ECLI:NL:GHAMS:2021:2784

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
23-000287-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij verboden demonstratie tegen Coronamaatregelen op het Museumplein te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een verboden demonstratie op het Museumplein op 24 januari 2021, waar hij zich schuldig maakte aan het negeren van een politiebevel. De tenlastelegging omvatte openlijk geweld tegen de politie, maar het hof sprak de verdachte vrij van dit feit. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, gezien de drukte en het tumult tijdens de demonstratie. De verdachte had niet opzettelijk geweld gepleegd, en er was geen overtuigend bewijs dat hij een politieagent had geraakt.

Wat betreft de tweede tenlastelegging, het niet voldoen aan een noodbevel van de burgemeester, oordeelde het hof dat de verdachte wel schuldig was. Het hof stelde vast dat het noodbevel op 24 januari 2021 om 14.40 uur was afgegeven en dat de verdachte om 15.20 uur nog steeds in de omgeving van het Museumplein aanwezig was, ondanks herhaalde waarschuwingen van de politie. De verdachte had niet voldaan aan het bevel om het gebied te verlaten, wat hem schuldig maakte aan het opzettelijk niet voldoen aan een wettelijk voorschrift.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar het hof verhoogde de straf naar een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van 20 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof benadrukte de ernst van de situatie, gezien de onvrede over de coronamaatregelen en de eerdere ongeregeldheden op het Museumplein. Het hof vond het belangrijk dat de regels ter handhaving van de openbare orde werden nageleefd, vooral in het licht van de coronamaatregelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000287-21
datum uitspraak: 27 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-022292-21 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 april 2021 en 13 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, op of aan de openbare weg(en), het Museumplein en/of het Concertgebouwplein, in elk geval op of aan de/een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep) maken van (een) armgeb(a)r(en) en/of opsteken van de middelvinger in de richting van één of meerdere politieagent(en) en/of, aanvallen/uitdagen van en/of indringen op/tegen één of meer politieagent(en) (die in linie stonden) en/of, (met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of helm en/of schild van (een) politieambtena(a)r(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of trekken tegen en/of aan straatmeubilair en/of, (telkens) (met kracht), naar, althans in de richting van één of meer politieagent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en), gooien van/met (een) ste(e)n(en), althans op (een) ste(e)n(en) gelijkend voorwerp(en) en/of, (een) (de(e)l(en) van) stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of, (een) stalen voorwerp(en) en/of, (een) reclame- en/of verkeersbord(en) en/of, (een) fiets(en) en/of, (een) fles(sen) en/of, (zwaar) vuurwerk en/of, een bouwhek blok en/of, (een) voorwerp(en);
2.
hij, op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de Burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte, zich toen en aldaar niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, (te weten onder andere de van Baerlestraat en/of de Paulus Potterstraat) nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal wegens proceseconomische redenen worden vernietigd.

Vrijspraak feit 1

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan worden bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte het feit ontkent en dat, gelet op de drukte c.q. het ontstane tumult op het Museumplein destijds, ruimte bestaat voor twijfel aan hetgeen de betreffende verbalisant stelt te hebben gezien.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Gelet op de drukte op het Museumplein, waarbij sprake is geweest van een ophoping van mensen en er tumult is ontstaan, kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van een onverhoedse beweging van de verdachte waarbij hij ongewild en ongeweten een verbalisant heeft geraakt. Mede gelet op de ontkenning van de verdachte, in samenhang bezien met het feit dat de betreffende verbalisant aan wie de klap zou zijn gegeven niets heeft bemerkt, acht het hof mitsdien niet buiten redelijke twijfel bewezen dat de verdachte opzettelijk een klap heeft gegeven. Nu voorts niet van enige verdere bijdrage door de verdachte aan de openlijke geweldpleging is gebleken, dient hij van het onder 1 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 2

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de demonstratie verboden was. De verdachte heeft, evenals een aantal getuigen, niet gehoord dat door de politie is medegedeeld het Museumplein te verlaten. Zijn focus was daar niet op gericht en de matrixborden vermeldden eerst een andere tekst dan het noodbevel. Dat een week eerder een noodbevel was gegeven voor een demonstratie op dezelfde locatie, brengt niet met zich dat de verdachte er van uit diende te gaan dat ook thans een noodbevel gold.
Het hof overweegt als volgt.
Het Museumplein en de directe omgeving waren op 24 januari 2021 vanaf 11.00 uur aangewezen als Veiligheidsrisicogebied, mede naar aanleiding van ongeregeldheden aldaar een week eerder. In de media is van die eerdere ongeregeldheden ook uitgebreid verslag gedaan. Om 14.40 uur heeft de burgemeester van Amsterdam een noodbevel afgegeven voor individuen en groepen die op het Museumplein of de omgeving daarvan werden aangetroffen en zich aldaar alleen of in groepsverband manifesteerden. Het bevel hield onder meer in dat deze personen zich op eerste aanzegging van de politie dienden te verwijderen van het Museumplein en de omgeving en zich dienden te begeven in een door de politie aangegeven richting. Dit noodbevel tot verwijdering is middels omroeping door een dakmicrofoon en door middel van
sound commanders(aanhoudend) kenbaar gemaakt aan de aanwezigen. Omdat de menigte zich niet verwijderde en de sfeer richting de politie grimmig werd, zijn om 15.13 uur waterwerpers ingezet.
De verdachte is kort daarna, om 15.20 uur, in de directe omgeving van het Museumplein aangehouden ter zake van overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt dat het noodbevel is gebaseerd op artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet. Ingevolge deze bepaling is de burgemeester bevoegd in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht.
De strekking van onderhavig noodbevel moge dan ook duidelijk zijn geweest: de verdachte diende het Museumplein en de omgeving daarvan te verlaten, teneinde (verdere) escalatie met alle (veiligheids)risico’s van dien te voorkomen.
Uit het gegeven dat de verdachte zelf heeft verklaard dat hij zich die dag op het Museumplein bevond, in samenhang bezien met het feit dat hij om 15.20 uur is aangehouden in de directe omgeving van het Museumplein, volgt dat hij op dat tijdstip de omgeving van het Museumplein nog steeds niet had verlaten, terwijl het noodbevel al vanaf 14.40 uur van kracht was. Dat de verdachte niet heeft meegekregen dat sprake was van een noodbevel op grond waarvan hij zich diende te verwijderen, acht het hof onaannemelijk, gelet op de hiervoor vermelde wijze van (aanhoudend) kenbaar maken van het noodbevel via dakmicrofoon en
sound commandersen de daarop volgende inzet van waterkanonnen om 15.13 uur.
Door zich op te (blijven) houden op het Museumplein en de omgeving daarvan, heeft de verdachte niet voldaan aan dit bevel.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte, aldus handelende, zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 24 januari 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een noodbevel van de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte, zich toen en aldaar niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en haar omgeving.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, naast een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, dit gelet op de context en de ernst van de strafbare feiten, die behoren tot een buitencategorie van feiten waarvoor een steviger signaal noodzakelijk is.
De raadsman heeft bepleit de verdachte niet terug de gevangenis in te sturen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De samenleving heeft reeds geruime tijd te kampen met (de gevolgen van) het Covid-19 virus. In dat kader is door de regering een aantal ingrijpende maatregelen genomen, ter voorkoming van (verdere) verspreiding van het virus, maar ook ter ontlasting van ziekenhuizen. Bij een deel van de bevolking bestaat over deze maatregelen onvrede. Deze onvrede wordt op diverse wijzen geuit. Daarvoor is ook ruimte binnen een democratische rechtsorde, mits de daarvoor geldende regels in acht worden genomen. Door het geldende noodbevel niet op te volgen heeft de verdachte deze regels niet in acht genomen. Het hof betrekt in haar afweging dat het Museumplein reeds een week eerder, op 17 januari 2021, schouwspel is geweest van hevige rellen en dat op voorhand was bericht dat een demonstratie aldaar op 24 januari 2021 niet was toegestaan. Dit heeft de verdachte er evenwel niet van weerhouden toch naar het Museumplein (en omgeving) te komen en daar – het noodbevel negerend – te blijven.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. M. Senden en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2021.
Mrs. M. Senden, M.R. Cox en M. Boelens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.