Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
).De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit
.De kinderen wonen bij de vrouw.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een echtscheiding tussen partijen die in 2006 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Het huwelijk is op 27 mei 2019 ontbonden. De man en vrouw hebben samen twee kinderen. De man is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin alimentatiebedragen voor de kinderen en de vrouw zijn vastgesteld. De man betwist zijn draagkracht en verzoekt om verlaging van de alimentatie. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een hogere bijdrage in de alimentatie en een deskundige benoeming voor de waardering van de goodwill van de eenmanszaak van de man. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, inclusief de impact van de coronacrisis op de financiële situatie van de man. Het hof heeft geoordeeld dat de man in de periode van 11 april 2018 tot 1 januari 2020 een kinderalimentatie van € 73,- per kind per maand kan betalen, maar dat deze vanaf 1 januari 2020 op nihil wordt gesteld. De partneralimentatie is afgewezen. Daarnaast is er een deskundige benoemd om de goodwill van de eenmanszaak te waarderen, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten over de deskundige en de kosten te delen. De beslissing over de verdeling van de gemeenschap van goederen is aangehouden tot de eindbeschikking.