ECLI:NL:GHAMS:2021:2422

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
000110-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding in verband met voorlopige hechtenis en rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg in verband met de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift was op 1 februari 2021 ingediend en de advocaat-generaal had het standpunt van het Openbaar Ministerie schriftelijk kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 20 april 2021 waren verzoeker en zijn advocaat niet aanwezig. Verzoeker stelde schade te hebben geleden ter hoogte van € 5.835,00 door de voorlopige hechtenis en € 280,00 aan kosten voor rechtsbijstand.

Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de schadevergoeding voor de voorlopige hechtenis, maar wees het verzoek om de nieuwe forfaitaire bedragen van het LOVS toe te passen af, omdat het verzoekschrift vóór de ingangsdatum van deze bedragen was ingediend. Voor de kosten van rechtsbijstand werd ook een vergoeding van € 280,00 toegekend. De totale vergoeding die aan verzoeker werd toegekend, bedroeg € 6.115,00, inclusief de kosten van rechtsbijstand.

De beschikking werd gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de voorzitter R.D. van Heffen, en is uitgesproken op de openbare zitting. De voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen, waarbij het bedrag op een specifieke bankrekening moest worden overgemaakt.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000110-21 (530 Sv) en 001141-21 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-0002612-19
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.J. Pardijs,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 1 februari 2021 ingekomen.
De advocaat-generaal heeft het standpunt van het Openbaar Ministerie schriftelijk kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 20 april 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker en zijn advocaat zijn niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 5.835,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 280,00.
In raadkamer heeft de advocaat van verzoeker verzocht bij het verzoek onder a uit te gaan van de nieuwe door het Landelijk Orgaan Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde forfaitaire bedragen.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 17 december 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 5.835,00.
Voor het toepassen van de nieuw vastgestelde forfaitaire bedragen door het LOVS ziet het hof geen aanleiding. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS moeten deze nieuwe bedragen worden gehanteerd bij verzoekschriften ingediend op of na 1 maart 2021. Het onderhavige verzoekschrift is ingediend voor die datum. Het hof acht ook geen gronden van billijkheid aanwezig van de oriëntatiepunten af te wijken.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 280,00.

4.Beslissing

Het hof :
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 5.835,00 (vijfduizend achthonderdvijfendertig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 280,00 (tweehonderdtachtig euro).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M.J.A. Plaisier en D. Radder,
in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 18 mei 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 6.115,00 (zesduizend eenhonderdvijftien euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 18 mei 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter