Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Na de echtscheiding tussen partijen is bij beschikking van 3 mei 2017 een zorg- en contactregeling vastgesteld. Zoals hiervoor bij 5.6 is beschreven verliep deze regeling niet goed doordat de communicatie tussen partijen erg slecht was en tot op heden, ondanks de inzet van Altra en JBRA, niet is verbeterd. Daarnaast kwam de man de omgangsregeling niet altijd stipt na. Dit zorgde, mede door de reeds lang bestaande spanningen tussen partijen, dan weer voor veel onrust bij de vrouw en de kinderen. Sinds maart 2020 heeft de man helemaal geen contact meer gehad met de kinderen. Voor zover valt na te gaan zijn de corona-uitbraak en de daarmee gepaard gaande lockdown en reisbeperkingen (de kinderen werden tijdens de omgang vaak meegenomen naar België) de directe aanleiding voor stopzetting van de regeling geweest. Vervolgens zijn de ouders niet erin geslaagd de regeling weer op te starten. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de man zich niet of nauwelijks heeft ingespannen om het contact te herstellen. Bij de rechtbank is hij bovendien niet verschenen, zonder dat hij daarvoor een goede reden aan het hof kon geven. Evenmin heeft de man iets van zich laten horen op verjaar- en feestdagen. Hierdoor zijn de kinderen teleurgesteld. [kind 1] heeft in het gesprek met de voorzitter voorafgaand aan de zitting in hoger beroep verklaard dat wat haar betreft geen contact meer met de man hoeft plaats te vinden. De voorzitter heeft haar verklaring zo begrepen dat [kind 1] teleurgesteld is in de man en hem en haar (half- en stief)broertjes aanvankelijk wel miste, maar dat zij denkt nu minder pijn te voelen als er helemaal geen contact(regeling) meer is. Het gaat nu goed met haar en zij wil rust. [kind 1] zou wel graag haar stiefbroertje en halfbroertjes willen (blijven) zien.
Het hof ziet in [kind 1] een veerkrachtig en flexibel meisje dat vaak teleurgesteld is door de man en geen verwachtingen meer koestert ten aanzien van hem in het contact met haar, hetgeen maakt dat zij negatief tegenover eventueel contactherstel staat. De bezwaren die [kind 1] tegen contact heeft geuit zijn diffuus en wijzen ook op een verlangen dat de man zich voor haar inspant om het contact weer mogelijk te maken. Zij uit geen ernstige bezwaren tegen contact als zodanig.
Het hof acht het al met al nog steeds van belang voor haar ontwikkeling dat [kind 1] contact kan hebben met haar beide ouders. Hetzelfde geldt voor [kind 2] die nog maar negen jaar oud is en, nog meer dan [kind 1] , afhankelijk is van de volwassenen om hem heen. Het is ook voor zijn identiteitsontwikkeling van belang dat hij met beide ouders in contact kan blijven. Gelet op de positie van [kind 2] en de door [kind 1] uitgesproken wens haar (half- en stief)broertjes te (blijven) zien, acht het hof het van belang van beide kinderen dat er contactherstel komt tussen de man en hen. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat niet is gebleken dat het in het verleden tijdens de omgang niet goed ging en dat de man ter zitting in hoger beroep heeft toegezegd zijn best te doen en zich aan de afspraken te zullen houden.
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad de man geadviseerd het initiatief te nemen om eerst
de vertrouwensband tussen hem en de kinderen te herstellen met behulp van het OKT, alvorens de omgangsregeling weer op te bouwen. Op deze manier wordt vooruitgang geboekt en kan onder begeleiding worden gewerkt aan vertrouwensherstel tussen de man en de kinderen. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verklaard hiervoor open te staan en mee te willen
werken. De man heeft verklaard dit wel te willen, maar hij twijfelt aan de effectiviteit van deze hulp. Hij wil vooral een strakke regeling.
Gelet op het advies van de raad en de verklaringen van [kind 1] en de ouders, acht het hof zowel de stap naar het OKT als het vastleggen van een regeling in het belang van beide kinderen.
Met de raad is het hof van oordeel dat het op de weg van de man ligt om zich (in een vrijwillig kader) met behulp van het OKT in te spannen om het vertrouwen tussen hem en de kinderen weer te herstellen. Daarmee kan hij ook laten zien dat hij gemotiveerd is om de band met de kinderen te herstellen en dat hij daar moeite voor wil doen. Daarbij acht het hof het in het belang van de kinderen dat zij niet nog verder van de man en zijn gezin vervreemden, zodat het hof hierna een beperkte en opbouwende omgangsregeling zal vaststellen die spoedig aan moet vangen. Het is verder aan de man om via het OKT met [kind 1] en [kind 2] in gesprek te gaan en te blijven en te onderzoeken of uitbreiding van de hierna vast te stellen regeling in hun behoeftes voorziet. Denkbaar is daarbij dat op termijn een andere regeling voor [kind 2] wordt afgesproken dan voor [kind 1] , gelet op hun leeftijdsverschil.
Het hof ziet geen aanleiding voor een aanhouding van de procedure en het verzoek daartoe van de man zal worden afgewezen.