ECLI:NL:GHAMS:2021:262

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
23-004055-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaaksbeschadiging en belediging van ambtenaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, was beschuldigd van meermalen gepleegde zaaksbeschadiging, zoals het met een winkelwagentje op auto's inrammen, en eenvoudige belediging van een ambtenaar door een verbalisant in het gezicht te spugen. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd voor wat betreft de beslissing over de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel, en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De vordering van de benadeelde partij, ter zake van materiële schade, is toegewezen tot een bedrag van € 416,93. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De verdachte is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij en er is een gijzeling opgelegd van maximaal 8 dagen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 15-144397-17
parketnummer hoger beroep : 23-004055-17

TEGENSPRAAK (Gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 27 januari 2021 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 november 2017 in de zaak tegen de verdachte:

naam:[verdachte]

voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
adres: [adres].

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en de schadevergoedingsmaatregel (ten aanzien van dit onderdeel van feit 1) en doet in zoverre opnieuw recht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 416,93 (vierhonderdzestien euro en drieënnegentig cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 416,93 (vierhonderdzestien euro en drieënnegentig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.
Gewezen door mr. P.C. Kortenhorst, in bijzijn van mr. E.J. de Vries en mr. R.L. Vermeulen, griffiers.
mr. P.C. Kortenhorst