Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 augustus 2021
1.[X] ,wonende te [plaats A] , gemeente [B] ,2. [Y] BEHEER B.V.,gevestigd te [plaats A] , gemeente [B] ,3. [Y] PENSIOEN B.V.,gevestigd te [plaats C] , gemeente [B] ,appellanten,advocaat: mr. M.J.H. Reek te Tilburg,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
gevoegde partij aan de zijde van SRLEV N.V.,
advocaat: mr. W.P.M. Thijssen te Amstelveen.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De C-polis voorziet aanvullend (B) in premievrijstelling tot en met de laatste premievervaldag (1 augustus 2012) bij arbeidsongeschiktheid van de verzekerde vóór die datum (B1) en in een driemaandelijkse erfrente met einddatum 19 augustus 2001 bij overlijden van de verzekerde vóór die datum (B2).
In bijblad 1 bij de C-polis heeft Srlev (onder andere) vastgelegd:
“Pensioen- en spaarfondsenwetBlijkens een door [W] B.V., te [plaats A] , werkgever van de verzekeringnemer, aan de Maatschappij (Srlev, toevoeging hof
) afgegeven schriftelijke verklaring behelst deze polis een verzekering als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder C van de Pensioen- en spaarfondsenwet.PensioenclausuleHet (de) verzekerde kapitaal (kapitalen) kan (kunnen) uitsluitend worden gebezigd als koopsom voor (een) bij de Maatschappij of een andere verzekeringsonderneming ‒ als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet ‒ aan te kopen pensioen(en).(…)BlokkeringsclausuleZolang tussen de verzekeringnemer en de bovenvermelde werkgever een arbeidsovereenkomst bestaat, kan de verzekeringnemer zijn/haar beschikkingsrechten met betrekking tot deze verzekering slechts uitoefenen met schriftelijke toestemming van zijn/haar werkgever. De Maatschappij is gerechtigd het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst aan te nemen, zolang niet uit te haren genoegen overgelegde bewijsstukken het tegendeel blijkt.”In bijblad 2 bij de C-polis heeft Srlev (onder andere) vastgelegd dat de in de C-polis verzekerde bedragen jaarlijks tot de 60ste verjaardag van de verzekerde op verzoek van verzekeringnemer kunnen worden verhoogd door verhoging van de premie met maximaal 15% van de premie in het voorafgaande jaar (de stijgclausule 15%).
“De cijfers van bijgaande verhoging zijn berekend naar een jaarsalaris van ƒ 80.900,--(€ 36.710,80, toevoeging hof)
(…)”en met een opgave van de aanpassingen in de balansreservering in eigen beheer. Omdat de verhoging van de verzekerde kapitalen boven de in de C-polis opgenomen stijgclausule van 15% uitkwam is de werknemer gevraagd een bijgesloten gezondheidsverklaring terug te sturen. Bijlagen bij deze brief waren voorts een concept-pensioenovereenkomst (hierna aangeduid als: concept-pensioenovereenkomst 1985) en verhogingsbrieven (die niet in het geding zijn gebracht).
Volgens de concept-pensioenovereenkomst 1985 omvat de pensioenregeling – onder andere en voor zover nog relevant in deze procedure ‒ een nabestaandenpensioen van ƒ 21.293,-- (€ 9.662,34) per jaar, levenslang uit te keren in driemaandelijkse termijnen bij nabetaling. Onder voorbehoud van acceptatie door Srlev kunnen de thans (1985) verzekerde pensioenaanspraken jaarlijks tot de leeftijd van 60 jaar worden aangepast aan een eventueel gestegen salarisniveau. Uitbreiding van de toezegging geldt pas vanaf uitreiking van een verzekeringsbewijs (polis of bijblad). De werkgever is jegens de werknemer en zijn nabestaanden te allen tijde gevrijwaard voor de nakoming van de verplichtingen uit deze pensioenovereenkomst 1985 door het enkele feit van de tijdige betaling van de voor de verzekering verschenen premie.
“De cijfers van bijgaande verhoging zijn berekend naar de volgende gegevens: Jaarsalaris 1991 ƒ 111.400,--(€ 50.551,09, toevoeging hof),
Franchise AOW ƒ 19.100(€ 8.667,20, toevoeging hof),
Pensioengrondslag ƒ 92.300,--(€ 41.883,89, toevoeging hof),
Ouderdomspensioen (in eigen beheer) ƒ 64.610,--(€ 29.318,74, toevoeging hof),
Weduwenpensioen (bij vooroverlijden volledig verzekerd) ƒ 45.227,--(€ 20.523,11, toevoeging hof)
(…)”en met een opgave van de aanpassingen in de balansreservering in eigen beheer. Voor deze verhoging (van de verzekerde kapitalen in de C-polis) dienen wel gezondheidswaarborgen in de vorm van een keuring te worden geleverd. Bijlage bij deze brief was een verhogingsaanvraag.
De cijfers van bijgaande verhoging zijn berekend naar de volgende door u verstrekte gegevens: Jaarsalaris 1992 ƒ 117.962,--(€ 53.528,80, toevoeging hof)
, Franchise AOW ƒ 19.400,--(€ 8.803,33, toevoeging hof),
Pensioengrondslag ƒ 98.562,--(€ 44.725,46, toevoeging hof),
Ouderdomspensioen (in eigen beheer) ƒ 68.929,--(€ 31.278,60, toevoeging hof),
Weduwenpensioen (bij vooroverlijden volledig verzekerd) ƒ 48.250,--(€ 21.894,89, toevoeging hof)
(…)”en met een opgave van de aanpassingen in de balansreservering in eigen beheer. Voor deze verhoging (van de verzekerde kapitalen in de C-polis) behoefde de verzekerde slechts te verklaren - door ondertekening van een bijgevoegde verhogingsaanvraag -niet onder medische behandeling of controle te staan en volledig arbeidsgeschikt te zijn.
Door de wijziging van de pensioendatum van 1 juni 2007 in 1 juni 2009 werd het totaal opgebouwde ouderdomspensioen per 31 december 2007 € 64.233,-- ingaande 1 juni 2009 en € 3.334,-- ingaande 1 juni 2012 en het opgebouwde AOW-overbruggingspensioen € 23.121,--. Als gevolg daarvan zou het nabestaandenpensioen vanaf 1 juni 2009 worden verhoogd met € 6.223,-- tot € 47.296,-- en het Anw-overbruggingspensioen vanaf 1 juni 2009 worden verhoogd met € 4.386,-- tot € 23.121,--.
Als gevolg van het overlijden van de werknemer vervallen alle aanspraken van [X] op zijn ouderdomspensioen. Op die datum gaat het nabestaandenpensioen van € 51.498,-- in aan [X] , geboren op 5 mei 1956. De waarde daarvan bedraagt € 902.215,--, te financieren uit de reserves van [Y] Beheer en [Y] Pensioen en de C-polis van Srlev.
“Het na de echtscheiding opgebouwde kapitaal voor het nabestaandenpensioen komt aan de ex-partner, mevrouw [X] , toe zodat de gehele uitkering van polis 3028714 wordt aangewend ten behoeve van mevrouw [X] . Uiteraard zijn wij ook bereid dit zelf bij de belastingdienst op te vragen. (…) Zodra wij de gevraagde toestemming van de belastingdienst ontvangen, kunnen wij het nabestaandenpensioen voor mevrouw [X] opmaken. Wilt u er wel rekening mee houden dat mevrouw [Z] nog afstand moet doen van haar wettelijk recht op haar gedeelte van de uitkering? Hiervoor ontvangen wij graag een schriftelijke verklaring van mevrouw [Z] .”
“De afwikkeling van de pensioenrechten en ook de verdeling van de pensioenaanspraken over de echtgenote en de ex-echtgenote zijn aan de hand van de pensioenbrief door onze belastingadviseur berekend en voorgelegd ter goedkeuring aan de Belastingdienst. De belastingdienst heeft hierover zijn akkoord gegeven. Deze berekeningen en akkoordverklaring zijn voorgelegd aan uw organisatie. De uitkering van de overlijdensverzekering van [Srlev] zou € 287.000 bedragen. Van uw organisatie krijgen wij een verdeling door tussen de echtgenote (€ 122.000) en de ex-echtgenote (€ 165.000). Deze verdeling is voor ons onbegrijpelijk, zeker gezien de beoordeling van de huwelijkse periode. Onze vraag naar onderliggende berekeningen en uitgangspunten hebben tot niets geleid.”
“Op deze verzekering is de pensioenclausule van toepassing. (…) Wanneer wij de door ons gevraagde gegevens ontvangen, zullen wij een offerte maken voor een nabestaandenpensioen voor mevrouw [X] . Ontvangen wij de stukken niet dan kunnen wij niet anders doen dan een nabestaandenpensioen voor mevrouw [X] en mevrouw [Z] offreren. (…)”
“nu de uitkeringen aan mevrouw [X] en aan mevrouw [Z] niet gelijk zijn aan de verhouding van het aantal jaren (…) dat (…) [de werknemer] met beiden gehuwd is geweest.”Er was volgens Srlev sprake van een risicodekking die recht gaf op een uitkering van een kapitaal bij het overlijden van de verzekerde voor de einddatum, die in beginsel komt te vervallen uitgaande van de fictie dat de werknemer op de datum van echtscheiding uit dienst zou treden, maar er was op die datum een verzekeringstechnische voorziening die recht geeft op een premievrije waarde voor de ex-echtgenote.
3.Beoordeling
De kantonrechter heeft de primaire vordering afgewezen op grond van zijn overweging dat nergens uit blijkt dat Srlev pensioenuitvoerder was van de pensioentoezegging van [Y] Beheer. Ook als vaststaat dat Srlev uitvoerder is van een pensioenovereenkomst van de werkgever en deze pensioentoezegging onderdeel uitmaakt van een meer omvattend pensioenplan (deels eigen beheer, deels extern voor onbepaald deel) maakt dat niet dat Srlev uitvoerder is geworden van dat grotere geheel. Srlev hoeft dan ook slechts de toezeggingen gestand te doen die in de verzekeringspolis staan vermeld. Srlev is bij de verdeling van het kapitaal ook niet gebonden aan de pensioentoezegging van [Y] Beheer. De polis viel in de huwelijksgemeenschap en de waarde daarvan had bij de echtscheiding moeten worden verdeeld. Die waarde was op de datum van echtscheiding € 108.142,-- en door dat bedrag uit te betalen aan [X] heeft Srlev de WVPS juist toegepast, aldus steeds de kantonrechter. De subsidiaire vordering is afgewezen op grond van de overweging van de kantonrechter dat [Y] Pensioen over meer vermogen beschikte dan nodig was voor de uitkering van het nabestaandenpensioen. [X] c.s. zijn, ten slotte, veroordeeld in de proceskosten.
1. primair voor recht te verklaren dat het gehele kapitaal uit de Srlev-polis per 7 oktober 2008 toekomt aan [X] en dat daarmee ten behoeve van haar een levenslang bijzonder nabestaandenpensioen kan worden aangekocht, met veroordeling van Srlev om binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest over te gaan tot uitbetaling van een bijzonder nabestaandenpensioen aan [X] met terugwerkende kracht vanaf 8 oktober 2008, gebaseerd op het volledige in de polis verzekerde kapitaal, hetgeen volgens de offerte van 10 november 2008 leidt tot een bijzonder nabestaandenpensioen van € 15.864,-- bruto per jaar;
2. subsidiair voor recht te verklaren dat het kapitaal uit de Srlev-polis per 7 oktober 2008 toekomt aan [X] gebaseerd op de verhouding tussen het aan haar toekomende bijzonder nabestaandenpensioen van € 51.489,-- bruto per jaar en € 617,-- bruto per jaar aan nabestaandenpensioen voor [Z] , en dat daarmee ten behoeve van [X] een levenslang bijzonder nabestaandenpensioen kan worden aangekocht, met veroordeling van Srlev om binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest over te gaan tot uitbetaling van een bijzonder nabestaandenpensioen aan [X] met terugwerkende kracht vanaf 8 oktober 2008, gebaseerd op de verhouding tussen het aan haar toekomende bijzonder nabestaandenpensioen van € 51.489,-- bruto per jaar en € 617,-- bruto per jaar aan nabestaandenpensioen voor [Z] ;
3. meer subsidiair voor recht te verklaren dat het kapitaal uit de Srlev-polis per 7 oktober 2008 toekomt aan [X] onder verrekening van het volledige aan [Z] toekomende nabestaandenpensioen van € 617,-- bruto per jaar, en dat daarmee ten behoeve van [X] een levenslang bijzonder nabestaandenpensioen kan worden aangekocht en Srlev te veroordelen om binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest over te gaan tot uitbetaling van een bijzonder nabestaandenpensioen aan [X] met terugwerkende kracht vanaf 8 oktober 2008, onder verrekening van het aan [Z] toekomende nabestaandenpensioen van € 617,-- bruto per jaar, zodat op grond van de offerte van 10 november 2008 een bruto bedrag per jaar ad € 15.247,-- aan [X] toekomt;
4. uiterst subsidiair Srlev te veroordelen tot betaling van een financiële compensatie aan [Y] Beheer, van ten minste € 178.456,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2008, althans Srlev te veroordelen tot betaling van een financiële compensatie als door het hof in goede justitie te bepalen.
In alle gevallen vorderen [X] c.s. veroordeling van Srlev in de kosten in hoger beroep en in eerste aanleg, waaronder het salaris van de advocaat, met wettelijke rente en nakosten.
“De cijfers van bijgaande verhoging zijn berekend naar de volgende door u verstrekte gegevens (…) Weduwenpensioen (bij vooroverlijden volledig verzekerd) (…)"en
“(…) Weduwenpensioen (bij vooroverlijden volledig verzekerd) (…)“. Zoals bij overlijden van de werknemer op 8 oktober 2008 is gebleken kon met het tot uitkering komende kapitaal slechts een direct ingaand levenslang pensioen aan [X] worden uitgekeerd van € 15.864,--.
Uit dezelfde stukken blijkt dat tussenpersoon ING Bank telkens namens de werkgever opgave heeft gedaan van een salarisverhoging in 1987 (2.7), dus ná oprichting van [Y] Beheer, in 1991 en in 1992 en van een bevroren salaris in 1999 (2.11). Uit de polis van 2008 (2.17) blijkt in ieder geval dat per 1 januari 2008 aanzienlijk meer vast en geleidelijk dalend kapitaal was verzekerd dan in 1983. Er zijn echter door Srlev geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt hoe Srlev in de jaren tussen 1983 en 2008 de verzekerde kapitalen en de benodigde voorziening in eigen beheer heeft vastgesteld en hoe die kapitalen en berekende reserveringen in eigen beheer zich (tot en met 1 juni 2007, respectievelijk 1 januari 2008) verhielden tot (de ontwikkeling van) de toezegging inzake levenslang nabestaandenpensioen aan de echtgenote van de werknemer bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum, terwijl dat - gegeven de processuele opstelling - wel op de weg van Srlev lag. Daar komt bij dat Srlev niet, althans onvoldoende, heeft weerlegd dat zij een pensioenovereenkomst uitvoerde overeenkomstig de door [X] c.s. in hoger beroep overgelegde pensioenovereenkomst 1980 (2.3), dan wel een in de concept-pensioenovereenkomst 1985 ( [plaats A] , de … 1985) genoemde pensioenovereenkomst van 19 augustus 1983, dan wel een latere pensioenovereenkomst waarin de pensioenleeftijd werd verlaagd naar 60 jaar. Het hof acht als gezegd aannemelijk dat Srlev de concept-pensioenovereenkomst 1985 als bijlage bij de brief van 23 september 1985 (2.5) via de tussenpersoon heeft gestuurd aan de werkgever en de werknemer ter vastlegging (of aanpassing) van de mede door Srlev uitgevoerde toezegging. Volgens de concept-pensioenovereenkomst 1985 bevestigt de werkgever (wij) aan de werknemer (u),
“dat wij met ingang van 19 augustus 1983 ten behoeve van u en uw gezin een pensioenregeling in het leven hebben geroepen, waarbij de door u afgesloten levensverzekering onder polis nummer 3.028.714, d.d. 7 september 1983, afgegeven door [Srlev], dient ter gedeeltelijke dekking van uw pensioenaanspraken. De niet door bovengenoemde verzekering gedekte aanspraken zullen door ons in eigen beheer worden gehouden.”
“alleen een risicoverzekering is gesloten onder 3028714 ten name van de werknemer.”Het lag immers op de weg van Srlev om dat bewijs te leveren, omdat zij zich op het standpunt stelde dat zij – in ieder geval ‒ in 2008 (en wellicht in mei 2007 of in juni 2004 (2.14) of zelfs direct na oprichting van [Y] Beheer in 1986 (2.6)) niet (meer) een bepaald deel van de pensioentoezegging van de werkgever uitvoerde, maar een onbepaald deel van de pensioentoezegging van [Y] Beheer, al dan niet als herverzekering van de door [Y] Pensioen uitgevoerde pensioentoezegging. Blijkens de concept-pensioenovereenkomst 1985 en de C-polis konden wijzigingen in de toezegging aan de werknemer alleen worden bewezen met bewijsstukken van de verzekeraar en gold de administratie van de verzekeraar dus als bindend tussen de werkgever, de werknemer, de begunstigden en de verzekeraar. Los van de verdergaande – in eigen beheer uitgevoerde ‒ pensioentoezegging van [Y] Beheer in 2004 (2.12 en 2.13), waar onder andere de lagere pensioenleeftijd van 60 jaar (pensioendatum 1 juni 2007) werd vastgelegd, eindloon werd vervangen door middelloon met een hoger opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen en het latere uitstel van de ingang van het ouderdomspensioen van 60 jaar (pensioendatum 1 juni 2007) naar 62 jaar (pensioendatum 1 juni 2009) in 2007 (2.15), bereikte de werknemer op 1 mei 2007 de 60-jarige leeftijd en zou de aanspraak op nabestaandenpensioen (respectievelijk de verzekerde kapitalen) volgens de concept-pensioenovereenkomst 1985 en de C-polis na het bereiken van die leeftijd niet meer worden verhoogd (door Srlev).
Er was voor [X] ook geen reden om bezwaar te maken, of haar medewerking te weigeren, omdat er in een situatie van echtscheiding vóór de pensioendatum geen verschil was tussen de diverse pensioenovereenkomsten. In de pensioenovereenkomst 2004 is wel een bepaling opgenomen inzake de verevening van het gedurende het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen volgens de sinds 1995 geldende WVPS en is schriftelijk vastgelegd dat een naar tijdsevenredigheid vastgesteld nabestaandenpensioen wordt toegekend bij echtscheiding. Dat laatste was al sinds 1972 dwingendrechtelijk bepaald in artikel 8a PSW, respectievelijk de Regeling voorwaarden pensioentoezegging aan direct- en indirect-grootaandeelhouders (hierna: de Regeling) en het voor de C-polis geldende artikel 22 Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW (hierna: Regelen), terwijl in 1987 in artikel 8c PSW en artikel 23 Regelen dwingendrechtelijk werd ingevoerd dat de aanspraak op nabestaandenpensioen niet mocht worden aangepast zonder toestemming van de nabestaande, in 1995 gevolgd door een vergelijkbaar verbod tot wijziging van het ouderdomspensioen zonder toestemming van de nabestaande. De PSW en de Regeling waren tot 1 januari 2008, een jaar na de invoering van de Pensioenwet (hierna: Pensioenwet), van toepassing op de toezegging van de werkgever aan zijn werknemer die ook directeur-grootaandeelhouder (DGA) was, respectievelijk op de toezegging van [Y] Beheer en de uitvoering daarvan door [Y] Pensioen. Ook de Regelen waren steeds van toepassing op de C-polis van Srlev.
Srlev heeft noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat de werknemer en de werkgever hebben gekozen om de C-polis buiten het bereik van de Pensioenwet te houden. En zelfs al zou de werknemer, met instemming van de werkgever, hebben gekozen voor continuering van de C-polis buiten toepassing van de Pensioenwet, dan blijkt uit geen enkel document dat [X] op enig moment heeft ingestemd met een wijziging van het aan haar toegezegde en door Srlev verzekerde nabestaandenpensioen en de ter uitvoering daarvan gesloten verzekering, conform artikel 8c PSW en artikel 23 Regelen, respectievelijk artikel 3a lid 6 WVPS of artikelen 60 en 62 Pensioenwet. Een eenzijdige wijziging van de C-polis door Srlev, zonder instemming van [X] of de werkgever(s), is nietig en kan hoe dan ook niet werken tegen [X] .