ECLI:NL:GHAMS:2021:2451

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
200.291.993/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notarissen over weigering inzage gespreksaantekeningen bij testamentopmaak

In deze zaak heeft klaagster, die legataris is in de nalatenschap van haar overleden partner, een klacht ingediend tegen twee notarissen. De klacht betreft de weigering van de notarissen om inzage te geven in gespreksaantekeningen die zijn gemaakt bij het opmaken van het testament van de erflater. Klaagster verwijt de notarissen dat zij zich ten onrechte beroepen op hun geheimhoudingsplicht. De kamer voor het notariaat heeft de klacht ongegrond verklaard, wat klaagster heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de erflater, met wie klaagster een samenlevingsovereenkomst had, is overleden en heeft in zijn testament diverse legaten aan klaagster en zijn zonen toegekend. Na het overlijden ontstond er onenigheid over de uitleg van het testament, wat leidde tot de klacht van klaagster. Klaagster heeft verzocht om inzage in de aantekeningen van de notarissen, maar deze hebben geweigerd op basis van hun geheimhoudingsplicht.

Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd. Het hof oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van notarissen ook geldt voor gespreksaantekeningen en dat deze niet zonder meer aan derden kunnen worden verstrekt. Het hof heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van de kamer en heeft de klacht van klaagster ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 september 2021.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.291.993/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2020/36 en SHE/2020/37
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 21 september 2021
inzake
[klaagster] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. J.H.M. Daniëls, advocaat te Sittard,
tegen

1.[notaris 1] ,

notaris te [plaats] ,
2.
[notaris 2],
notaris te [plaats] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: [gemachtigde]
Partijen worden hierna genoemd klaagster en respectievelijk de notaris sub 1 en de notaris sub 2, tezamen ook te noemen: de notarissen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 23 maart 2021 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Bosch (hierna: de kamer) van 22 februari 2021 (ECLI:NL:TNORSHE:2021:3).
1.2.
De notarissen hebben op 20 mei 2021 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
1.4.
Klaagster heeft voorafgaand aan de geplande mondelinge behandeling het hof op 8 juli 2021 bericht om medische redenen niet in staat te zijn de zitting bij te wonen. De geplande mondelinge behandeling heeft daarom geen doorgang kunnen vinden. Beide partijen hebben vervolgens schriftelijk ermee ingestemd, dat het hof de zaak zal afdoen zonder mondelinge behandeling.

2.De zaak in het kort

Klaagster is legataris in de nalatenschap van haar partner met wie zij een samenlevingsovereenkomst had. Tussen klaagster en de erfgenamen is onenigheid ontstaan over de uitleg van het testament van haar partner. Klaagster verwijt de notarissen dat zij zich ten onrechte beroepen op hun geheimhoudingsplicht bij hun weigering om inzage te verlenen in de aantekeningen die zijn gemaakt bij het opmaken en het passeren van het testament. Klaagster verzoekt de kamer om de notarissen op te dragen die aantekeningen aan de voorzitter te geven, zodat de voorzitter hierover mededelingen kan doen aan klaagster als belanghebbende. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard en het verzoek afgewezen.

3.Feiten

Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Klaagster heeft een relatie gehad met de heer [X] (hierna te noemen: erflater). Zij woonden samen en hadden een samenlevingsovereenkomst. Uit een eerdere relatie had erflater twee zonen: [zoon 1] en [zoon 2] (hierna samen: de zonen).
3.2.
Op 5 april 2006 heeft notaris [oud-notaris] te [plaats] (hierna: de oud-notaris) het laatste testament van erflater (hierna: het testament) gepasseerd. Notaris sub 1 (destijds kandidaat-notaris) was bij het opmaken van het testament betrokken. Notaris sub 1 is de opvolger van de oud-notaris. Hij heeft het protocol van de oud-notaris overgenomen..
3.3.
Op [overlijdensdatum] 2017 is erflater overleden. Hij heeft de zonen als zijn enige erfgenamen achtergelaten
3.4.
Bij het testament heeft erflater, onder herroeping van alle eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen, (kort gezegd) aan klaagster gelegateerd:
- zijn levende have alsmede een bedrag van € 10.000,-- ter verzorging van deze levende have;
- een bedrag in contanten van € 110.000,--;
- zijn vuurwapens;
- zijn auto’s;
- zijn inboedel, machines en gereedschappen;
- de beperkte rechten van gebruik en bewoning van zijn woning, gronden, binnenvijver en vijver op zijn landgoed aan de [adres] (hierna: de woning).
Aan zoon [zoon 1] heeft erflater de op zijn landgoed aanwezige opslagruimte voor fruit en verkoopruimte gelegateerd.
Erflater heeft bepaald dat ingeval de legaten ten aanzien van de woning en de opslag- en verkoopruimte statusverlies zullen opleveren voor het landgoed met betrekking tot de Natuurschoonwet, deze legaten als niet geschreven dienen te worden beschouwd.
Verder heeft erflater onder de last van alle legaten de wettelijke erfopvolging bevestigd en klaagster benoemd tot executeur van zijn nalatenschap.
3.5.
Op 30 oktober 2017 heeft [kandidaat-notaris] , een aan het kantoor van de notarissen verbonden kandidaat-notaris (hierna: de kandidaat-notaris), een eerste bespreking gevoerd met klaagster naar aanleiding van erflaters overlijden. Aangezien het contact tussen klaagster en de zonen ten aanzien van de afwikkeling van erflaters nalatenschap moeizaam verliep, heeft de kandidaat-notaris voorgesteld om een gezamenlijke bespreking met alle betrokkenen te houden.
3.6.
Op 5 februari 2018 heeft op het notariskantoor een bespreking plaatsgevonden tussen notaris sub 2, de kandidaat-notaris, de zonen, klaagster en de zoon van klaagster. Tijdens deze bespreking is gebleken dat voor klaagster en de zonen op diverse punten onduidelijkheden bestonden over de inhoud van erflaters testament. Die onduidelijkheid gold met name voor de door erflater aan klaagster gelegateerde beperkte rechten van gebruik en bewoning van de woning en de vraag waarop deze rechten betrekking hebben. Notaris sub 2 heeft te kennen gegeven hierover als notaris geen bindend oordeel te kunnen geven en zij heeft klaagster en de zonen geadviseerd om tot een vaststellingsovereenkomst te komen.
3.7.
Op 7 februari 2018 heeft klaagster telefonisch aan de kandidaat-notaris te kennen gegeven dat zij van een andere notaris uitleg wenste te krijgen over erflaters testament. Klaagster heeft zich vervolgens gewend tot notaris [partij-notaris] , die in deze kwestie als partij-notaris voor klaagster is gaan optreden (hierna: de partij-notaris).
3.8.
Op 21 maart 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen notaris sub 2, de kandidaat-notaris, de zonen, klaagster en de partij-notaris. Op dezelfde dag zijn zij ook ter plekke op het landgoed van erflater gaan kijken. Tijdens deze bespreking is aan de orde gekomen dat er aantekeningen waren gevonden, die door de oud-notaris en notaris sub 1 met betrekking tot het testament zijn gemaakt. De partij-notaris heeft verzocht om inzage in deze aantekeningen. Afgesproken is dat notaris sub 2, in verband met de geheimhoudingsplicht van een notaris, hierover eerst in overleg zou treden met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Na overleg met de KNB en het Notarieel Bureau is het verzoek van de partij-notaris vervolgens afgewezen.
3.9.
Op 18 januari 2019 heeft klaagster het kantoor van de notarissen gevraagd om een verslag van de bespreking van 21 maart 2018. Bij e-mailbericht van 3 april 2019 is dit verslag door het notariskantoor aan haar toegezonden.
3.10.
Bij e-mailbericht van 8 april 2019 heeft de gemachtigde van klaagster het notariskantoor gevraagd om de aantekeningen te verstrekken die zijn gemaakt bij het opmaken van het testament van erflater.
3.11.
Bij e-mailbericht van 8 mei 2019 heeft een medewerkster van de notarissen aan de gemachtigde van klaagster te kennen gegeven dat de notarissen bij hun eerder ingenomen standpunt blijven dat een notaris, in verband met de geheimhoudingsplicht, nooit dossieraantekeningen mag verstrekken.
3.12.
Bij brief van 11 juni 2019 heeft de gemachtigde van klaagster onder meer het volgende aan notaris 2 te kennen gegeven:
“Het is u bekend dat executeur[klaagster]
en erfgenamen[de zonen]
in een juridisch gevecht verwikkeld zijn omtrent de uitleg van dit testament.
Qua consequenties en qua kosten kan die uitleg schade toebrengen aan de positie van[klaagster]
aan wie eveneens een legaat is verstrekt.
Nu in de ogen van[klaagster]
de bewoordingen van het testament niet duidelijk zijn, acht[klaagster] [het notariskantoor]
beroepsaansprakelijk voor deze onduidelijkheden c.q. gemaakte fouten.
Zeker nu u met een beroep op de notariële geheimhoudingsplicht weigert nadere inzage te geven in de aantekeningen die gemaakt zijn, rest mij slechts deze aansprakelijkheidstelling.
(…)
Ik stel bij deze uw kantoor aansprakelijk voor de gemaakte en de te maken kosten en de geleden en nog te lijden schade.
Ik verzoek u een en ander op te geven aan uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en mij dat te bevestigen.”

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notarissen dat zij met een beroep op hun geheimhoudingsplicht weigeren om inzage te verlenen in de aantekeningen die zijn gemaakt bij het opmaken/passeren van erflaters testament van 5 april 2006.
Klaagster verzoekt (subsidiair) dat die aantekeningen aan de voorzitter van de kamer ter hand worden gesteld door de notarissen, zodat de voorzitter hierover mededelingen kan doen aan klaagster als belanghebbende, althans een zodanige maatregel te treffen die de kamer geraden acht.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de notarissen ongegrond verklaard en het (subsidiaire) verzoek afgewezen.
5.2.
Klaagster is van oordeel dat de bij het opstellen van het testament gemaakte aantekeningen meer duidelijkheid zouden kunnen verschaffen over de reikwijdte van het aan haar gelegateerde recht van gebruik en bewoning van de woning. Zij acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notarissen zich verweren tegen een aansprakelijk-stelling door zich op hun geheimhoudingsplicht te beroepen en de gevraagde informatie te weigeren. Op deze wijze kunnen eventuele fouten worden gemaskeerd en daarvoor is de geheimhoudingsplicht niet bedoeld. In lijn met eerdere uitspraken kan worden volstaan met de afgifte van de aantekeningen aan de voorzitter. In hoger beroep voert klaagster aan dat de kamer de geheimhoudingsplicht ten onrechte als absoluut heeft geoordeeld. Zonder nadere motivering heeft de kamer de door klaagster aangedragen oplossing afgewezen.
5.3.
De notarissen zijn van oordeel dat ingevolge artikel 22 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zij verplicht zijn tot geheimhouding van alle informatie waarvan zij uit hoofde van hun werkzaamheden als zodanig kennis nemen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan deze geheimhoudingsplicht worden doorbroken, maar die doen zich hier niet voor.
5.4.
De kamer heeft in de bestreden beslissing ten aanzien van de klacht, samengevat, het volgende overwogen. De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. Alleen de notaris kan immers beoordelen of bepaalde gegevens onder zijn verschoningsrecht vallen. Ten aanzien van notaris sub 1 heeft de kamer geen aanleiding om te veronderstellen dat hij zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht heeft beroepen. Het ambtsgeheim is niet beperkt tot hetgeen in de akte is neergelegd; ook de gespreksaantekeningen vallen onder de geheimhoudingsplicht. Met betrekking tot de klacht tegen notaris sub 2 overweegt de kamer dat de gevraagde aantekeningen niet tot haar protocol behoren. Alleen al daarom is notaris sub 2 niet bevoegd om klaagster inzage te verlenen in de betreffende aantekeningen. Het verzoek van klaagster om de gespreksaantekeningen aan de voorzitter te overleggen wordt daarom eveneens afgewezen.
5.5.
Het hof verenigt zich met voormeld oordeel van de kamer, de gronden waarop dit oordeel berust en neemt dit oordeel over. Het is vaste rechtspraak dat een notaris in beginsel verplicht is tot geheimhouding van al hetgeen hem in zijn hoedanigheid van notaris wordt toevertrouwd. De ratio van de geheimhoudingsplicht is de vertrouwens-relatie tussen de notaris en de cliënt, in dit geval erflater, waarbij de cliënt zich vrij voelt om tegenover de notaris opening van zaken te geven over zijn laatste wil en er op mag vertrouwen dat de notaris daarover geen mededelingen doet aan anderen. Ook het hof heeft geen aanleiding te veronderstellen dat notaris sub 1 zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht beroept over wat erflater hem over zijn laatste wil heeft gezegd. Ook in hoger beroep zijn geen uitzonderlijke omstandigheden aangevoerd die ertoe noodzaken dat de aantekeningen van het gesprek tussen de notaris en erflater tegenover klaagster dan wel tegenover de tuchtrechter moeten worden prijsgegeven. Voor notaris sub 2 geldt dat de gevraagde informatie niet tot haar protocol behoort.
5.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, C.H.M. van Altena en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021 door de rolraadsheer.