Uitspraak
mr. M.P.W. Lemstra, kantoorhoudende te Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2021, hebben de vennootschappen CNH Industrial N.V. en CNHI DM Holdings N.V. een verzoek ingediend bij de voorzitter van de Ondernemingskamer. Het verzoek had betrekking op de goedkeuring van de aanwijzing van een accountant voor het uitvoeren van een onderzoek en het afleggen van een verklaring in het kader van een voorgenomen juridische afsplitsing, zoals bedoeld in artikel 2:334aa van het Burgerlijk Wetboek. De verzoeksters stelden dat er geen belangen van minderheidsaandeelhouders in het geding waren, aangezien CNH Industrial de enige aandeelhouder van CNHI DM was.
De voorzitter van de Ondernemingskamer overwoog dat het verzoek enkel betrekking had op de goedkeuring van de accountant voor het onderzoek en de verklaring, en dat deze verklaring slechts verlangd werd ten aanzien van het vermogen van de voortbestaande splitsende vennootschap. De voorzitter concludeerde dat het niet passend was dat dezelfde accountant zowel voor de splitsende als de verkrijgende vennootschap een verklaring zou moeten afleggen. Dit leidde tot de beslissing dat de verzoeksters niet ontvankelijk waren in hun verzoek.
De beschikking werd uitgesproken door mr. A.W.H. Vink, voorzitter van de Ondernemingskamer, in aanwezigheid van mr. S.C. Prins, griffier, tijdens een openbare zitting.