ECLI:NL:GHAMS:2021:2685

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
23-001335-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging en openlijke geweldpleging met partiële vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. Het hof heeft het hoger beroep van zowel de verdachte als het openbaar ministerie behandeld, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, mishandeling, meermalen bedreiging en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 8 december 2017 in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen een horloge van een slachtoffer probeerde te stelen, waarbij geweld werd gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders dreigend optraden en geweld gebruikten tegen de slachtoffers. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de slachtoffers. De verdachte is wel veroordeeld voor de overige feiten, waaronder de diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, welke het hof heeft bevestigd, maar met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde 1], voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001335-19
datum uitspraak: 7 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-654187-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is bij het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het eerste onder 1 cumulatief tenlastegelegde, alsmede van het onder 2 primair en het onder 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie heeft op 3 april 2019 onbeperkt hoger beroep ingesteld. Bij akte van 11 februari 2020 heeft het openbaar ministerie het hoger beroep ingetrokken ten aanzien van de feiten 4 en 5.
Het namens de verdachte ingestelde hoger beroep is blijkens de daarvan opgemaakte akte niet gericht tegen de door de rechtbank gegeven vrijspraken.
Mede in aanmerking genomen dat de feiten 2 en 6 beide primair/subsidiaire tenlasteleggingen betreffen, betekent het voorgaande dat in hoger beroep de feiten 1, 2, 3 en 6 (geheel) aan het oordeel van het hof zijn onderworpen en dat de feiten 4 en 5 thans niet meer aan de orde zijn.
Tenlastelegging
Mede gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging – het hof neemt de gelijkluidende wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van de rechtbank van 14 maart 2019 niet in aanmerking omdat deze is strijd met artikel 313 (juncto artikel 312) van het Wetboek van Strafvordering mondeling in plaats van schriftelijk is gevorderd –, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1
.hij op of omstreeks 8 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar voornoemde [benadeelde 1] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) - eenmaal of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen in de richting van de borst/romp, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben gemaakt en/of - voornoemde (op de grond liggende) [benadeelde 1] met kracht op/tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt;
en/of
hij op of omstreeks 8 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, Lijnbaansgracht/Spiegelgracht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een horloge en/of overige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer ander(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededader, opzettelijk dreigend naar voornoemde [benadeelde 1] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- tegen voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd: "ik pak je klok" en/of "jullie moeten bang voor mij zijn" en/of "ik ben gevaarlijk", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [benadeelde 1] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of (vervolgens)
- voornoemde [benadeelde 1] op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of - met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben gemaakt (waarbij voornoemde [benadeelde 1] een snee in zijn vinger heeft opgelopen) en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen in de richting van de borst/romp van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben gemaakt en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gemaakt en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt (waarbij voornoemde [slachtoffer 2] een snee in haar arm heeft opgelopen) en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte afstand van de keel van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gehouden en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of voorgehouden en/of getoond;
2. primair
hij op of omstreeks 8 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan en/of (vervolgens) (op korte afstand) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens) in de arm, in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gestoken en/of gesneden;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 8 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in haar arm, in elk geval in haar lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden;
3
.hij op of omstreeks 8 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer ander(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] te maken, althans met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] te wijzen;
6. primair
hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in verenging met anderen of een ander, althans alleen aan [slachtoffer 5] , althans aan een of meer perso(o)n(en), die in het proces-verbaal PL1300-2017021353 nader worden aangeduid met NN4 en/of NN5 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar voornoemde [slachtoffer 5] en/of een of meer perso(o)n(en), die in het proces-verbaal PL1300-2017021353 nader worden aangeduid met NN4 en/of NN5 is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen/in de richting van het hoofd/gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde NN5 heeft/hebben geslagen en/of gestompt (waardoor voornoemde NN5 ten val is gekomen) en/of (vervolgens) eenmaal of meermalen (met kracht) (met geschoeide voeten) tegen/in de richting van het gezicht/hoofd van voornoemde NN5 heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen/in de richting van het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde NN4 heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen (waarbij voornoemde NN4 ten tijde van die een of meer trappen en/of schoppen op de grond lag) en/of (vervolgens)
- (met kracht) een knietje tegen/in de richting van het hoofd van voornoemde NN4 heeft/hebben gegeven en/of (vervolgens) - met een mes, in elk geval met een soortgelijk voorwerp, een of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van voornoemde NN4;
6. subsidiair
hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Warmoesstraat (ter hoogte van de Wijde Kerksteeg), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , althans aan een of meer perso(o)n(en), die in het proces-verbaal PL1300-2017021353 nader worden aangeduid met NN4 en/of NN5, welk geweld onder meer bestond uit:
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen/in de richting van het hoofd/gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde NN5 heeft/hebben geslagen en/of gestompt (waardoor voornoemde NN5 ten val is gekomen) en/of (vervolgens) eenmaal of meermalen (met kracht) (met geschoeide voeten) tegen/in de richting van het gezicht/hoofd van voornoemde NN5 heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen/in de richting van het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde NN4 hebben/heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen (waarbij voornoemde NN4 ten tijde van die een of meer trappen en/of schoppen op de grond lag) en/of (vervolgens)
- (met kracht) een knietje tegen/in de richting van het hoofd van voornoemde NN4 heeft/hebben gegeven en/of (vervolgens) - met een mes, in elk geval met een soortgelijk voorwerp een of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van voornoemde NN4.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Partiële vrijspraak feit 1, feit 2 primair en feit 6 primair
Vrijspraak poging doodslag / zware mishandeling [benadeelde 1] (feit 1)
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van feit 1 geheel wordt vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [benadeelde 1] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In dat verband heeft de raadsman onder andere aangevoerd dat onduidelijk is of met een mes is gestoken in de richting van [benadeelde 1] of in de buurt van vitale organen van zijn lichaam.
Het hof overweegt als volgt.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [benadeelde 1] en dat [benadeelde 1] als gevolg daarvan een verwonding aan zijn vinger heeft opgelopen. Maar uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte toen op zodanig korte afstand van [benadeelde 1] stond, dat hij de aanmerkelijk kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van [benadeelde 1] door bijvoorbeeld het raken van vitale lichaamsdelen – zo die aanmerkelijke kans al aanwezig was – heeft aanvaard. Dit volgt evenmin uit de beschadiging van het shirt van [benadeelde 1] , welke beschadiging niet zonder meer is te herleiden tot een messteek. Dit brengt mee dat het voor poging tot doodslag of tot zware mishandeling vereiste (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak poging zware mishandeling [slachtoffer 2] (feit 2)
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] door de ongecontroleerde steekbewegingen van de verdachte in de richting van omstanders – onder wie [slachtoffer 2] – wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft vrijspraak van dit feit bepleit op de grond dat de verdachte naar eigen zeggen het mes alleen heeft getoond om de omstanders op afstand te houden en getuigen niet hebben verklaard over stekende bewegingen die de verdachte met het mes zou hebben gemaakt, terwijl [slachtoffer 2] niet heeft gezien wie van de verdachten haar heeft gestoken.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte, door zijn mes op dreigende wijze in de richting van omstanders (onder wie [slachtoffer 2] ) te bewegen, rekening moeten houden met de reële mogelijkheid dat [slachtoffer 2] zich daartegen zouden (proberen te) verweren en daarbij gewond zou raken. Echter kan niet als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] hierbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dit brengt mee dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Vrijspraak poging zware mishandeling (feit 6 primair)
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 6 primair is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging t.a.v. het medeplegen van feit 1, 2 en 3
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof af dat de verdachte en zijn mededader samen ten aanzien van de verschillende slachtoffers diverse geweldshandelingen hebben gepleegd en gedreigd hebben met geweld en dat zij met elkaar hebben gesproken over het afpakken van het horloge van [benadeelde 1] .
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat sprake is geweest van zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader dat het tenlastegelegde medeplegen / plegen in vereniging kan worden bewezen. Het terzake gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 8 december 2017 te Amsterdam op de openbare weg, Lijnbaansgracht/Spiegelgracht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een horloge, toebehorende aan [benadeelde 1] , en die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader opzettelijk dreigend naar [benadeelde 1] is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededader

- tegen voornoemde [benadeelde 1] hebben gezegd: "ik pak je klok" en "jullie moeten bang voor mij zijn" en "ik ben gevaarlijk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- [benadeelde 1] tegen de grond hebben gewerkt,
- [benadeelde 1] tegen het lichaam hebben geschopt/getrapt en geslagen,
- met een mes stekende bewegingen in de richting van [benadeelde 1] hebben gemaakt (waarbij [benadeelde 1] een snee in zijn vinger heeft opgelopen),
- met een mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] hebben gemaakt,
- met een mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] hebben gemaakt (waarbij [slachtoffer 2] een snee in haar arm heeft opgelopen),
- een mes op korte afstand van de keel van [slachtoffer 3] hebben gehouden,
- een mes in de richting van [slachtoffer 4] hebben gericht en gericht gehouden;

2.subsidiairhij op 8 december 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met een mes in haar arm heeft gestoken;

3.hij op 8 december 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling door met een mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] te maken;

6.subsidiairhij op 29 januari 2017 te Amsterdam met anderen op de openbare weg, de Warmoesstraat (ter hoogte van de Wijde Kerksteeg) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen die in het proces-verbaal PL1300-2017021353 worden aangeduid als NN4 en NN5, welk geweld bestond uit:

- meermalen tegen het hoofd/gezicht van NN5 slaan en/of stompen (waardoor NN5 ten val is gekomen) en vervolgens (met kracht) met geschoeide voet tegen het hoofd van NN5 schoppen of trappen,
- meermalen tegen het hoofd van NN4 schoppen of trappen en stompen, waarbij NN4 op de grond lag/zat,
- met een mes stekende en zwaaiende bewegingen maken in de richting van NN4.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair, 3 en 6 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 6 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplegen van mishandeling.
en
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 6 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 6 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging gewezen op het feit dat de verdachte zich heeft ontworsteld aan zijn verleden en zijn leven op orde heeft gekregen. Voorts heeft de raadsman ten aanzien van feit 6 aangevoerd dat de verdachte zich, anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft onttrokken aan het geweld (ruim) voordat de politie ter plaatse was.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse forse geweldsmisdrijven, te weten diefstal met geweld in vereniging, het medeplegen van mishandeling, het meermalen medeplegen van bedreiging met een mes en openlijke geweldpleging in vereniging.
Bij de feiten van 8 december 2017 heeft de verdachte, samen met een ander, in de nachtelijke uren geprobeerd iemand te beroven. Zij hebben het slachtoffer met geweld op de grond gewerkt, hem bedreigd met een mes en, terwijl hij op de grond lag, mishandeld. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook hebben de verdachte en zijn mededader de omstanders die het slachtoffer te hulp wilden schieten, bedreigd met een mes, waarbij één persoon is geraakt in haar arm. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Daarnaast veroorzaken bij uitstek feiten als het onderhavige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich op 29 januari 2017 samen met een ander in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij de verdachte eveneens een mes heeft getrokken. Dat het feit op de openbare weg plaatsvond, draagt tevens bij aan het ontstaan van gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Bij beide incidenten heeft de verdachte besloten op pad te gaan met een mes en is hij er ook niet voor teruggedeinsd dit te gebruiken, hetgeen het hof de verdachte aanrekent.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel de door de rechtbank opgelegde straf in beginsel onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, ook al komt het hof tot bewezenverklaring van minder feiten.
Anderzijds neemt het hof in overweging dat zich een positieve kentering in het leven van de verdachte lijkt te hebben voorgedaan. Deze ontwikkeling vindt bevestiging in het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 augustus 2021, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte niet is veroordeeld ter zake van misdrijven na zijn vrijlating op 29 maart 2019. Het hof acht het niet in het belang van de verdachte noch van de samenleving dat deze ontwikkeling teniet wordt gedaan door een strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij komt dat ruime tijd sinds de bewezenverklaarde feiten is verstreken.
Alles overwegende acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Gelet op het feit dat de tijd die de verdachte in de onderhavige zaak in voorarrest heeft doorgebracht gelijk is aan de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die aan de verdachte wordt opgelegd, acht het hof geen termen aanwezig een beslissing te nemen omtrent de toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstelling zoals bepaald in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering
Inbeslaggenomen voorwerpen
Het hof zal het onder de verdachte inbeslaggenomen knipmes (goednummer 5496473) onttrekken aan het verkeer, nu de onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van dit mes en dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen dienen aan de verdachte te worden teruggegeven.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.175,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, in aanmerking genomen dat aan de verdachte geen feiten zijn tenlastegelegd waarvan [benadeelde 2] het slachtoffer is geweest en zij evenmin aangifte heeft gedaan. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.957,35, waarvan € 2.457,35 aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.736,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 736,40 voor wat betreft de materiële schade en € 1.500 voor wat betreft de immateriële schade, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen ten aanzien van de schadeposten ter zake van de jeans en de uitbestede werkzaamheden, en voorts de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen ten aanzien van de immateriële schade op de grond dat de vordering onregelmatigheden bevat en onvoldoende is onderbouwd.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat de vordering tot € 737,35 kan worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- shirt € 109,95;
- colbert € 399,95;
- jeans € 159,95;
- armband € 67,50.
Deze posten betreffen rechtstreekse schade, zijn voldoende onderbouwd en komen het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof gaat voorbij aan het verweer van de raadsman, dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat de spijkerbroek onherstelbaar beschadigd is geraakt, dan wel dat deze in beslag is genomen door de politie en is vernietigd. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de broek van de benadeelde onherstelbaar beschadigd is geraakt als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen en daarmee sprake is van een in de wet (art. 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek) aangewezen geval waarin op vergoeding van immateriële schade aanspraak kan worden gemaakt.
Het hof begroot die immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op € 1.000. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Conclusie
Het hof concludeert dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.737,35, bestaande uit € 737,35 aan materiële schade en € 1.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, voor welk bedrag de verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55 lid 1, 57, 141, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief, 2 primair en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief, 2 subsidiair, 3 en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 Knipmes (goednummer: 5496473).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 jas (goednummer: 5496246);
- 1 handschoen (goednummer: 5496247);
- 1 handschoen (goednummer: 5496248);
- 1 jas NIKE (goednummer: 5496249);
- 1 ( rechter)schoen NIKE (goednummer: 5496250);
- 1 ( linker)schoen NIKE (goednummer: 5496251);
- 1 muts (goednummer: 5496252); en
- 1 broek (goednummer: 5496253).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.737,35 (duizend zevenhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit € 737,35 (zevenhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader
hoofdelijkvoor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag
te betalenvan
€ 1.737,35 (duizend zevenhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit € 737,35 (zevenhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op 8 december 2017.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
27 (zevenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Woensel en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2021.