Uitspraak
mr. J.D.A. Domela Nieuwenhuis, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. D. Lacevic, kantoorhoudende te Groningen.
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
adviesaanvraag risicospreiding” voorgelegd over het voorgenomen besluit tot verplaatsing van een deel van de productiecapaciteit naar de fabriek van het concern in Roemenië, waardoor arbeidsplaatsen in Assen komen te vervallen. De toelichting bij het voorgenomen besluit houdt onder meer het volgende in:
het falen van onze onderdelenproductie aangemerkt als een belangrijk risico met kans op ernstige gevolgen voor BCT. Het falen van onze onderdelenproductie zal namelijk leiden tot het stilvallen van alle vier van de wereldwijde productielocaties van BCT. Als gevolg is het de plicht van BCT om dit risico te minimaliseren. (…) Als risico beperkende maatregel is BCT voornemens om voor alle belangrijke producten de productiemogelijkheden zoveel mogelijk te optimaliseren. (…) Daarnaast zijn we voornemens om de lijnen waarin het voorbereidende werk wordt volbracht te verdelen over twee productielocaties. Door de productie te spreiden over Nederland en Roemenië worden we minder kwetsbaar voor externe bedreigingen die ervoor kunnen zorgen dat de gehele productie stilvalt. Denk aan: brand, landelijke maatregelen rondom ziektes (zoals COVID-19), etc.
De voorbereidende afdeling is een cruciaal onderdeel in het productieproces. Een bottleneck die een directe invloed heeft op alle productielocaties. Dit is de reden waarom er specifiek naar dit onderdeel is gekeken met betrekking tot risicospreiding. De producten die wij in Roemenië maken, kunnen technisch gezien ook in Assen worden gemaakt. Echter, er is vanuit risico beheersingsoogpunt geen enkele reden om artikelen van Roemenië naar Assen te verplaatsen (tenzij een calamiteit daarom vraagt).Op vraag 3 luidt het antwoord: “
De keuze voor deze vier specifieke machines is gebaseerd op basis van het advies over het productportfolio. In het geval jullie andere suggesties hebben, dan staan wij hier uiteraard voor open”. Op vraag 6 heeft Bekaert gemeld dat in de voorbereidingsfase in Assen nog acht (van de 24) vaste functies behouden blijven en dat uitzendkrachten alleen worden ingezet als flexibele schil.
Dit is geen antwoord op onze vraag. We hebben gevraagd naar de verdeling van de volumes tussen Assen en Roemenië. Er is een vijfjarenplan, x+5. Bekaert weet ongeveer hoeveel ze wil verkopen. Welk deel daarvan wordt in Assen gemaakt?” Ten aanzien van het antwoord op vraag 3 heeft de ondernemingsraad om het in het antwoord genoemde productportfolio-advies gevraagd, omdat hij dat niet kent. En naar aanleiding van het antwoord op vraag 6 heeft hij geschreven: “
Dat is geen antwoord op de vraag. We willen graag exact weten hoeveel vaste medewerkers/uitzendkrachten werkzaam zijn op de patroonstamperij, Amada/punching, Perserij en Strekken/ontvetten op dit moment en wat de aantallen zullen zijn na de reorganisatie. (Graag per afdeling aangeven incl. leidinggevenden)”.
De adviesaanvraag behelst 16 van de 24 vaste arbeidsplaatsen op deze afdeling, deze arbeidsplaatsen zullen we natuurlijk in Roemenië creëren. Grofweg zal de volume verdeling dan ook volgens deze lijn plaats vinden”. Bij vraag 2 is aanvullend geantwoord dat het niet gaat om produceren van branders op verschillende locaties, maar om het
kunnenproduceren en dat de kennis, kunde en machines er zijn om dat te kunnen. Ten aanzien van het advies over het productportfolio meldt de bestuurder dat een excelbestand weinig zegt en dat hij een en ander graag mondeling toelicht als de ondernemingsraad hier verder inzicht in wil hebben. Bij vraag 6 is vermeld: “
Bij vraag 1 zijn de gevolgen voor de vaste posities weergegeven, uitzendkrachten zullen naar behoefte worden ingezet”.
“In het kader van de risicospreiding worden er van de 6 machines voor het patroonstampen er drie overgeplaatst van Assen naar Roemenië. Dat is de helft. Van de drie Amada's vertrekt er één. Tijdens het overleg op 11 februari bleek dat u de productie in Assen van twee ploegen naar één ploeg wilt terugschroeven. Dat betekent dat de productie zakt tot ¼ van het huidige niveau. Voor de perserij wilt u terug van 7 naar 2 vaste medewerkers, voor strekken en ontvetten van 3 naar 1. Voor de Amada van 4 naar 2. Een dergelijke forse reductie is vanuit een oogpunt van risicospreiding niet te begrijpen. (…) Als er 70% van de productie in Assen zou blijven en 30% naar Roemenië zou gaan, dan zou dat volgens uw eigen normen ruimschoots voldoende zijn om van een goede risicospreiding te kunnen spreken. Nu gaat er ¾ naar Roemenië. Het besluit om naast het overplaatsen van machines ook van twee naar één ploeg te gaan is niet te verklaren vanuit het idee van risicospreiding.” De ondernemingsraad schrijft verder dat het er alle schijn van heeft dat het voornemen tot het besluit is ingegeven door kostenoverwegingen, aangezien de lonen in Roemenië lager liggen dan in Nederland. Ook meent de ondernemingsraad dat de gevolgen onvolledig in kaart zijn gebracht, omdat de teruggang van twee ploegen naar één ploeg in de adviesaanvraag in het geheel niet wordt genoemd; evenmin is duidelijk welke regeling wordt getroffen als er onvoldoende vrijwilligers zijn voor de vrijwillige vertrekregeling. De adviesaanvraag schiet daarin volgens hem te kort. Verder meldt de ondernemingsraad onder meer: “
De voorgestelde bezetting aan vaste mensen is vanuit een oogpunt van risicospreiding onbegrijpelijk. Als er straks iets misgaat in Roemenië zal Assen niet in staat zijn om de productie op te schalen. Er zijn dan eenvoudigweg niet voldoende mensen met voldoende kennis en ervaring, de comptabiliteit van de machines schiet te kort.”.
De stelling van Ondernemingsraad dat de productie zakt tot 25% van het huidige niveau is onjuist. Zoals ook in eerdere antwoorden geschreven was de intentie om 8 van de 24 vaste arbeidsplaatsen over te houden. We hebben later samen vastgesteld dat het om 21 vaste arbeidsplaatsen (en een shiftleader) gaat waarvan nog steeds 8 arbeidsplaatsen over blijven waarbij wij hebben aangegeven dat de volumeverdeling naar verwachting volgens deze lijn zal plaats vinden. Hoewel nog steeds een significante reductie, is dat niet de 75% zoals door de Ondernemingsraad gesuggereerd wordt. (…) het[is]
juist dat het voor de voorbereidende afdeling meer dan de helft van het volume in Roemenië gemaakt zal gaan worden. (…) Precies zoals je zou verwachten als je risico’s en capaciteit over beide locaties wilt spreiden.”
3.De gronden van de beslissing
capaciteitte spreiden over Assen en Roemenië. Het spreiden van capaciteit is niet een beweegreden die aan het voorgenomen besluit ten grondslag is gelegd en is dus ook niet onderwerp van debat in het adviestraject geweest. Als Bekaert de spreiding van capaciteit en kosten mede aan het voorgenomen besluit ten grondslag had gelegd, dan had de ondernemingsraad een geheel ander type onderzoek moeten doen om tot een afgewogen advies te komen.
Holland Casino)). Vaststaat dat de ondernemingsraad in zijn advies niet heeft geklaagd dat zijn advies niet meer van invloed kon zijn op het voorgenomen besluit. Hij heeft echter ter zitting betoogd dat een wezenlijk onderdeel van het adviesrecht is dat het advies wordt gevraagd op een moment dat het advies van de ondernemingsraad nog van wezenlijke invloed kan zijn op het voorgenomen besluit en doet aldus een beroep op de tweede uitzonderingsgrond. De Ondernemingskamer zal dit bezwaar daarom inhoudelijk beoordelen.
gecommitteerd om productiemogelijkheden elders op te vangen voor het geval levering vanaf onze productielocatie in Assen door onvoorziene omstandigheden niet kan worden gegarandeerd” betekent niet dat het advies van de ondernemingsraad niet meer van wezenlijke invloed heeft kunnen zijn op het uiteindelijke besluit. Bekaert heeft betwist dat zij zich ter zake van het voorgenomen besluit al zou hebben vastgelegd jegens derden. Volgens Bekaert heeft de advocaat van de ondernemingsraad de woorden “
heeft gecommitteerd” uit hun context gehaald. Deze verwijzen juist naar de interne wens van Bekaert om haar risico’s te minimaliseren. Dat thema is volgens haar al jarenlang onderwerp van gesprek met de ondernemingsraad.
Minimalisatie gedwongen ontslagen” in de adviesaanvraag (zie ook 2.4) en beweerd dat daarin is vermeld wat de regeling voor gedwongen ontslagen werknemers is: in plaats van een derde maandsalaris per dienstjaar zal een half maandsalaris per dienstjaar worden betaald. Bekaert kan daarin niet worden gevolgd. De desbetreffende passage kan slechts betrekking hebben op de vrijwillige vertrekregeling. Dat blijkt in de eerste plaats uit de context: die passage volgt namelijk direct op de zin: “
De vrijwillige vertrekregeling wordt gebaseerd op de transitievergoeding”. Bovendien heeft het bestreden besluit uitsluitend betrekking op de
vrijwilligevertrekregeling: over gedwongen ontslagen wordt slechts vermeld dat geprobeerd wordt deze te minimaliseren. Verder geldt het volgende. Pas in de overlegvergadering van 11 februari 2021 heeft Bekaert de ondernemingsraad ingelicht over het feit dat in Assen ook de ploegendienst wordt afgeschaft. In de brief van 12 februari 2021 heeft zij bovendien gemeld dat niet zestien, maar veertien werknemers, onder wie een shiftleader, boventallig worden omdat hun functie niet meer bestaat door de verhuizing van de machines (zie 2.13). Zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat het besluit om met de machines die in Assen blijven staan nog maar één shift per dag in plaats van een tweeploegendienst te draaien onlosmakelijk is verbonden met het besluit om de overige machines naar Roemenië te verplaatsen. Iedere toelichting voor een afschaffing van de tweeploegendienst voor de achterblijvende machines is achterwege gebleven. Het moge zo zijn dat dit een
instemmingsplichtig besluit is, maar door bijna twee derde van de betreffende productiemedewerkers en een shiftleader als gevolg van het bestreden besluit boventallig te noemen, heeft Bekaert feitelijk dat besluit tot het terugbrengen van de productie in Assen naar één ploeg geïncorporeerd in het bestreden besluit. Met de door Bekaert voorgestane krimp van het vaste medewerkersbestand kan immers niet meer in twee ploegen worden gewerkt, zoals de ondernemingsraad onweersproken heeft aangevoerd. In wezen erkent Bekaert dat zelf, wanneer zij in het verweerschrift schrijft dat verandering in de ploegendienst nog niet aan de orde is omdat de verhuizing van de machines nog feitelijk niet heeft plaatsgevonden. Hoe de ondernemingsraad dan nog ten volle zijn instemmingsrecht zal kunnen uitoefenen is niet toegelicht.