ECLI:NL:GHAMS:2021:2662
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ouderonthechting en gezagsregister; gezamenlijke gezagsuitoefening over minderjarige
In deze zaak gaat het om de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarige [kind A], geboren in 2008, door de ouders, [de vrouw] en [de man]. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin is bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [kind A] worden belast. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aantekening in het gezagsregister, waarbij de vrouw eenhoofdig gezag heeft, onjuist is en dat de man op basis van artikel 1:253o BW mede met het gezag moet worden belast.
De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij geen opening biedt voor contact tussen de man en [kind A]. De man daarentegen stelt dat het gezamenlijk gezag noodzakelijk is om de ontwikkeling van de banden tussen [kind A] en hem te bevorderen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers hebben beide geadviseerd om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, omdat het gezamenlijk gezag in het belang van [kind A] is.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen en is van oordeel dat de vrouw haar verplichting om de ontwikkeling van de banden tussen [kind A] en de vader te bevorderen, veronachtzaamd heeft. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, waarbij de ouders gezamenlijk met het gezag over [kind A] worden belast.