ECLI:NL:GHAMS:2021:2691
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van diefstal met valse sleutel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2019. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gerelateerd aan een strafzaak waarin de betrokkene was veroordeeld voor diefstal van een pinpas en diefstal met behulp van een valse sleutel. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 2.119,92 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had deze vordering toegewezen en de betrokkene veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij hij zijn verweer voerde dat de vordering tot ontneming afgewezen diende te worden, omdat hetzelfde bedrag al door de benadeelde partij was gevorderd en de betrokkene was veroordeeld tot vergoeding van dat bedrag. De advocaat-generaal heeft echter geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, aangezien de betrokkene de schade aan de benadeelde partij nog niet had vergoed. Het hof heeft overwogen dat de ontnemingsmaatregel en de schadevergoedingsmaatregel twee verschillende belangen beschermen en dat beide maatregelen naast elkaar kunnen worden opgelegd.
Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep en heeft dit bevestigd, met toevoeging van een beslissing over de gijzeling. De duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 42 dagen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters M. Lolkema, E. van Die en A.M.A. Keulen zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2021.