ECLI:NL:GHAMS:2021:248

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
200.271.905/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot testament en nalatenschap

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een notaris met betrekking tot de totstandkoming en inhoud van het testament van haar moeder, de behandeling van de nalatenschap en de bejegening door de notaris. De klacht betreft onder andere de wilsbekwaamheid van de moeder, de rente over het erfdeel en de aangifte erfbelasting. Klaagster stelt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld en haar niet correct heeft geïnformeerd. Het hof heeft de klacht van klaagster opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De kamer had de klacht eerder ongegrond verklaard, en het hof heeft deze beslissing bevestigd, met uitzondering van klachtonderdeel 2, dat niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof oordeelt dat klaagster niet tijdig heeft geklaagd over de rente en de aangifte erfbelasting, en dat de notaris voldoende heeft aangetoond dat de moeder wilsbekwaam was bij het opstellen van het testament. De notaris heeft ook voldaan aan haar informatieplicht met betrekking tot de nalatenschap.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.271.905/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/350007 / KL RK 19-28
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 januari 2021
inzake
[klaagster] ,
Wonend te [woonplaats] ,
appellante,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H.J. Delhaas, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klaagster heeft op 6 januari 2020 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 9 december 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:66). Bij brief van 12 februari 2020 heeft zij haar beroepschrift aangevuld.
1.2.
De notaris heeft op 17 maart 2020 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klaagster heeft op 21 oktober 2020 nadere stukken ingediend.
1.4.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2020. Klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten in deze zaak komen neer op het volgende.
2.1.
De heer [X] (hierna: vader) is op [overlijdensdatum] 2014 overleden. De notaris heeft de afwikkeling van de nalatenschap van vader verzorgd. Vader heeft tijdens zijn leven geen testament gemaakt. Op grond van het wettelijk erfrecht waren zijn echtgenote, mevrouw [Y] (hierna: moeder) en klaagster zijn erfgenamen.
2.2.
Op 16 januari 2015 heeft moeder op het kantoor van de notaris een bespreking gehad met de notaris over haar wensen voor een testament. Naar aanleiding van die bespreking heeft de notaris op 27 januari 2015 een concepttestament per post aan moeder toegestuurd.
2.3.
In de brief van 30 januari 2015 heeft de notaris klaagster geïnformeerd over haar positie als erfgenaam en de aangifte erfbelasting in de nalatenschap van vader. Bij deze brief was een informatiekaart over de afwikkeling van de wettelijke verdeling gevoegd. Op deze informatiekaart staat onder meer informatie over de rente op de vordering van klaagster en de mogelijkheid om deze rente aan te passen.
2.4.
Op 17 februari 2015 heeft moeder ten overstaan van de notaris haar testament gemaakt. In haar testament heeft moeder klaagster en mevrouw [A] ieder voor een gelijk deel tot erfgenaam benoemd. Voorts heeft moeder haar inboedel aan klaagster gelegateerd. Daarnaast heeft moeder in haar testament de notaris tot executeur benoemd. Ook heeft moeder in haar testament bepaald dat mevrouw [A] , samen met haar echtgenoot, de uitvaart diende te verzorgen.
2.5.
Op 27 februari 2015 heeft op het kantoor van de notaris een bespreking plaatsgevonden tussen de notaris, klaagster en haar echtgenoot, waarbij in ieder geval is gesproken over de aangifte erfbelasting in de nalatenschap van vader.
2.6.
Op [overlijdensdatum] 2018 is moeder overleden.
2.7.
Op 8 oktober 2018 heeft notaris [B] , een kantoorgenoot van de notaris, telefonisch contact gehad met klaagster.
2.8.
Op 5 november 2018 heeft de notaris klaagster een brief gestuurd over de nalatenschap van moeder. In die brief wordt ook de vordering van klaagster, zijnde het erfdeel in de nalatenschap van vader, genoemd onder het kopje ‘Omvang nalatenschap’. Verder heeft de notaris in die brief geschreven dat zij als executeur niet bevoegd is om de nalatenschap te verdelen en stuurt zij een boedelvolmacht aan klaagster waarmee klaagster de notaris kan machtigen om de nalatenschap geheel af te wikkelen.
2.9.
In het laatste kwartaal van 2018 en de eerste maanden van 2019 is er veelvuldig contact geweest tussen klaagster en de notaris over de afhandeling van de nalatenschap. Meer specifiek is er veelvuldig gecorrespondeerd over de afsluiting van de woning en de overdracht van de sleutels en de administratie, de verzorging en de verblijfplaats van het hondje van moeder en de taxatie van de inboedel.
2.10.
Ook heeft de advocaat van klaagster in het najaar van 2018 aan de notaris diverse vragen gesteld, onder meer over de totstandkoming van het testament van moeder.

3.Standpunt van klaagster

3.1.
De klachten van klaagster hebben betrekking op de totstandkoming en de inhoud van het testament van moeder, de behandeling van de nalatenschap van moeder en de bejegening door de notaris. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
1) Notaris [B] Notarissen heeft zich laten beïnvloeden door mevrouw [A] en hij heeft klaagster op de derde dag na het overlijden van moeder onder druk gezet. Het testament werd klaagster niet ter hand gesteld;
2) Het is niet juist en niet integer dat de notaris heeft aangenomen dat klaagster ermee instemde dat geen rente zou worden berekend over het erfdeel van vader, met name omdat de notaris de inhoud van het testament van moeder kende. De notaris had klaagster over de rentecomponent correct en volledig moeten informeren. Klaagster had dan afspraken gemaakt met moeder. Het is de plicht van de notaris om beide erfgenamen volledig te informeren. Doordat de notaris dit heeft nagelaten wordt klaagster financieel zeer ernstig benadeeld;
3) De notaris heeft geen schriftelijke opdracht overgelegd waaruit blijkt dat moeder de notaris opdracht heeft gegeven de aangifte erfbelasting 2014 te verzorgen. Daarnaast bevat deze aangifte onjuistheden;
4) Klaagster heeft tijdens het gesprek op 27 februari 2015 haar zorgen over moeder in zeer brede zin gedeeld met de notaris. De notaris heeft verzuimd om hierover in het kader van zorgvuldigheid en integriteit in gesprek te gaan met moeder;
5) Klaagster voelde zich geïntimideerd, niet serieus genomen en onder druk gezet door de notaris. Hierdoor voelde zij zich gedwongen om een advocaat in de arm te nemen. Bij de notaris ontbreekt ieder inlevingsvermogen;
6) De notaris heeft niet het initiatief genomen klaagster uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek in deze delicate kwestie. De notaris heeft het testament niet persoonlijk ter hand gesteld, niet duidelijk uitgelegd hoe het testament tot stand is gekomen en het testament niet toegelicht. Bij het opmaken van het testament kon worden voorzien dat het ging leiden tot ernstige vragen;
7) Het testament is onzorgvuldig tot stand gekomen en is zeer onzorgvuldig opgesteld. Het testament bevat niet de werkelijke wil van moeder, maar de wil van een ander;
8) Klaagster wordt in de e-mail van 24 oktober 2018 niet correct bejegend en wederom niet serieus genomen;
9) De advocaat van klaagster heeft in de brieven van 19 oktober 2018 en 24 oktober 2018 vragen gesteld die de notaris niet serieus heeft genomen;
10) De notaris heeft na twee gesprekken, die plaatsvonden ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap van vader, alléén beslist dat aan de voorwaarden om een testament voor moeder te kunnen opmaken is voldaan. Enige schriftelijke onderbouwing waarin verslag gelegd wordt in hoeverre uitvoering is gegeven aan de informatieplicht en wilsbekwaamheid ontbreekt. De notaris heeft zich niet gehouden aan de strengere normen die gehandhaafd moeten worden en de zwaardere procedure, die door de beroepsorganisatie wordt opgelegd bij het opmaken van testamenten voor oudere/kwetsbare mensen. Dit terwijl het gesprek door mevrouw [A] is geïnitieerd, mevrouw [A] moeder heen- en teruggebracht heeft en mevrouw [A] in de wachtruimte van het notariskantoor gewacht heeft;
11) De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door de vordering van klaagster uit de nalatenschap van vader onjuist te vermelden in de brief van 5 november 2018;
12) De notaris heeft klaagster verzocht een volmacht te tekenen met zeer vergaande bevoegdheden voor haar als executeur en dat is niet door haar uitgelegd. Dit gebeurde in een periode dat klaagster het verlies van moeder aan het verwerken was. Dit is niet integer. Het testament geeft de bevoegdheden aan, de notaris streeft met de volmacht naar een volledig vrije hand;
13) De notaris stelt ten onrechte dat klaagster een overeenkomst met dierenpension [naam] is aangegaan. Klaagster voelt zich geïntimideerd en onder druk gezet;
14) De notaris neemt een eenzijdig besluit en past eigen regels toe;
15) De notaris behoort volgens de wet te handelen. De notaris behoort inhoudelijke stukken over de nalatenschap aan klaagster te sturen en haar correct te informeren. De notaris behoort klaagster niet te sanctioneren als zij zich correct volgens de wet gedraagt;
16) De notaris is uitsluitend uitgegaan van haar eigen waarneming. Het vier ogen principe is niet toegepast. Controle op de uitvoering van de beslissing van de notaris ontbreekt;
17) De notaris heeft zich op haar geheimhoudingsplicht beroepen. Dit staat waarheidsvinding in de weg. Degenen die moeder hebben aangezet tot het laten opmaken van een testament, waren wel volledig geïnformeerd en klaagster niet. Klaagster is in alle opzichten slachtoffer van het laatste testament en haar wordt volledig transparante informatie onthouden. De notaris heeft klaagster volstrekt onvoldoende geïnformeerd;
18) Klaagster heeft ernstige twijfel over de zorgvuldigheid en de integriteit waarmee de notaris haar werkzaamheden verricht. De notaris heeft klaagster slecht en onvolledig geïnformeerd, haar zorgen niet serieus genomen, haar bedreigd en geïntimideerd en haar belangen niet correct waargenomen.

4.Beoordeling

4.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de notaris ongegrond verklaard.
Omvang van het hoger beroep
4.2.
In het beroepschrift is vermeld dat het hoger beroep van klaagster zich richt tegen de door de kamer ongegrond verklaarde klachtonderdelen over de rente over het erfdeel van de nalatenschap van vader (klachtonderdeel 2), de totstandkoming van het testament van moeder (4, 7, 10 en 16) de bejegening van klaagster door de notaris (5, 6, 8 en 18) en de afwikkeling van de nalatenschap van moeder (11, 12, 13, 14 en 15 en 18).
4.3.
Het hof toetst de klacht opnieuw in volle omvang. Dit betekent dat ook de klacht over de aangifte erfbelasting 2014 zal worden beoordeeld die de kamer onbesproken heeft gelaten (klachtonderdeel 3). In het navolgende zal het hof de klachtonderdelen over notaris [B] (1) en de bejegening (5, 6, 8 en 18) en geheimhouding (9 en 17) die de kamer ongegrond heeft bevonden, niet uitgebreid behandelen. Het hof beperkt zich tot de vaststelling dat het geen reden ziet over die onderdelen van de klacht anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan, welk oordeel het hof tot het zijne maakt.
Rente erfdeel nalatenschap vader en aangifte erfbelasting 2014 (klachtonderdeel 2)
4.4.
Dit klachtonderdeel ziet op handelen van de notaris in 2015 en klaagster heeft haar klacht ingediend op 21 februari 2019. Ingevolge artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend binnen drie jaar na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
De wettelijke driejaarstermijn begint te lopen op de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de (kandidaat) notaris waarop de klacht betrekking heeft. Niet is vereist dat klager ook bekend is met de juridische (of tuchtrechtelijke) beoordeling van dat handelen of nalaten.
De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.5.
Met de brief van 30 januari 2015 en de daarbij gevoegde informatiekaart heeft de notaris klaagster op de hoogte gebracht over de rente over een vordering van een kind bij de wettelijke verdeling. Daarin wordt gewezen op de mogelijkheid dat de echtgenoot en de kinderen een ander rentepercentage kunnen afspreken dan volgens de wet geldt en dat zo erfbelasting kan worden bespaard. Daarin is ook vermeld dat de notaris daarvoor een berekening kan maken. Klaagster had haar klacht dat de notaris haar niet correct en volledig heeft geïnformeerd over de rentecomponent binnen drie jaar na 30 januari 2015 moeten indienen. Dat heeft zij niet gedaan, haar inleidend klaagschrift dateert van 22 februari 2019, zodat klaagster met betrekking tot dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dat de gevolgen van het door klaagster aan de notaris verweten handelen redelijkerwijs pas later bekend zijn geworden, is niet gebleken. Dat klaagster op 9 oktober 2018, zoals zij stelt, kennis heeft genomen van het testament van moeder betekent nog niet dat zij toen pas redelijkerwijs bekend is geworden met de mogelijkheid een ander rentepercentage af te spreken. Dat stond immers al in de brief met bijlage van de notaris van 30 januari 2015.
Aangifte erfbelasting 2014 (klachtonderdeel 3)
4.6.
Klaagster heeft reeds op 27 februari 2015 met de notaris gesproken over de onjuistheden in de aangifte erfbelasting. Op grond van hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen, komt het hof tot de conclusie dat klaagster ook deze klacht te laat heeft ingediend. Niet is gebleken dat de gevolgen van het handelen of nalaten waarover klaagster klaagt pas later bekend zijn geworden. Dit betekent dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.
Totstandkoming testament (klachtonderdelen 4, 7, 10 en 16)
4.7.
Volgens klaagster hadden de volgende omstandigheden voor de notaris aanleiding moeten zijn om een onderzoek in te stellen naar de wilsbekwaamheid van moeder:
1. moeder was al op hoge leeftijd en erg kwetsbaar;
2. tijdens haar leven heeft moeder zich niet bezig gehouden met juridische of administratieve aangelegenheden. Moeder had geen kennis en inzicht inzake testamenten en de gesprekken zoals door de notaris beschreven had moeder niet kunnen voeren omdat zij dergelijk taalgebruik niet machtig was;
3. moeder had lichamelijke en psychische klachten ten gevolge waarvan zij de impact van haar beslissingen niet kon overzien;
4. het initiatief tot dienstverlening is niet van moeder uitgegaan maar van mevrouw [A] ;
5. mevrouw [A] heeft moeder omtrent de inhoud van het testament geïnstrueerd.
Gelet op de aanwezigheid van al deze indicatoren had de notaris volgens klaagster niet mogen afgaan op haar eigen waarneming, maar had zij het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de KNB (hierna: het Stappenplan) moeten volgen.
4.8.
De notaris heeft over de omstandigheden waarop het testament tot stand is gekomen -samengevat weergegeven- in eerste aanleg en in hoger beroep het volgende aangevoerd.
Ook al zou het door klaagster gestelde over de medische en psychische gesteldheid van moeder juist zijn, dan betekent dat nog niet dat dit ook voor notaris kenbaar was in het contact met moeder. Het gaat erom of notaris redelijkerwijs had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van moeder. Dat laatste was niet het geval. Moeder kwam op de notaris over als een heldere en kordate vrouw die goed kon uitleggen wat zij wilde regelen. De notaris heeft twee besprekingen, onder vier ogen, met moeder gehad en daarin is de wilsbekwaamheid van moeder onderzocht. De notaris heeft moeder gewezen op de gevolgen van haar wensen, de vragen van moeder beantwoord en haar de mogelijkheden die de wet biedt uitgelegd. Naar aanleiding van de eerste bespreking heeft de notaris een concept opgesteld en aan moeder per post toegestuurd. De notaris heeft tijdens de tweede bespreking het concept uitgebreid met moeder doorgenomen en gecontroleerd of dit overeenkwam met de wil van moeder, hetgeen moeder bevestigde.
Van beïnvloeding van moeder door mevrouw [A] is de notaris niet gebleken. Moeder kon toelichten dat en waarom zij mevrouw [A] in het testament opnam. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris verklaard dat de reden voor die keuze van moeder, welke reden zij niet mag noemen, naar objectieve maatstaven navolgbaar was.
4.9.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris kon en mocht concluderen dat moeder wilsbekwaam was om haar testament op te maken. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris in dit opzicht onzorgvuldig heeft gehandeld. Er zijn ook in hoger beroep geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die het hof aanleiding geven om vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van het relaas van de notaris omtrent de door haar geschetste gang van zaken en haar waarnemingen. De door klaagster genoemde omstandigheden zoals hiervoor onder 4.7. vermeld brengen ook niet zonder meer mee dat moeder haar wil niet (meer) kon bepalen en dat de notaris daarvan ten tijde van het opstellen van het testament signalen had moeten en kunnen opvangen. Omdat de notaris niet hoefde te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van moeder, was er geen aanleiding het Stappenplan verder te volgen. Het hof verwijst naar onderdeel A.1 van het Stappenplan dat vermeldt:
“Voor het tekenen van een notariële akte moet de cliënt in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen die zijn betrokken bij de in de akte neergelegde rechtshandeling. Eerst indien daartoe aanleiding bestaat, dient de wilsbekwaamheid van een cliënt uitgebreider te worden onderzocht.”
Niet is gebleken dat de notaris op de hoogte was van de medische en psychische gesteldheid van moeder. Ook als de notaris daarmee wel bekend was, betekent dat nog niet dat moeder haar wil niet meer kon bepalen. Dat de notaris redelijkerwijs moest vermoeden dat van beïnvloeding door mevrouw [A] sprake was, is evenmin gebleken. De klachtonderdelen over de totstandkoming van het testament zijn ongegrond.
Afwikkeling nalatenschap moeder (klachtonderdelen 11, 12, 13, 14 en 15 en 18)
4.10.
In eerste aanleg en in hoger beroep heeft klaagster aangevoerd dat de notaris niet heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplicht omdat zij inhoudelijke stukken betreffende de nalatenschap aan klaagster heeft onthouden. Nu klaagster niet concreet heeft gemaakt welke stukken zij mist, kan het hof geen oordeel geven over het al dan niet ontbreken daarvan.
4.11.
Voor zover klaagster heeft aangevoerd dat zij over de taxatie van de inboedel niet is geïnformeerd, heeft de notaris ter zitting in hoger beroep het volgende aangevoerd. De volledige inboedel is gelegateerd aan klaagster. De notaris heeft bij klaagster navraag gedaan of zij het legaat aanvaardde. Daarop heeft klaagster op 10 januari 2019 per e-mailbericht laten weten dat de inboedel in de aangifte erfbelasting van haar vader op nihil gesteld was en dat die waarde ongewijzigd is gebleven. Als executeur van de nalatenschap heeft de notaris zich daarvan willen vergewissen en heeft daarom samen met een, haar bekende, taxateur de inboedel bekeken. Daarvoor zijn geen kosten ten laste van de nalatenschap in rekening gebracht.
4.12.
De beschreven handelwijze van de notaris is niet klachtwaardig. Om voldoende zeker te zijn van de waarde van de inboedel, heeft de notaris als executeur dat bekeken. De omstandigheid dat klaagster bij die taxatie niet aanwezig is geweest, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op voor de notaris.
4.13.
Hetgeen klaagster verder nog naar voren heeft gebracht over deze klachtonderdelen, wordt niet behandeld door het hof. Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer dat de notaris met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van moeder niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat betekent dat ook deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

5.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarin klachtonderdeel 2 ongegrond is verklaard;
- verklaart klachtonderdeel 2 en 3 niet-ontvankelijk;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, J.H. Lieber en
T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken 26 januari 2021 door de rolraadsheer.