdachte tijdens deze achtervolging begane verkeersovertredingen, waarbij door hem voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels, zoals die met betrekking tot de maximum snelheid in ernstige mate zijn geschonden, is het hof van oordeel dat de verdachte zich daarmee zodanig op de weg heeft gedragen dat hiervan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Dit gevaar was naar algemene ervaringsregels voorzienbaar voor de verdachte. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt: de verdachte is met zijn auto tegen de auto van het slachtoffer aangereden, waardoor deze letsel en schade heeft opgelopen. Dat de gevolgen van deze aanrijding niet ernstiger zijn uitgepakt is op geen enkele wijze aan de verdachte te danken. Kort daarna werd achtervolgend verbalisant [verbalisant 1] gedwongen een noodstop te maken, en is een tweede aanrijding voorkomen. Het enkele feit dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren dat zij het voertuig op enig moment met 250 kilometer per uur konden volgen omdat er op dat moment aldaar zeer weinig overig verkeer was doet op geen enkele wijze af aan het zeer gevaarzettend rijgedrag van de verdachte. Het was immers niet zo dat er in het geheel geen verkeer was.
Het hof verwerpt om deze redenen het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 december 2020 te Amsterdam, en/of de rijksweg A2 en/of de Rijksweg A27 als bestuurder van een voertuig, personenauto, met Frans- kenteken [kenteken 1] , daarmee rijdende op de weg, te weten de Mauritskade en/of Plantage Middenlaan en/of kruispunt Mauritskade met de Amsteldijk en/of de Stadhouderskade en/of de president Kennedylaan en/of de A2 en/of A27,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- binnen de bebouwde kom met een snelheid van ongeveer 140 km/h te rijden, en/of
- op de Rijksweg A2 en A 27 met een snelheid van ongeveer 200 km/h te rijden, en/of
-vervolgens met die snelheid, geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken middels transparant met de woorden: “stop politie” en
- tegen het verkeer in te rijden en
- in botsing is gekomen met een ander voertuig, te weten een voertuig met kenteken [kenteken 2] toebehorende aan [benadeelde] en
– met een hoge snelheid op een politievoertuig toe te rijden, waardoor de bestuurder van dat politievoertuig hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen en
-te proberen zich te onttrekken aan de politie door een abrupte stuurbeweging te maken en
-zonder verlichting te rijden terwijl het donker was,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Breda op de Rijksweg A27 (link 1.4f), op 19 december 2020 voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten [benadeelde] letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op 19 december 2020 te Amsterdam, opzettelijk een personenauto voorzien van Frans kenteken te weten [kenteken 1], aan het krachtens de wet te weten artikel 94 eerste lid Sv, daarop gelegd beslag heeft onttrokken.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag onttrekken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld zoals de politierechter heeft gedaan.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht bij de oplegging van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als automobilist gedurende enige tijd, zowel binnen de bebouwde kom als daarbuiten zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Hij heeft geruime tijd verkeersregels aan zijn laars gelapt en (daarbij) met dusdanig hoge snelheden gereden dat levensgevaar voor andere verkeersdeelnemers is ontstaan, dan wel zij ernstig gewond hadden kunnen raken.
De verdachte zich door zo te handelen onverschillig betoond voor de veiligheid van anderen en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze veronachtzaamd.
Door zijn manier van rijden heeft hij bovendien een ongeval veroorzaakt waarna hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Dat de verdachte zich ook in dit opzicht aan zijn verantwoordelijkheden heeft onttrokken rekent het hof de verdachte eveneens aan.
Daarnaast heeft de verdachte zijn auto aan het beslag onttrokken en daarmee het ongestoord beslag door het openbaar gezag gefrustreerd.
Het hof acht de bewezenverklaarde feiten dusdanig ernstig dat geen andere straf passend is te achten dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van substantiële duur.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Uit het voorgaande vloeit voort dat, gelet op de ernst van de feiten, niet met een andere strafmodaliteit kan worden volstaan zoals door de raadsman bepleit.

Beslag

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de onder verdachte in beslag genomen personenauto Volkswagen Golf met Frans kenteken [kenteken 1] verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de in beslag genomen VW Golf verbeurd wordt verklaard.
De raadsman heeft het hof verzocht de in beslag genomen VW Golf aan de verdachte te retourneren.
Het onder 1 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en niet teruggegeven VW Golf. Deze VW Golf behoort de verdachte toe en zal daarom verbeurd worden verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 14.954,86 (€ 4954,86 aan materiele schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 5.536,26 (€ 4786,26 aan materiele schade en € 750,00 aan immateriële schade) en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd waarbij zij haar vordering (gedeeltelijk) als volgt heeft aangepast:
Materiele schade
-auto (schade en schadecalculatie) € 3.674,46 (oorspronkelijke bedrag gehandhaafd)
-inkomstenverlies € 560,00 (oorspronkelijke bedrag gehandhaafd)
-fysiotherapie € 551,80 (aangepaste bedrag)
Immateriële schade € 7.500,00 (aangepaste bedrag)
Totale schade € 12.208,26
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de aangepaste vordering in zijn geheel wordt toegewezen met toekenning van wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting opgemerkt geen bezwaar te maken tegen de toewijzing van de vordering voor zover deze ziet op de gestelde materiele schade. Ten aanzien van de vordering immateriële schade heeft de raadsman bepleit dat deze wordt toegewezen tot een bedrag van € 750,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting het hof verzocht de vordering integraal toe te wijzen met wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Het hof zal de vordering voor zover deze ziet op de materiele schade als niet weersproken toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 4786,26, nu deze niet onrechtmatig voorkomt. Het hof zal de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 1500,00. Het hof betrekt hierbij de aard en ernst van het onder 1 bewezenverklaarde handelen, alsmede de (lichamelijke) gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De ingangsdatum van de wettelijke rente zal, voor zover het de materiële kosten betreft, worden bepaald op de datum van de vordering, te weten 22 januari 2021 en, voor zover het de immateriële kosten betreft: op 19 december 2020.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Ten aanzien van de proceskosten zal het hof aansluiting zoeken bij het door de advocaat van de benadeelde partij verzochte bedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 198 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 7, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
personenauto Volkswagen Golf blauw, Frans kenteken [kenteken 1].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.286,26 (zesduizend tweehonderdzesentachtig euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 4.786,26 (vierduizend zevenhonderdzesentachtig euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
1.440,00 (duizend vierhonderdveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.286,26 (zesduizend tweehonderdzesentachtig euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 4.786,26 (vierduizend zevenhonderdzesentachtig euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 66 (zesenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente:
voor de materiële schade ad. € 4.786,26 op 22 januari 2020
voor de immateriële schade ter hoogte van € 1.500,00 op 19 december 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. R. Oude Breuil, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2021.
De oudste raadsheer, de jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]