ECLI:NL:GHAMS:2021:2785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
200.260.924/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalig wethouder en gemeente over ontslag en onrechtmatige druk

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een voormalig wethouder van de gemeente Zandvoort en de gemeente zelf. De wethouder, aangeduid als [appellant], is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn vorderingen tegen de gemeente werden afgewezen. De wethouder had zijn ontslag ingediend na een WOB-verzoek dat leidde tot onthullingen over zijn communicatie met een architectenbureau en de eigenaar van de Watertoren. Hij vorderde onder andere rectificatie en schadevergoeding, stellende dat de gemeente ontoelaatbare druk op hem had uitgeoefend om ontslag te nemen en dat de publicaties over zijn ontslag onrechtmatig waren.

Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente geen ontoelaatbare druk op de wethouder heeft uitgeoefend. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er geen bewijs was dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld. Het hof bevestigde dat de wethouder, als publieke figuur, meer negatieve publiciteit moet tolereren dan een privé-persoon. De communicatie van de wethouder met externe partijen werd als problematisch gezien, vooral in het licht van zijn rol en de Gedragscode voor bestuurders. Het hof concludeerde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld en dat de vorderingen van de wethouder niet konden worden toegewezen. Het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd, en de wethouder werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.260.924/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/275940/HA ZA 18-454
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 september 2021
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. C.F.J.M. Nelemans te Amsterdam,
tegen
GEMEENTE ZANDVOORT,
zetelend te Zandvoort,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.F.A. Dankbaar te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en de gemeente genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 3 juni 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2019, in de zaak die onder bovenvermeld zaaknummer is gewezen tussen [appellant] als eiser en de gemeente als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vordering zal toewijzen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding in beide instanties.
De gemeente heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.21 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
In 2006 heeft de gemeente aan De Watertoren Zandvoort C.V. (verder: Watertoren CV) verkocht de percelen met watertoren met bij- en toebehoren te Zandvoort. De koopovereenkomst houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘1.3 Partijen zullen na overdracht van het verkochte rekening houden met de gerechtvaardigde belangen en wensen van de andere partij. Partijen zullen regelmatig en gestructureerd met elkaar overleggen en zullen elkaar op de hoogte stellen van omstandigheden, gebeurtenissen, besluiten en verwachtingen, die bij de ontwikkeling van het verkochte van belang zijn of kunnen zijn voor de andere partij.’
2.2
Vanaf 2013 heeft een drietal architectenbureaus zich bezig gehouden met integrale plannen voor de herontwikkeling van het watertorenplein en de directe omgeving daarvan: De Biase Architecten (op eigen initiatief), Springtij Architecten (op verzoek van toenmalig wethouder [Z] ) en AG Architecten (op eigen initiatief). Watertoren CV had een uitgesproken voorkeur voor de plannen van Springtij Architecten (hierna: Springtij) en onderhield regelmatige contacten met Springtij. De gemeente was daarvan op de hoogte.
2.3
[appellant] is bij besluit van 12 januari 2017 van de raad van de gemeente benoemd tot wethouder Ruimtelijke Ordening en Verkeer en Vervoer.
2.4
In april 2017 heeft de gemeenteraad de toetsingskaders van het project aangepast en de drie architectenbureaus verzocht hun ontwerp aan te passen. De aangepaste ontwerpen dienden uiterlijk 18 april 2017 te zijn ingediend bij de gemeente. De ontwerpen zijn vervolgens door een ambtelijke commissie beoordeeld. Deze ambtelijke beoordeling was medio mei 2017 gereed. Aan Springtij Architecten zijn 23 punten toegekend, aan AG Architecten 22 punten en aan De Biase Architecten 16 punten. Op 28 juni 2017 heeft de gemeenteraad gestemd over de ontwerpen en met 10 tegen 7 stemmen is voor het plan van Springtij gekozen.
2.5
Op 28 juli 2017 heeft de Stichting Ons Watertorenplein bij de gemeente een
WOB-verzoek ingediend om inzage te krijgen in stukken die betrekking hebben op de selectieprocedure die heeft geleid tot de keuze voor Springtij. Als gevolg van dit verzoek is er onder meer e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en Watertoren CV op tafel gekomen. Op 6 oktober 2017 heeft de burgemeester van de gemeente [appellant] verzocht om de e-mails die bekend waren geworden te komen bespreken. In dat gesprek is opheldering gevraagd over de e-mailcorrespondentie.
2.6
Op 9 oktober 2017 heeft een ingelaste collegevergadering plaatsgevonden. Op 10 oktober 2017 heeft [appellant] schriftelijk zijn ontslag ingediend. Naar aanleiding van het ontslag van [appellant] heeft het college dezelfde dag een persverklaring gepubliceerd. Ook [appellant] heeft die dag een persverklaring gepubliceerd. De persverklaring van de gemeente luidt, zover van belang, als volgt:
Wethouder [appellant] treedt af
Vandaag heeft wethouder [appellant] (GBZ) besloten om met onmiddellijke ingang zijn functie neer te leggen
Door een binnengekomen WOB-verzoek kwam eind vorige week aan het licht dat de wethouder ambtelijke correspondentie over het project Watertorenplein heeft doorgestuurd aan de eigenaar van de Watertoren en aan een van de architectenbureaus die in de race waren met plannen voor het Watertorenplein. Daarnaast blijkt uit correspondentie dat conceptbrieven en reacties die deze architect en de eigenaar van de Watertoren naar de raad c.q. college stuurden, vooraf ter beoordeling zijn voorgelegd aan de wethouder. Daardoor zou de indruk kunnen ontstaan dat het besluitvormingsproces is beïnvloed.
Juist bij dit grote politiek gevoelige, al jarenlang durende dossier, hebben college en raad afgesproken om een grote mate van terughoudendheid te betrachten in de communicatie met belanghebbende partijen die onderling met elkaar in competitie waren. De handelswijze van de wethouder staat hier haaks op. Het college was niet op de hoogte en is van mening dat de wethouder grenzen van de gedragscode voor de bestuurders van Zandvoort heeft overschreden. Deze handelswijze past niet bij de invulling van een integer bestuur. (…)’
De persverklaring van [appellant] luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
Wethouder [appellant] legt functie neer.
Vandaag heeft wethouder [appellant] (GBZ) besloten om met onmiddellijke ingang zijn functie neer te leggen.
Door een binnengekomen WOB-verzoek kwam aan het licht dat de wethouder ambtelijke correspondentie over het project Watertorenplein voorafgaand aan het besluit door de raad heeft doorgestuurd aan de eigenaar van de Watertoren en aan een van de architectenbureaus die in de race waren met plannen voor het Watertorenplein. De wethouder heeft per mail deze twee partijen geadviseerd over reacties die zij aan de raad wilden sturen. Volgens wethouder [appellant] om juridische ongelukken te voorkomen. Deze gang van zaken zou de indruk kunnen wekken dat het architectenbureau en de eigenaar van de Watertoren zijn bevoordeeld. Voor de overige collegeleden is deze manier van doen is niet acceptabel. Of de besluitvorming door de werkwijze van de wethouder is beïnvloed moet nog blijken.
Wethouder [appellant] zegt dat zijn intenties zuiver waren en dat hij slechts vragen van betrokken marktpartijen waar mogelijk wilde voorzien van antwoorden om het faalrisico van het traject te verkleinen door meer aspecten te belichten. Terugkijkend vindt wethouder [appellant] dat dit wellicht een verkeerd beeld zou kunnen geven. (…)
2.7
Van het ontslag van [appellant] is melding gemaakt in de Zandvoortse Courant en in het Haarlems Dagblad. In De Zandvoortse Courant van 12 oktober 2017 is, zover hier van belang, het volgende bericht opgenomen:
‘Door het binnenkomen van het WOB-verzoek, kwam aan het licht dat de wethouder ambtelijke correspondentie over het Watertorenplein, voorafgaande aan het besluit van de raad, heeft doorgestuurd naar de eigenaar van de Watertoren, [X] en naar architectenbureau Springtij. Hij heeft ook adviezen en suggesties die richting op gedaan. Het mailverkeer was nogal intensief.’
Op 13 oktober 2017 is, zover hier van belang, het volgende bericht gepubliceerd in het Haarlems Dagblad:
‘ [Y] [hof: burgemeester van de gemeente] ging ook in op de oproep van de VVD om de rol van het gehele college te onderzoeken: “Daaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de VVD insinueert dat het college niet integer is. Daar nemen wij als bestuur collectief afstand van. Als de VVD wil analyseren welke stappen wij hebben genomen, dan is dat prima. Die verantwoording leggen wij af. Wij hebben gehandeld omdat wij dat nodig vonden. Zandvoort heeft recht op een integer bestuur.”’’
2.8
Op 17 oktober 2017 heeft de burgemeester van de gemeente bureau Integis B.V. opdracht gegeven onderzoek te doen naar de chronologie van feiten en omstandigheden inzake het project Watertorenplein en naar de grondslagen van de besluitvorming inzake dat project, teneinde vast te stellen of correspondentie tussen [appellant] en externe personen en partijen al dan niet invloed heeft gehad op het advies van het college inzake het project Watertorenplein en de besluitvorming zijdens de gemeenteraad dienaangaande.
2.9
Op 30 en 31 oktober 2017 heeft de gemeenteraad vergaderd, waarbij [appellant] aanwezig is geweest en is gehoord. Bij brief van 31 oktober 2017 heeft [appellant] zijn eerdere ontslagbrief schriftelijk ingetrokken en de gemeenteraad verzocht het vertrouwen in hem uit te spreken. Dit verzoek is in de op diezelfde datum gehouden raadsvergadering besproken. In die vergadering werd evenwel niet het vertrouwen in [appellant] uitgesproken, maar werd gesproken over een motie van wantrouwen tegen [appellant] . Vervolgens is [appellant] teruggekomen op zijn intrekkingsbrief.
2.1
Integis heeft op 29 november 2017 een rapport uitgebracht met de uitkomsten van haar onderzoek. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
‘109. Wij zijn van mening dat [appellant] met zijn advies aan WZCV om een (concept)brief betreffende ‘aanvulling wijziging bestemmingsplan’ te verzenden aan het college en Jordaan, invloed heeft gehad op (de door WZCV) aan het college en Jordaan verstrekte informatie.
110. Wij constateren verder dat de inhoud van de (concept)brief geen invloed heeft gehad op de ambtelijke beoordeling. Wij hebben verder geen aanwijzingen dat de (concept)brief invloed heeft gehad op het advies van het college, mede omdat het college de ambtelijke beoordeling heeft gevolgd.
6.4.1
Weging correspondentie na het collegebesluit en tot het raadsbesluit op 28 juni 2017
111. Wij zijn van mening dat [appellant] met zijn adviezen aan WZCV en door hem aan WZCV doorgezonden (ambtelijke) correspondentie, invloed heeft gehad op (de door WZCV) aan de gemeenteraad verstrekte informatie.
In zijn reactie op het conceptrapport heeft [appellant] aangegeven het hier niet mee eens te zijn omdat zijn communicatie informatie-uitwisseling betrof dan wel ‘kennis delen’ dan wel ‘Delen van informatie.’
112. Of en in hoeverre de correspondentie de besluitvorming door de gemeenteraad heeft beïnvloed is ter beoordeling van de raadslieden na kennisneming van bijgevoegde correspondentie en de in dit rapport beschreven context; wij kunnen immers niet vaststellen welke overwegingen aan de besluitvorming van de raadslieden ten grondslag hebben gelegen.’
2.11
Op 23 januari 2018 heeft de gemeenteraad opdracht gegeven aan Stichting Decentraalbestuur.nl om onderzoek te doen naar de vraag of er voor de drie bureaus die een plan hebben gemaakt sprake was van een ‘gelijk speelveld’ en of de gemeenteraad zijn besluit van 28 juni 2017 op goede gronden heeft kunnen nemen.
2.12
Stichting Decentraalbestuur.nl heeft hierover op 16 maart 2018 gerapporteerd. In het rapport zijn de volgende conclusies vermeld met onderbouwing:
1.5 Conclusie 1: er was sprake van een gelijk speelveld
Er was sprake van een gelijk speelveld voor de drie bureaus.(…)
1.6 Conclusie 2: de raad heeft op goede gronden kunnen besluiten
De raad heeft op goede gronden zijn besluit van 28 juni 2017 kunnen nemen.
2.13
Bij brief van 11 juni 2018 heeft [appellant] , na een eerder vruchteloos verzoek aan het college tot herstel van zijn reputatie en een passende compensatie, de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van zijn beschadigde reputatie.

3.Beoordeling

Het geschil
3.1.1 In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd:
(i) voor recht te verklaren dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem,
(ii) de gemeente te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie op de voorpagina van de Zandvoortse Courant en van het Haarlems Dagblad, inhoudende, kort weergegeven, dat de rechter heeft geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem en dat de gemeente verklaart dat hij als wethouder integer heeft gehandeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
(iii) de gemeente te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 16.577,- aan schadevergoeding voor het zuiveren van zijn naam op internet, te vermeerderen met rente, en (iv) de gemeente te veroordelen tot het betalen van overige schade, nader op te maken bij staat, eveneens te vermeerderen met rente,
een en ander met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.
3.1.2 [appellant] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. De gemeente heeft ontoelaatbare druk op hem uitgeoefend en ten onrechte aangestuurd op zijn ontslag. In de pers is ten onrechte de suggestie gewekt dat hij niet integer is. De gemeente heeft geweigerd zijn geschonden reputatie te herstellen. Het is voor hem daarom niet mogelijk opnieuw in een vergelijkbare functie aan het werk te gaan. Daardoor heeft hij schade geleden en lijdt hij nog steeds schade, welke schade de gemeente aan hem dient te vergoeden. Die schade bestaat uit de verminderde mogelijkheid om in zijn vakgebied (onder meer in de Ruimtelijke Ordening) passend werk te vinden alsmede de kosten die nodig zijn om zijn beschadigde naam op het internet te zuiveren. De gemeente heeft verweer gevoerd. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. De rechtbank heeft daartoe, kort gezegd, het volgende overwogen. Niet is vast komen vast te staan dat de gemeente ontoelaatbare druk op [appellant] heeft uitgeoefend om ontslag te nemen. Voor zover door de berichtgeving van de gemeente al het beeld is ontstaan dat [appellant] niet integer was, is dat niet het gevolg van onrechtmatige berichtgeving. Dat de gemeente ook na het verschijnen van het rapport van Integis geen rectificatie heeft geplaatst, is evenmin onrechtmatig te noemen. De gemeente heeft al met al niet onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] zodat er geen grond is voor toewijzing van zijn vorderingen, aldus de rechtbank.
3.1.3 Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met twee grieven (genummerd 1 en 3). De gemeente heeft de grieven bestreden. [appellant] betoogt bij zijn grieven dat de gemeente wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem.
Het hof komt tot het oordeel dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] . De grieven falen daarom. Het hof overweegt daartoe als volgt.
3.1.4 Allereerst is van belang dat [appellant] wethouder was van de gemeente. Hij bekleedde aldus een bestuurlijke positie binnen het college van burgemeester en wethouders. De leden van dat college vormen als collectief, dus gezamenlijk, het dagelijks bestuur van de gemeente. Dat betekent dat onderling vertrouwen tussen de collegeleden welhaast vereist is. Het handelen van het college wordt bovendien gecontroleerd door de raad van de gemeente. Het college dient daarom, om effectief te kunnen besturen, het vertrouwen van die raad te hebben. Dat vertrouwen kan tevens worden geschaad door het handelen van een individuele wethouder. De raad heeft volgens de Gemeentewet bovendien de bevoegdheid wethouders te benoemen of te ontslaan. Artikel 50 van de Gemeentewet bepaalt in dat verband dat de rechter niet treedt in de beoordeling van de gronden waarop de raad tot ontslag van een wethouder besluit. Hoewel in dit geval [appellant] zelf ontslag heeft genomen, en dat ontslag als zodanig ook geen voorwerp is van dit geschil, dienen de feiten in deze zaak wel in de gegeven bestuurlijke en politieke context te worden bezien en, in lijn met genoemd wetsartikel, door de rechter met terughoudendheid te worden beoordeeld. De rechter dient afstand te houden van de politieke en bestuurlijke keuzes die zijn gemaakt. Zijn positie als wethouder brengt bovendien mee dat [appellant] bestand dient te zijn tegen de politieke en bestuurlijke verhoudingen die soms op scherp worden gezet. Daarnaast dient hij zich als publieke figuur meer publiciteit, ook negatieve, te laten welgevallen dan gebruikelijk is.
Voorgeschiedenis
3.2.1 De gemeente wijst erop dat uit de e-mails, verzameld naar aanleiding van het WOB-verzoek, is gebleken dat [appellant] een intern bedoelde ambtelijke e-mail had doorgestuurd aan Watertoren CV en dat hij diverse conceptbrieven van Watertoren CV, en ook eenmaal van Springtij, bedoeld voor de raad, een individueel raadslid en/of het college over de plankeuze voorgelegd had gekregen met verzoeken om commentaar. [appellant] heeft op 20 juni 2017 op een dergelijk verzoek gereageerd met het advies de brief ‘in de achterzak’ te houden en deze niet aan raad en college te verstrekken omdat anders schade kon ontstaan aan de positieve grondhouding van een aantal raadsleden ten aanzien van het plan van Springtij. Verder heeft hij op 25 juni 2017 advies gegeven over een aantal tekstuele details van een brief.
3.2.2 [appellant] heeft zich verweerd met een beroep op artikel 1.3 van de koopovereenkomst uit 2006, zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.1 geciteerd. Hij heeft als verantwoordelijk wethouder namens de gemeente uitvoering aan dit artikel willen geven, zo zegt hij. [appellant] ziet er echter aan voorbij dat hij verder is gegaan dan het op de hoogte stellen van Watertoren CV van relevante ontwikkelingen. Daarmee kan niet zijn bedoeld dat Watertoren CV op de hoogte dient te worden gehouden van uitsluitend intern bedoelde e-mails. Dat is te meer het geval in een situatie als de onderhavige waarbij ook andere partijen waren betrokken in een besluitvormingsproces. De adviezen die [appellant] heeft gegeven kunnen in het geheel niet worden geschaard onder de inlichtingenplicht van de gemeente uit de koopovereenkomst.
3.2.3 Een en ander heeft plaatsgevonden kort voordat de raad diende te kiezen tussen de drie door de architecten ingediende plannen, waaronder het plan van Springtij dat de voorkeur van Watertoren CV had. Het had dan ook voor de hand gelegen dat [appellant] terughoudend was geweest in zijn contacten met Watertoren CV en, indirect, met Springtij. Die terughoudendheid is niet in de correspondentie terug te zien. [appellant] geeft in zijn inleidende dagvaarding onder 2.21 tot en met 2.31 nog een uitgebreide toelichting op de context en de inhoud van deze e-mails maar die toelichting neemt niet weg dat [appellant] in de correspondentie minder terughoudend is dan in de gegeven omstandigheden van hem in zijn rol van wethouder kon worden verwacht, mede gelet op de Gedragscode voor de bestuurders van de gemeente Zandvoort, waarvan artikel 5.4 bepaalt dat een bestuurslid niet ten bate van derden gebruik maakt van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.
3.2.4 De correspondentie tussen [appellant] en Watertoren CV is aan de burgemeester en de overige wethouders bekend geworden naar aanleiding van het WOB-verzoek dat reeds onder de feiten is genoemd. Op het moment dat de stukken openbaar zouden worden hadden zowel AG Architecten als De Biase Archtecten al een kort geding tegen de gemeente aangespannen omdat zij bezwaren hadden tegen de besluitvorming met betrekking tot het watertorengebied. De verwachting was dat de openbaar te maken stukken een rol zouden gaan spelen in die procedures. Het is te begrijpen dat daardoor spanning ontstond in de bestuurlijke verhoudingen.
Ontoelaatbare druk door het college?
3.3.1 De burgemeester heeft in de hem bekend geworden correspondentie aanleiding gezien om [appellant] op 6 oktober 2017 daarop aan te spreken en vervolgens een extra collegevergadering te gelasten. In die collegevergadering vallen ‘stevige woorden’, aldus de gemeente, en wordt ‘met luide stem gesproken’, ‘luid geschreeuwd’ en ‘met de vlakke hand op de tafel geslagen’, aldus [appellant] . Volgens [appellant] lopen, na het weekend, op 9 en 10 oktober de spanningen op. Er wordt grote druk op hem uitgeoefend om ontslag te nemen. Dat heeft hij uiteindelijk gedaan.
3.3.2 Het ligt gelet op de hiervoor beschreven voorgeschiedenis voor de hand dat [appellant] door de burgemeester en de overige collegeleden is aangesproken op de door hem met Watertoren CV gevoerde correspondentie. [appellant] had de overige collegeleden immers niet geïnformeerd over de inhoud van zijn contacten met Watertoren CV, terwijl er een raadsvergadering zou zijn over de plankeuze. [appellant] wijst nog erop dat Watertoren CV niet één van de deelnemende architecten was. Dat is minder van belang. Het was immers bekend dat Watertoren CV een uitdrukkelijke voorkeur had voor één van de plannen. Ook wist [appellant] dat Watertoren CV contact had met Springtij over de te volgen strategie richting raad en college in het keuzeproces.
3.3.3 Bij dat aanspreken van [appellant] zijn kennelijk harde woorden gevallen en zijn die woorden kracht bijgezet met handgebaren. Dat is echter onvoldoende om van ontoelaatbare druk te spreken. [appellant] heeft de door hem gestelde druk om ontslag te nemen verder niet concreet ingevuld. [appellant] heeft niet aangevoerd dat bij de discussie andere argumenten zijn gebruikt dan de inhoud van de correspondentie om hem tot ontslag te bewegen. [appellant] heeft bovendien niet weersproken dat het college verdere beslissingen over het weekend heeft getild, zodat hij de gelegenheid had in dat weekend zijn visie schriftelijk te formuleren en deze aan de overige collegeleden uiteen te zetten. Hoewel hij daarmee kennelijk het aangetaste vertrouwen van het college niet heeft weten te herstellen, is hem op deze wijze voldoende gelegenheid tot wederhoor gegeven.
3.3.4 [appellant] wijst nog erop dat het mogelijk was geweest om een oplossing te bedenken en uit te voeren die meer recht deed aan zijn belangen, bijvoorbeeld het tijdelijk opschorten van zijn werkzaamheden tot nader onderzoek naar zijn handelen was uitgevoerd. Dit te meer omdat het niet aan het college is maar aan de raad om het vertrouwen in een wethouder op te zeggen. [appellant] heeft echter, ondank de hem gegeven tijd, niet het initiatief genomen om een dergelijke tussenoplossing aan te dragen, maar heeft zelf direct ontslag genomen. Niet valt in te zien waarom de overige collegeleden het initiatief hadden moeten nemen tot de nu door [appellant] voorgestelde oplossing. [appellant] heeft bovendien nog een kans gekregen en genomen om zich in de raad te verantwoorden, waarover hierna meer.
Publiciteit onrechtmatig?
3.5.1 [appellant] heeft naast de volgens hem ontoelaatbare druk aangevoerd dat de gemeente in haar persbericht ten onrechte de suggestie heeft gewekt dat hij niet integer heeft gehandeld. Het hof is van oordeel dat aan [appellant] kan worden toegegeven dat de zinssnede ‘(d)eze handel(s)wijze past niet bij de invulling van integer bestuur’ door het publiek kan worden opgevat alsof de handelwijze van [appellant] niet integer was. Onderwerp van het persbericht is immers zijn ontslagname. Dat maakt het persbericht echter nog niet onrechtmatig.
3.5.2 Het persbericht vangt aan met feitelijkheden als het doorsturen van ambtelijke correspondentie aan Watertoren CV en het door Watertoren CV aan [appellant] ter beoordeling voorleggen van conceptbrieven aan de raad en/of het college. Dat deze feitelijkheden zich hebben voorgedaan blijkt uit de in het geding gebrachte e-mails en wordt door [appellant] niet weersproken. Hij heeft deze feitelijkheden bovendien ook in zijn eigen persbericht overgenomen, zij het in iets andere bewoordingen. [appellant] heeft in zijn eigen persbericht ook in iets andere bewoordingen overgenomen dat door deze feiten de indruk zou kunnen ontstaan dat het besluitvormingsproces is beïnvloed. Hij meldt immers dat de gang van zaken de indruk zou kunnen wekken ‘dat het architectenbureau en de eigenaar van de Watertoren zijn bevoordeeld’. Op grond van de gemelde feiten, en de daaruit voortvloeiende schijn van beïnvloeding of bevoordeling, heeft de gemeente in haar persbericht kunnen concluderen dat de handelwijze van [appellant] haaks stond op de afgesproken terughoudendheid in de communicatie met belanghebbende partijen. Dat de gemeente dat in haar persbericht meldt, is dan ook niet onrechtmatig jegens [appellant] . [appellant] had ook nauw contact met Watertoren CV die op haar beurt weer nauw contact had met Springtij, een van de deelnemende architecten.
3.5.3 De gemeente heeft daarnaast in haar persbericht gemeld dat de handelwijze, naar kan worden aangenomen van [appellant] , niet past bij een integer bestuur. Dat gaat ver omdat daarmee de suggestie wordt gewekt dat [appellant] niet integer heeft gehandeld. Gelet op de schijn van beïnvloeding of bevoordeling gaat deze mededeling echter niet te ver. Ook het wekken van die schijn kan immers twijfel doen ontstaan aan de integriteit van het bestuur. Het stond de gemeente daarom vrij de door [appellant] gewraakte mededeling te doen.
3.5.4 Bij het oordeel over het persbericht speelt mee dat [appellant] de gelegenheid is geboden te zelfder tijd via de gemeente een persbericht te doen uitgaan. [appellant] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Hij heeft in zijn persbericht gemeld dat een en ander wellicht een verkeerd beeld zou kunnen geven maar dat zijn intenties zuiver waren. Het algemeen belang staat bij hem altijd voorop, zo schrijft hij. Hij wijst op een gebleken verschil in bestuursstijl dat effect heeft gehad op het onderling vertrouwen in het college, en dat hij daarom heeft besloten zijn functie neer te leggen. [appellant] heeft daarmee zijn visie op de feiten aan het publiek kunnen voorleggen. Het publiek kan aldus zelf oordelen en zich aansluiten bij de visie van de gemeente of bij die van [appellant] . De gemeente heeft [appellant] bovendien in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij een persmoment waarvan hij zelf heeft gekozen dit voorbij te laten gaan. Een en ander maakt dat het persbericht van de gemeente niet onrechtmatig is jegens [appellant] .
3.5.5 [appellant] wijst voorts op het onder de feiten geciteerde interview dat de burgemeester aan het Haarlems Dagblad heeft gegeven. De burgemeester zegt daarin dat Zandvoort recht heeft op een integer bestuur. Dat gaat niet verder dan de inhoud van het reeds besproken persbericht. Het is bovendien gezegd naar aanleiding van een oproep van de VVD in de raad om de rol van het college rond het ontslag van [appellant] te onderzoeken. Dit is dus in een verder verband met het handelen van [appellant] dan de conclusie in het persbericht. Ook het interview is niet onrechtmatig jegens [appellant] .
Ontoelaatbare druk raad?
3.6.1 [appellant] heeft ook nog geklaagd over de gang van zaken op en rond de raadsvergadering van 30 en 31 oktober 2017. De burgemeester zou de toon hebben gezet door in de publiciteit te treden met het bericht dat [appellant] was afgetreden omdat hij niet integer was. De raad heeft deze mening overgenomen zonder deugdelijk onderzoek. In eerste aanleg heeft [appellant] nog erover geklaagd dat de burgemeester in de raadsvergadering geen aandacht heeft besteed aan zijn verweer, en dat de raad onder druk is gezet doordat is meegedeeld dat zijn terugkeer in het college niet zou worden geaccepteerd.
3.6.2 [appellant] gaat met een en ander eraan voorbij dat hij, evenals de rest van het college, in de raadsvergadering in de gelegenheid is gesteld zijn visie te geven. Bovendien was de inhoud van de correspondentie tussen hem en Watertoren CV tijdens de raadsvergadering bekend aan de raad. De raad heeft aldus geïnformeerd een besluit kunnen nemen. Dat [appellant] dat besluit niet heeft afgewacht maar zelf ontslag heeft genomen, althans de intrekking van zijn ontslag heeft teruggetrokken, maakt dat niet anders. Over de inhoud van het persbericht is reeds een oordeel gegeven. De inhoud van dat persbericht was niet onrechtmatig jegens [appellant] . Niet valt in te zien dat de gang van zaken rond de raadsvergadering onrechtmatig is geweest jegens [appellant] .
Rectificatie
3.7.1 [appellant] gaat ervan uit, zo begrijpt het hof, dat uit de onderzoeken van Integis en Decentraalbestuur.nl blijkt dat hem niets te verwijten valt. Dit brengt volgens [appellant] mee dat de gemeente de verplichting heeft tot rectificatie van het persbericht zoals door [appellant] gevorderd. Het hof volgt [appellant] daarin niet op grond van het volgende.
3.7.2 De opdracht aan Integis was te onderzoeken of het handelen van [appellant] heeft geleid tot beïnvloeding van de besluitvorming. In lijn met die opdracht heeft Integis geconcludeerd dat het handelen van [appellant] geen invloed heeft gehad op de ambtelijke beoordeling, maar wel op de door Watertoren CV aan de raad verstrekte informatie. Of er beïnvloeding is geweest van de besluitvorming door de raad is ter beoordeling aan de raadsleden na kennisneming van de correspondentie en de in het rapport beschreven context, aldus Integis. Deze conclusies pleiten [appellant] geenszins vrij, in elk geval niet van de schijn van beïnvloeding van het besluitvormingsproces. De informatievoorziening van Watertoren CV aan de raad is immers wel degelijk beïnvloed. Dat de raad naar aanleiding van het rapport niet heeft verklaard te zijn beïnvloed, zoals [appellant] aanvoert, maakt dat niet anders. Ook de conclusie van Decentraalbestuur.nl dat er voor de belanghebbenden bij de besluitvorming een gelijk speelveld was, neemt de schijn van beïnvloeding niet weg. Tot slot blijkt uit zijn eigen persverklaring dat ook [appellant] zelf de vraag of de besluitvorming door zijn werkwijze is beïnvloed los ziet van het verkeerde beeld dat door deze handelwijze zou kunnen zijn gegeven
3.7.3 Dat betekent dat [appellant] niet wordt gevolgd in zijn stelling dat de onderzoeken duidelijk maken dat hij de zuiverheid van de besluitvorming in voldoende mate heeft bewaakt, zoals artikel 1 van de gedragscode van de gemeente voorschrijft. Het is dan ook niet zo dat met de onderzoeken de bewering in het persbericht dat hij de gedragscode heeft overschreden wegvalt, zoals [appellant] bepleit. De uitkomst van de onderzoeken vormt ook verder onvoldoende aanleiding tot een rectificatie van het persbericht, en daarmee evenmin tot de conclusie dat het uitblijven daarvan onrechtmatig is.
Afsluiting
3.8.1 [appellant] voert ten slotte nog aan dat de gemeente de indruk bij hem heeft gewekt dat hij zou worden gerehabiliteerd indien uit onderzoek zou blijken dat hij niet op onjuiste wijze heeft gefunctioneerd. Hij heeft daaraan echter geen concrete conclusies verbonden. Ook is onduidelijk gebleven op welke wijze deze indruk bij hem zou zijn gewekt. Bovendien kan niet worden gezegd dat uit de onderzoeken is gebleken dat [appellant] niet op onjuiste wijze heeft gehandeld; hooguit dat er geen daadwerkelijke invloed is geweest op het keuzeproces. Het hof gaat aan zijn stelling voorbij.
3.8.2 De conclusie is dat niet is gebleken dat op onrechtmatige wijze druk op [appellant] is uitgeoefend om ontslag te nemen en dat evenmin is gebleken van onrechtmatige berichtgeving over zijn ontslag. Er is geen aanleiding een rectificatie te bevelen. De feiten en omstandigheden leveren ook in samenhang bezien geen onrechtmatig handelen op. Er is gelet op een en ander geen grond voor toewijzing van enig onderdeel van de vordering van [appellant] .
3.8.3 [appellant] heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete en ter zake dienende feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen.
3.8.4 De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 741,00 aan verschotten en € 1.074,00 voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, C.A.H.M. ten Dam en N.J. Huurdeman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.