Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De vader van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 februari 2021, waarin de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden is uitgesproken. De vader betwist de noodzaak van deze maatregel en stelt dat hij voldoende meewerkt aan de hulpverlening. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de ontwikkeling van [de minderjarige] en de rol van de vader in de hulpverlening zorgvuldig gewogen.
Het hof constateert dat [de minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet toereikend is gebleken. De vader heeft in het verleden al meerdere keren hulpverlening ingeschakeld, maar de situatie thuis is onveilig en er zijn zorgen over de dynamiek tussen de vader en [de minderjarige]. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden en om de vader en [de minderjarige] te ondersteunen in het doorbreken van negatieve patronen. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, waarbij het hof benadrukt dat de GI als objectieve derde moet meekijken en ingrijpen indien nodig.
De beslissing van het hof is genomen in het belang van [de minderjarige] en de vader, met als doel een veilige en stabiele omgeving te creëren waarin beiden kunnen werken aan hun ontwikkeling en de relatie tussen hen kan verbeteren.