In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de man tot benoeming van een bijzondere curator voor zijn minderjarige kind. De man, die in hoger beroep was gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2020, stelde dat er een noodzaak was voor de benoeming van een bijzondere curator vanwege de langdurige conflicten tussen hem en de vrouw, de moeder van het kind. De man betoogde dat deze conflicten een negatieve impact hadden op het welzijn van de minderjarige, die klem zou zitten tussen de ouders. De vrouw daarentegen betwistte de noodzaak van een bijzondere curator en stelde dat het goed ging met het kind. Het hof overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had en dat het verzoek om een bijzondere curator niet noodzakelijk was. Het hof concludeerde dat er geen tegenstrijdige belangen waren die de benoeming van een bijzondere curator rechtvaardigden. De rechtbank had bovendien een raadsonderzoek gelast, wat een adequate manier was om de belangen van het kind te waarborgen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man af, zowel in de hoofdzaak als in het incident.