Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- de na te noemen minderjarige [kind 1] (hierna: [kind 1] );
- de na te noemen minderjarige [kind 2] (hierna: [kind 2] ).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezamenlijke gezagsuitoefening en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie van de verzoekers, de vrouw en de man. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om gezamenlijk gezag over beide kinderen, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen voor het jongste kind, omdat de erkenningsprocedure nog niet was afgerond. De man had op zijn beurt een verzoek ingediend om gezamenlijk gezag over het jongste kind en om de zorgregeling te wijzigen. Het hof heeft vastgesteld dat de man inmiddels het jongste kind heeft erkend en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat beide ouders gezamenlijk gezag uitoefenen, ondanks de moeizame communicatie tussen hen. De ouders hebben in het verleden blijk gegeven van hun vermogen om samen te werken in het belang van de kinderen, wat het hof als positief heeft beoordeeld. De beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag over het oudste kind te bekrachtigen is bevestigd, terwijl het hof de beschikking van de rechtbank ten aanzien van het jongste kind heeft vernietigd en heeft bepaald dat de ouders gezamenlijk met het gezag over dit kind worden belast. De zorgregeling zal in een latere zitting verder worden behandeld, waarbij de contacten tussen de kinderen en de vrouw zullen worden uitgebreid.