ECLI:NL:GHAMS:2021:2662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
200.289.072/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderonthechting en gezagsregister; gezamenlijke gezagsuitoefening over minderjarige

In deze zaak gaat het om de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarige [kind A], geboren in 2008, door de ouders, [de vrouw] en [de man]. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin is bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [kind A] worden belast. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aantekening in het gezagsregister, waarbij de vrouw eenhoofdig gezag heeft, onjuist is en dat de man op basis van artikel 1:253o BW mede met het gezag moet worden belast.

De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij geen opening biedt voor contact tussen de man en [kind A]. De man daarentegen stelt dat het gezamenlijk gezag noodzakelijk is om de ontwikkeling van de banden tussen [kind A] en hem te bevorderen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers hebben beide geadviseerd om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, omdat het gezamenlijk gezag in het belang van [kind A] is.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen en is van oordeel dat de vrouw haar verplichting om de ontwikkeling van de banden tussen [kind A] en de vader te bevorderen, veronachtzaamd heeft. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, waarbij de ouders gezamenlijk met het gezag over [kind A] worden belast.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.289.072/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/306585 / FA RK 20-4435
Beschikking van de meervoudige kamer van 17 augustus 2021 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.J. van der Vlis te Haarlem,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. F.P. Klaver te Alkmaar.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de minderjarige [kind A] (hierna te noemen: [kind A] ), geboren [in] 2008.
Als informant is aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, regio Noord-Holland (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 28 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 26 januari 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De man heeft op 18 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling, in aanwezigheid van de griffier, met [kind A] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 14 april 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout.
Beide advocaten hebben ter zitting in hoger beroep een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de man en de vrouw (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn geboren:
- [kind C] , [in] 2004;
- [kind B] , [in] 2008, en
- [kind A] .
De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind C] en [kind B] . De man heeft [kind A] erkend. [kind A] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 18 februari 2019 is [kind A] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien telkens is verlengd en thans tot 18 februari 2022 voortduurt.
3.3
In het dossier bevinden zich twee uittreksels uit het gezagsregister met betrekking tot [kind A] . In het uittreksel met registerkaartnummer 2008_14038371 staat vermeld dat op 11 november 2008 het gezamenlijk gezag van de ouders over [kind A] is aangetekend. In het uittreksel met registerkaartnummer 2015_00015843 staat dat de vrouw op 29 januari 2014 met het eenhoofdig gezag over [kind A] is belast, waarbij wordt verwezen naar de beschikking van de rechtbank met het kenmerk C/14/145783 FA RK 13-949. Voor zover het hof heeft kunnen nagaan, heeft de rechtbank op 29 januari 2014 inderdaad een beschikking gewezen tussen partijen onder voornoemd zaaknummer. Deze beschikking betreft echter een tussenbeschikking in een omgangsprocedure. In deze beschikking is geen beslissing over het gezag gegeven. Op 21 juli 2020 heeft de griffie van de rechtbank de gegevens zoals opgenomen in voormelde uittreksels samengevoegd onder registerkaartnummer 2015_00015843.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van de man, bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [kind A] worden belast.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, opnieuw rechtdoende het inleidende verzoek van de man alsnog af te wijzen.
4.3
De man verzoekt het hoger beroep van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat de aantekening in het gezagsregister, waarbij de moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [kind A] , geen feitelijk en juridische basis heeft, zodat deze aantekening als onjuist moet worden bestempeld. De rechtbank heeft zich echter niet bevoegd geacht om deze aantekening in het gezagsregister te schrappen, zodat de rechtbank toekomt aan het (subsidiaire) verzoek van de vader om hem op grond van artikel 1: 253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) mede met het gezag over [kind A] te belasten. Tegen dit oordeel zijn geen grieven gericht.
5.2.
Ingevolge artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast, op verzoek van de ouders of van één van hen door de rechter worden gewijzigd op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval van een wijziging van omstandigheden sprake is, waarbij de rechtbank onder andere heeft overwogen dat de omstandigheden sinds 2014 zijn gewijzigd in die zin dat recentelijk een rapport van mw. H. Koppejan is uitgebracht, waaruit valt af te leiden dat naar haar mening sprake is van ouderonthechting bij [kind A] . Ook tegen dit oordeel is niet gegriefd.
5.4
Volgens de vrouw heeft de rechtbank echter ten onrechte geconcludeerd dat de vrouw op geen enkele wijze een opening biedt aan de man om betrokken te zijn bij het leven van [kind A] en om ouderonthechting tegen te gaan. De vrouw werkt wel degelijk mee aan de hulpverlening en heeft [kind A] kunnen stimuleren om op 5 oktober 2020 het gesprek onder leiding van mevrouw Benschop met de man aan te gaan. Sindsdien heeft [kind A] echter haar buik vol van hulpverlening. De kinderen van partijen hebben hun hele leven al met zoveel rechters en hulpverleners gesproken, dat het de vrouw niet meer lukt om hen te stimuleren. De vrouw blijft [kind A] overigens wel stimuleren in het contact met haar vader. Het contactherstel door middel van hulpverlening zal echter niet tot stand komen, zo is de laatste jaren gebleken. Ten aanzien van de twee zonen van partijen, heeft de hulpverlening het inmiddels opgegeven. Het gelijktrekken van het gezag tussen de kinderen zal dan ook geenszins van invloed zijn op het contactherstel tussen de man en [kind A] . De afgelopen jaren is bovendien onvoldoende rekening gehouden met de mening van [kind A] . Zij zegt al jaren dat zij niet wil dat wordt getracht het contact tussen haar en de man te herstellen. Wanneer door een rechter toch wordt afgeweken van haar wens, dient dit uitdrukkelijk te worden gemotiveerd, hetgeen de rechtbank heeft nagelaten. Het gezamenlijke gezag zal gelet op het voorgaande alleen maar tot meer spanningen leiden, wat niet in het belang van [kind A] is, aldus de vrouw.
5.5
De man verweert zich als volgt. Allereerst blijft de man van mening dat het in de bestreden beschikking en ook thans, enkel gaat om het herstellen van een puur administratieve fout.
Daarnaast vindt de man het belangrijk dat [kind A] zich zelf een beeld van de man kan vormen, al is het een negatief beeld. Dit werkt de vrouw echter structureel tegen. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op het advies van de gedragsdeskundige, mevrouw Koppejan. Het is in het belang van [kind A] dat geen onderscheid bestaat tussen haar en haar broers. De vrouw blokkeert iedere vorm van contact, waardoor de twee oudsten inmiddels een leeftijd hebben bereikt waarbij niet meer kan worden gewerkt aan contactherstel. Dit mag echter niet ertoe leiden dat voor [kind A] ook niet meer wordt gezocht naar mogelijkheden. De man blijft, ondanks de houding van de vrouw, hopen op contactherstel met alle drie de kinderen. Hiervoor dient de weg zoveel mogelijk vrij te worden gemaakt en gehouden. Daarom is het voor alle drie de kinderen van belang dat de man een gelijkwaardige positie als de vrouw inneemt ten opzichte van de kinderen.
De door de kinderen op papier gestelde meningen zijn naar het standpunt van de man evident gesouffleerd door de vrouw. Door het loyaliteitsconflict waarin de kinderen verkeren, voelen zij zich niet vrij hun mening kenbaar te maken. Aan de mening van [kind A] kan derhalve geen zelfstandige betekenis toekomen, aldus nog steeds de man.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Hoewel op dit moment en vermoedelijk in de toekomst, geen sprake is van een gezamenlijke gezagsuitoefening of een gezamenlijk ouderschap, is het in het belang van [kind A] dat de ouders het gezamenlijk gezag over haar hebben, net als over haar broers, juist omdat er zorgen bestaan over de weerstand die [kind A] thans voelt tegen contact met de man. De raad is van mening dat [kind A] niet klem en verloren is geraakt tussen de ouders door het gezamenlijk gezag. Zij was ook al klem en verloren voordat de man het gezamenlijk gezag met de vrouw kreeg. Daarom is het juist in haar belang dat hij door middel van het gezag betrokken bij haar blijft, zodat [kind A] op latere leeftijd zal voelen en weten dat de man altijd voor haar heeft willen klaarstaan. Door het gezamenlijk gezag, wordt het verwrongen beeld dat de vrouw en de oma van de man schetsen, genuanceerd. Het is dan ook van belang dat de GI zal blijven inzetten op de vaderrol van de man, aldus de raad.
5.7
De GI heeft zich ter zitting in hoger beroep aangesloten bij het advies van de raad. De GI vindt het in het belang van [kind A] dat zowel de man als de vrouw het gezag over haar hebben, net als over haar broers. Zulks temeer nu er grote zorgen zijn over de keuzes van de vrouw. Zo lijkt zij in haar strijd tegen de man de belangen van de kinderen uit het oog te verliezen. Ook staat de vrouw het niet toe dat de kinderen contact hebben met hulpverleners van de GI. Hiermee bemoeilijkt de vrouw de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dientengevolge is het gezag van de man nodig om de vrouw geen vrijbrief te geven voor haar huidige wangedrag. Bovendien is gebleken dat de man geen misbruik maakt van zijn gezag. Sterker nog, hij is afwachtend in het gebruikmaken van zijn gezagspositie, aldus de GI.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken.
Sinds de ouders in 2011 uit elkaar zijn gegaan, verloopt de communicatie tussen de man en de vrouw slecht. Het gevolg hiervan is geweest dat de omgangsmomenten tussen de man en de kinderen spaarzaam waren. Sinds begin 2013 hebben de kinderen helemaal geen omgang meer met de man. Vanaf 2017 zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het functioneren van de kinderen. In verband met de zorgen over de houding van de vrouw ten opzichte van het contact van de kinderen met de man en de gevolgen daarvan voor de kinderen, staan de kinderen sinds 19 december 2017 onder toezicht van de GI. Begin 2020 heeft de gedragsdeskundige mevrouw Koppejan onderzoek gedaan naar ouderonthechting bij de kinderen. Zij heeft bij alle drie de kinderen geconstateerd dat zij onthecht gedrag laten zien. De vrouw lijkt zich daarbij niet bewust te zijn van het effect van haar gedrag op de kinderen. De angst voor de man is bij de kinderen toegenomen, terwijl zij hem niet zagen. Het is de vrouw dus niet gelukt om deze angst bij de kinderen weg te nemen, integendeel. Mevrouw Koppejan heeft de man geadviseerd onderzoek te doen naar het gezamenlijk gezag over [kind A] , nu zij door het eenhoofdig gezag in een andere positie ten opzichte van de man stond dan haar broers. Ook heeft mevrouw Koppejan exposure therapie geadviseerd. Hierbij worden de kinderen blootgesteld aan contact met de man, zodat zij voor zichzelf kunnen zien en beslissen in hoeverre hun angsten terecht zijn. In het kader van voormelde exposure therapie heeft [kind A] op 5 oktober 2020 onder leiding van haar therapeute mevrouw Benschop de man ontmoet. Deze ontmoeting is echter vruchteloos gebleven doordat [kind A] zich bij mevrouw Benschop heftig verzette tegen bedoelde ontmoeting, mede als gevolg van het feit dat de vrouw en haar moeder haar geen enkel aanknopingspunt leken te bieden om daadwerkelijk contact te zoeken met de man. In het tussenrapport van 25 februari 2021 schrijft mevrouw Benschop dat zij de kansen dat [kind A] de man open zal kunnen ontmoeten steeds kleiner acht. Mevrouw Benschop wijt dit, evenals mevrouw Koppejan, aan het onvermogen van de vrouw en de moeder van de vrouw om hun eigen gedrag te herkennen, waarbij zij hun emoties overbrengen op [kind A] en op elkaar, hetgeen tot stress bij alle partijen leidt.
5.9
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vrouw, gelet op het vorengaande, haar wettelijke verplichting om de ontwikkeling van de banden tussen [kind A] en de vader te bevorderen op grove wijze veronachtzaamd en aldus zodanig tegen het belang van [kind A] handelt, dat het noodzakelijk is dat een einde komt aan de situatie dat zij als enige het gezag over haar heeft Het gezamenlijk gezag is naar het oordeel van het hof juist in het belang van [kind A] , nu zij hieruit (op enig moment) kan opmaken dat haar vader altijd voor haar klaar heeft willen staan. Uit de mededelingen van de man en de GI ter zitting in hoger beroep, valt af te leiden dat de man tot op heden het gezag over [kind A] niet heeft gebruikt, laat staan misbruikt. Ook is komen vast te staan dat het gezamenlijk gezag van de ouders over de twee oudste kinderen nooit tot problemen heeft geleid. De twee oudste kinderen hebben hiervan dan ook geen last (gehad). Wel hebben zij recent op school aangegeven dat zij niet langer willen dat de man informatie over hen ontvangt. De kinderen zijn hierin serieus genomen door school en de man ontvangt deze informatie niet meer. De conclusie is dan ook dat het hof de beslissing van de rechtbank zal bekrachtigen.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 17 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken door mr. M.T. Hoogland.