In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding en een zorgregeling tussen de man en de vrouw, die in 2014 met elkaar zijn gehuwd en twee kinderen hebben. De man heeft in hoger beroep verzocht om de echtscheiding uit te spreken, maar het hof heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in dit verzoek, omdat hij in eerste aanleg geen verweer heeft gevoerd en dit verzoek voor het eerst in hoger beroep is gedaan, wat in strijd is met artikel 362 Rv.
De vrouw had eerder een verzoek ingediend tot scheiding van tafel en bed, wat door het hof is toegewezen. Daarnaast heeft de man een verzoek gedaan om de zorgregeling te wijzigen, zodat hij de kinderen vaker kan zien. Het hof heeft geoordeeld dat de man wel ontvankelijk is in zijn verzoek met betrekking tot de zorgregeling, omdat dit een nevenvoorziening betreft bij de uitgesproken scheiding van tafel en bed.
Het hof heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen gedurende een dagdeel per week bij de man verblijven, in aanwezigheid van een tante van de man. De vrouw zal ook aanwezig zijn tijdens de eerste drie omgangsmomenten. Het hof heeft de zaak met betrekking tot de definitieve zorgregeling pro forma aangehouden voor zes maanden, om te bezien hoe de voorlopige regeling verloopt. De ouders zijn aangemoedigd om hulp te zoeken bij het Ouder- en Kindteam of het Wijkteam van de gemeente voor ondersteuning bij de uitvoering van de zorgregeling.