Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat sprake is van ernstige zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen. Vanwege het oorlogsgeweld in Syrië vlucht de moeder samen met de kinderen in 2016 naar Nederland. In Nederland raken Vluchtelingenwerk, het Sociaal Wijkteam/CJG en TalenTonen bij het gezin betrokken. Vanwege het schoolverzuim, het te laat komen en het te laat opgehaald worden van de kinderen doet de school eind januari 2017 een melding bij de leerplichtambtenaar. Vervolgens doet de school op 13 juli 2017 een zorgmelding over de kinderen. Naar aanleiding van deze melding vindt bij de moeder thuis een overleg plaats met TalenTonen, de gemeente en de Jeugd en Gezinsbeschermers (JGB). Er zijn zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen, de beschikbaarheid en opvoedcapaciteiten van de moeder, haar leerbaarheid en de motivatie om hulp te aanvaarden. De kinderen zijn niet zindelijk, het huis is niet hygiënisch en voor eten zijn de kinderen vaak op zichzelf aangewezen. Daarnaast vertonen de kinderen signalen van een onveilige hechting, hebben zij verlatingsangst, kennen zij geen structuur en regels en luisteren zij slecht. De raad wordt verzocht om met spoedonderzoek te doen.
Op 26 juli 2017 meldt JGB nieuwe zorgen en wordt aangegeven dat niet langer kan worden gewacht met een kinderbeschermingsmaatregel. De kinderrechter stelt de kinderen voorlopig onder toezicht en verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. De kinderen worden dezelfde dag nog uit huis geplaatst in een pleeggezin. In dit pleeggezin laat met name [kind 1] moeilijk gedrag zien. Zij probeert diverse malen weg te lopen. Op 27 juli 2017 verhuizen de kinderen naar een ander pleeggezin, dat ervaring heeft met het opvangen van kinderen met een vluchtelingen- en traumaverleden. In dit gezin verblijven de kinderen nog steeds.
Vanaf augustus 2017 wordt het FACT-team van GGZ Centraal betrokken voor hulp aan de moeder. De moeder heeft daar een aantal gesprekken, waarna zij aangeeft geen hulp nodig te hebben. Ook met Centrum 45 zijn gesprekken, maar een diagnose kan niet worden gesteld omdat de moeder geen openheid geeft over de problematiek. Een psychologisch onderzoek van de moeder wordt geadviseerd, maar komt niet tot stand omdat de moeder in het buitenland verblijft. Zij is hertrouwd en woont met haar echtgenoot en zijn twee dochters in [plaats] (Verenigde Arabische Emiraten).
In 2018 start Parlan met ambulante hulp voor [kind 1] gericht op haar werkhouding, het reguleren van haar emoties, het netjes je mening mogen geven, veiligheid en structuur, ontspannen en haar plek in de groep. [kind 2] ontvangt huiswerkbegeleiding van Koel&Co vanwege haar achterstand op het gebied van taal en rekenen.
Tussen de moeder en de kinderen vinden (video)belcontacten plaats. In deze contacten lukt het de moeder niet om aan te sluiten bij de kinderen. De moeder laat zich regelmatig negatief uit over de pleegmoeder en dwingt de kinderen te spreken met haar nieuwe partner en zijn kinderen. De kinderen kennen deze nieuwe partner en zijn kinderen niet. Zij voelen zich niet begrepen door de moeder en laten voor en na de contacten zorgelijk gedrag zien, in de vorm van slecht luisteren, boosheid en verdriet, druk gedrag en bedplassen. De GI besluit daarop de (video)belcontacten te begeleiden.
In de gesprekken op 19 september 2019 en 3 oktober 2019 uiten de kinderen verwijten naar de moeder en beschuldigen zij haar ervan niet de waarheid spreken. Vanaf 20 september 2019 geven de kinderen diverse malen aan dat zij hun moeder niet meer willen spreken en zien. Het (laatst geplande) gesprek op 17 oktober 2019 heeft de GI afgelast, omdat het te belastend is voor de kinderen.
In de periode van 29 oktober 2019 tot 10 december 2019 verblijft de moeder in Nederland. De GI voert diverse gesprekken met de kinderen om te komen tot een begeleid contact met de moeder op het kantoor van de GI. De kinderen blijven echter tot op heden ieder contact met de moeder weigeren.