ECLI:NL:GHAMS:2021:2402

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
200.293.539/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en vervangende toestemming schoolwisseling in een complexe echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken tot wijziging van de zorgregeling en vervangende toestemming voor een schoolwisseling van de minderjarige kinderen van de ouders, die in een conflictueuze echtscheidingssituatie verkeren. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 10 februari 2021 aangevochten, waarin een tijdelijke zorgregeling was vastgesteld. De vrouw verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen meer tijd bij haar zouden doorbrengen, en om vervangende toestemming voor een schoolwisseling van haar oudste kind, [kind 1]. De man, verweerder in hoger beroep, verzocht de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun scheiding in een voortdurende conflictueuze situatie verkeren, wat ook invloed heeft op de kinderen. De rechtbank had eerder een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, die door de vrouw als onwenselijk werd ervaren. Het hof oordeelde dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen via de school van de ene naar de andere ouder wisselen, in het belang van de kinderen is en dat er geen aanleiding is om deze te wijzigen. De vrouw had ook verzocht om vervangende toestemming voor een schoolwisseling van [kind 1], maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat een schoolwisseling in het belang van het kind zou zijn. De huidige school zou de nodige ondersteuning bieden en de kinderen zouden zich moeten voorbereiden op de overstap naar de middelbare school. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de vrouw af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.293.539/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/272566 / FA RK 18-1945
Beschikking van de meervoudige kamer van 27 juli 2021 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.J. van de Pol te Haarlem,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H.R. Carrière te Haarlem.
Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna te noemen: de rechtbank), van 10 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 28 april 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 10 februari 2021.
2.2
De man heeft op 20 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 mei 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanagers;
- de raad, vertegenwoordigd door mevr. D.M. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de vrouw en de man (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn geboren:
- [kind 1] [in] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] [in] 2012 te [geboorteplaats] .
[kind 1] en [kind 2] worden hierna gezamenlijk genoemd: de kinderen.
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over hen.
3.2
Partijen hebben bij het verbreken van hun relatie in een (niet door hen ondertekend) ouderschapsplan ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) afgesproken, dat de kinderen de ene week van zondag 17.00 uur tot dinsdagochtend en de andere week van vrijdag 17.00 uur tot dinsdagochtend bij de man verblijven. Deze regeling is sinds 2014 door partijen uitgevoerd.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 20 maart 2019 is, voor zover thans van belang en met wijziging van het door partijen opgestelde ouderschapsplan, een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de kinderen bij de man verblijven de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school en de andere week van vrijdag uit school tot woensdag naar school. De definitieve beslissing met betrekking tot de zorgregeling is aangehouden, in afwachting van de resultaten van het traject ‘Kinderen uit de Knel’.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter), van 30 april 2020 is (in het kader van provisionele voorzieningen op grond van art. 223 Rv) het verzoek van de vrouw om een bijzondere curator voor [kind 1] te benoemen, evenals het verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor een wijziging van de school van [kind 1] , afgewezen. Voorts is de raad verzocht om ten behoeve van de bodemprocedure onderzoek te doen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de schoolwisseling van [kind 1] . De raad heeft op 26 juni 2020 een rapport uitgebracht, dat zich bij de stukken bevindt.
3.5
Voorts heeft de kinderrechter [kind 1] bij voornoemde beschikking van 30 april 2020 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar, te weten tot 30 april 2021. Tevens is de raad verzocht ook ten aanzien van [kind 2] een beschermingsonderzoek te verrichten. De raad heeft in zijn rapport van 26 juni 2020 geconcludeerd dat een ondertoezichtstelling voor [kind 2] niet nodig is.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [kind 1] aansluitend is verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang en overeenkomstig het (gewijzigde) verzoek van de man, een definitieve zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de kinderen de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school en de andere week van vrijdag uit school tot woensdag naar school bij de man verblijven. Het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor een wisseling van de school van [kind 1] naar, laatstelijk, [school 2] te [plaats] , is afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen in de ene week van vrijdag 17.00 uur tot dinsdag uit school en de andere week van maandag uit school tot dinsdag uit school bij de man verblijven. Subsidiair verzoekt de vrouw een zorgregeling vast te stellen conform het advies van de raad (het hof begrijpt: de kinderen verblijven de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school en de andere week van vrijdag 17.00 uur tot woensdag naar school bij de man). Voorts verzoekt de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen voor een schoolwissel van [kind 1] naar [school 3] (kleinschalig gepersonaliseerd particulier basisonderwijs in [plaats] ), uiterlijk met ingang van het nieuwe schooljaar 2021/2022.
4.3
De man verzoekt (naar het hof begrijpt) de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Zorgregeling
5.1
Aan het hof ligt als eerste ter beoordeling voor de vraag welke zorgregeling in het belang van de kinderen wenselijk is.
5.2
De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte de hiervoor onder 3.3 genoemde tijdelijke zorgregeling als definitieve zorgregeling heeft vastgesteld. Deze zorgregeling is niet in het belang van de kinderen. [kind 1] heeft tegen de raadsonderzoeker, de gezinsvoogd en haar psycholoog gezegd dat zij in de ene week van vrijdag 17.00 uur tot dinsdag en de andere week van maandag (uit school) tot dinsdag bij haar vader wil verblijven. De primair door de vrouw verzochte zorgregeling is dan ook conform de wens van de kinderen om meer bij hun moeder te zijn. Het subsidiaire verzoek van de vrouw is conform het advies van de raad, zoals verwoord in zijn advies van 26 juni 2020. De door de raad geadviseerde zorgregeling, met het extra overdrachtsmoment op vrijdagmiddag, is door partijen sinds de zomer 2020 uitgevoerd en verliep sindsdien goed, zowel voor de ouders als voor de kinderen. Vastlegging van deze regeling is dan ook in het belang van de kinderen. De rechtbank heeft het advies van de raad ten onrechte niet overgenomen. Dat de voorwaarde waaronder het advies was gedaan niet is vervuld, te weten het starten van een hulpverleningstraject bij het KJTC, heeft ermee te maken dat [kind 1] in juni 2020 in het AMC is opgenomen voor behandeling van een eetstoornis. Bovendien vindt een fysieke overdracht, gelet op de leeftijd van de kinderen, al geruime tijd niet meer plaats. Daarbij is voor de woning van de man geen parkeergelegenheid en de kinderen lopen zelf ook liever van de auto van de vrouw naar de woning van de man. Het is niet in het belang van de kinderen dat de zorgregeling nu weer is teruggedraaid, aldus de vrouw.
5.3
De man stelt dat er sinds het uiteengaan van de ouders veel onderlinge spanningen zijn. Het lukt hun niet om wat betreft de kinderen op één lijn te komen. Dit heeft er zelfs toe geleid dat [kind 1] onder toezicht is gesteld van de GI en dat de raad een beschermingsonderzoek ten aanzien van [kind 2] heeft uitgevoerd. Ook gedurende de ondertoezichtstelling is de communicatie tussen de ouders niet verbeterd. De man heeft de indruk dat de vrouw geen hulpverlening accepteert. De man maakt zich vooral zorgen om het feit dat [kind 1] door de vrouw wordt betrokken in de procedures tussen de ouders. Bij het bepalen van de zorgregeling dient het belang van de kinderen voorop te staan. De overdracht verliep al een aantal jaar via de school, waarmee rust voor de kinderen ontstond. De vrouw wilde echter dat de kinderen op vrijdag uit school eerst naar haar zouden gaan, voordat het weekend bij de man zou ingaan. De raad heeft overeenkomstig geadviseerd, onder de voorwaarde dat de overdracht tussen de ouders zonder spanningen zou verlopen en de ouders zich daarvoor ook volledig zouden inspannen. Daarvan is echter geen sprake geweest. Het is onjuist dat geen fysieke overdracht meer plaatsvindt in verband met de leeftijd van de kinderen, zoals de vrouw stelt. De vrouw wil niet meelopen naar de voordeur van de man en de man moet de kinderen bij het flatgebouw van de vrouw afzetten; hij mag niet mee naar boven. Een soepele fysieke overdacht is, gelet op de leeftijd van de kinderen, wel degelijk van belang. Het is niet te verwachten dat daarvan in de toekomst alsnog sprake zal zijn. De vrouw ziet niet in hoe zij kan bijdragen aan verbetering hierin. Door de wisseling via de school te laten verlopen, worden de kinderen buiten de spanningen tussen de ouders gehouden. Voorts geldt dat de zorgregeling thans goed loopt zodat voor een inperking van deze regeling tussen de man en de kinderen, zoals door de vrouw is verzocht, geen grond is. De beslissing van de rechtbank dient dan ook te worden bekrachtigd, aldus de man.
5.4
De GI heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat een fysieke overdracht op vrijdag om 17.00 uur te onrustig is voor de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat er rust komt, aldus de GI.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling te bekrachtigen. Verder heeft de raad grote zorgen geuit over de altijd nog bestaande spanningen tussen de ouders en de gevolgen daarvan voor de kinderen. Er moeten afspraken met de ouders worden gemaakt, zodat zij stoppen met de voortdurende strijd en onderlinge procedures. Ook moeten de ouders hulpverlening accepteren. Er moet een duidelijke structuur komen voor de kinderen, zodat zij weer aan hun eigen ontwikkeling en hulpverlening kunnen toekomen, aldus de raad.
5.6
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de ouders in een voortdurend conflict verwikkeld zijn en dat het hen niet lukt om met elkaar op één lijn te komen wat betreft zaken rondom de kinderen. Het lukt de ouders niet om samen te werken en respectvol en effectief met elkaar te communiceren. Ook de reeds ingezette hulpverlening, zoals “Kinderen uit de Knel”, heeft hierin geen verbetering kunnen brengen. De kinderen zijn zich bewust van de spanningen tussen de ouders en zij hebben daar last van. Vooral bij [kind 1] is sprake van ernstige loyaliteitsproblematiek. Zij is daarom sinds 30 april 2020 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling heeft echter nog geen verbetering in de situatie kunnen brengen.
5.7
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, waarbij de wisseling via de school verloopt, het meest in het belang van de kinderen. Deze zorgregeling verloopt goed en de wisseling via de school zorgt voor zoveel mogelijk rust voor de kinderen. De raad heeft in zijn rapport van 26 juni 2020 weliswaar een extra overdrachtmoment op vrijdagmiddag geadviseerd, maar daarbij is overwogen dat de ouders de overdrachtmomenten met behulp van hulpverlening en met de adviezen van de gezinsmanager zodanig dienen in te richten dat dit een meerwaarde voor de kinderen heeft. Daarvan is tot op heden geen sprake geweest. De gezinsmanager heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij weinig mogelijkheden ziet om verbetering in de situatie tussen de ouders te bereiken. De ouders pakken de gegeven adviezen niet op en staan niet open voor de aangeboden hulpverlening. Het hof acht een soepele en ontspannen fysieke overdacht wel degelijk van belang voor de kinderen. Dat partijen de kinderen niet tot elkaars voordeur begeleiden is een zorgelijk signaal. Daarbij komt het argument dat er in de woonomgeving van de man te weinig parkeergelegenheid is het hof weinig geloofwaardig voor, en als dat al zo zou zijn, behoort dat niet het gewicht in de schaal te leggen dat de vrouw daaraan kennelijk verbindt. De kinderen dienen bij een rechtstreekse overgang van de ene naar de andere ouder de emotionele toestemming van beide ouders te voelen, zonder dat zij daarbij spanningen ervaren. Nu van een dergelijke situatie geen sprake is, acht het hof een wijziging van de bij de bestreden beschikking zorgregeling ten aanzien van de vrijdagmiddag, zoals de vrouw wenst, niet in het belang van de kinderen. Een verdere inperking van de zorgregeling tussen de man en de kinderen, zoals door de vrouw is verzocht, acht het hof evenmin in het belang van de kinderen nu de kinderen gewend zijn aan de huidige regeling, deze naar behoren loopt en continuering van de huidige regeling rust brengt. Het hof zal de desbetreffende verzoeken van de vrouw daarom afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Schoolwissel
5.8
Aan het hof ligt ter verdere beoordeling voor de vraag of aan de vrouw vervangende toestemming dient te worden verleend voor een schoolwissel van [kind 1] .
5.9
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Op grond van genoemd artikel dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.1
De vrouw maakt zich zorgen over [kind 1] op haar huidige school. Zij wordt gepest en buitengesloten, heeft een leerachterstand door onvoldoende hulp bij automatisering, krijgt geen begeleiding in verband met haar beelddenken en evenmin persoonlijke begeleiding of instructie. De schoolwissel is een diepgewortelde wens van [kind 1] . [kind 1] heeft ook bij haar gezinsvoogd aangegeven dat zij zich niet prettig voelt op haar huidige school. In de gehele rechtsgang is echter onvoldoende gefocust op wat [kind 1] nodig heeft en is de nadruk gelegd op de situatie tussen de ouders. Het verzoek is, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet te onbepaald. De gewenste schoolwissel is sinds het indienen van het inleidend verzoek door de man op 28 maart 2018 aan de orde geweest. In eerste instantie was het de bedoeling dat [kind 1] naar [school 1] zou gaan, maar deze school bleek geen plek meer te hebben door het lange tijdverloop van de procedure. Voorts is sprake geweest van een wissel naar [school 2] . De ouders hadden hierover overeenstemming. In de zomer van 2020 is [kind 1] echter opgenomen geweest in het ziekenhuis in verband met een eetstoornis. De schoolwissel is daarom op een laag pitje gezet. De school die de vrouw thans op het oog heeft, [school 3] in [plaats] , sluit volgens de vrouw beter aan bij [kind 1] . [school 3] heeft behalve gepersonaliseerd onderwijs ook voor ieder kind een leercoach die het sociaal-emotioneel functioneren nauwlettend in de gaten houdt. Door de bijles van een leercoach van [school 3] en door thuisbegeleiding gedurende de lockdown heeft [kind 1] grote progressie gemaakt. [school 3] kan het zelfvertrouwen van [kind 1] versterken, omdat er op deze school voor ieder kind persoonlijke aandacht is. Het betreft een particuliere school, en de vrouw is bereid alle kosten daarvan op zich te nemen. De rechtbank heeft bij de afwijzing van het verzoek ten onrechte geen waarde gehecht aan de mening van de deskundige, de heer [X] , met betrekking tot de hoogbegaafdheid van [kind 1] , aldus de vrouw.
5.11
De man voert verweer als volgt. Het klopt dat er zorgen zijn over [kind 1] . [kind 1] verkeert in een ernstig loyaliteitsconflict, waarvan zij de emotionele, geestelijke en fysieke gevolgen ondervindt. De vrouw legt druk op [kind 1] , omdat zij meent dat [kind 1] naar een school voor hoogbegaafde kinderen moet. De vrouw baseert dit op de mening van een door haar (via Facebook) aangezochte persoon (de heer [X] ), dat [kind 1] hoogbegaafd zou zijn. De heer [X] is echter niet in het BIG-register geregistreerd of anderszins bekend als professioneel zorgverlener. De rechtbank heeft dan ook terecht geen acht geslagen op zijn mening. Uit onderzoek door HiQ (een instantie met Stichting Kwaliteitsregister Jeugd-registratie en AGB-registratie) is bovendien gebleken dat [kind 1] niet hoogbegaafd is. De man heeft bezwaar tegen een schoolwissel en al helemaal tegen de door de vrouw voorgestelde [school 3] , omdat [kind 1] niet in de doelgroep (hoogbegaafden) valt. De sterke wens van de vrouw voor een schoolwissel komt volledig voort uit boosheid van de vrouw jegens de huidige school van de kinderen. De leerkrachten van deze school zagen dat het, vanwege de spanningen tussen de ouders, niet goed ging met [kind 1] . De school heeft daarop een melding bij Veilig Thuis gedaan. De vrouw zag dit als aanval op haarzelf in plaats van als een terechte zorg over het welzijn van [kind 1] . De zorgen die de vrouw noemt over [kind 1] worden door de leerkrachten niet herkend. De vrouw weigert de inzichten van professionals aan te nemen. Als de vrouw werkelijk het belang van [kind 1] voor ogen had, zou zij [kind 1] niet betrekken in de procedures tussen de ouders. Door de druk die [kind 1] onder meer in verband met de schoolwissel wordt opgelegd, gaat zij fysiek achteruit. Als de discussie hierover stopt, ervaart [kind 1] rust en gaat het beter met haar. Het advies van de raad om [kind 1] van school te laten wisselen, had destijds te maken met de plek die er voor haar was gevonden op [school 2] en waarover tussen de ouders overeenstemming bestond. De raad heeft zich echter nooit kunnen uitlaten over de later aangepaste wens van de vrouw om [kind 1] te plaatsen op een particuliere basisschool voor hoogbegaafde kinderen, aldus de man.
5.12
De gezinsmanager heeft ter zitting in hoger beroep medegedeeld dat de GI alleen haar goedkeuring voor een schoolwissel geeft als dit overduidelijk in het belang is van [kind 1] . Daarvan is echter geen sprake. De huidige school van [kind 1] geeft te kennen dat zij [kind 1] kan bieden wat zij nodig heeft. Haar schoolresultaten gaan bovendien vooruit. [kind 1] heeft met name last van de strijd tussen de ouders over de schoolwissel. Voor de rust van [kind 1] is het van belang dat de ouders één front vormen en dat zij eenzelfde visie uitdragen wat betreft de schoolkeuze voor [kind 1] . [kind 1] zit nu in groep 7. De ouders zouden zich moeten focussen op haar middelbare schoolkeuze, aldus de GI.
5.13
De raad heeft geadviseerd de bestreden beschikking ook op dit punt te bekrachtigen. In aanvulling op het hetgeen hiervoor onder 5.5 is vermeld, heeft de raad nog naar voren gebracht dat [kind 1] nog maar één jaar naar de basisschool hoeft voordat zij naar de middelbare school gaat. Het is voor [kind 1] daarom beter om de situatie te laten zoals die nu is, aldus de raad.
5.14
Naar het oordeel van het hof is onvoldoende duidelijk geworden dat een schoolwissel in het belang van [kind 1] wenselijk is. Nog los van het antwoord op de vraag of de thans door de vrouw voorgestelde school aansluit bij [kind 1] (de vrouw heeft immers in het kader van de procedure in eerste aanleg ook andere scholen voorgesteld), acht het hof de door de vrouw gewenste schoolwissel niet het geschikte middel om de problematiek van [kind 1] aan te pakken en op te lossen, Deze problematiek is divers en kan bovendien niet los worden gezien van het ernstige loyaliteitsconflict waarin [kind 1] zich bevindt. Dat de voorgestelde schoolwissel hierin een structurele verbetering kan teweegbrengen is onvoldoende onderbouwd.
Voorts weegt mee dat [kind 1] op dit moment in groep 7 zit en na de zomervakantie overgaat naar groep 8. Een schoolwissel zou betekenen dat [kind 1] na de zomervakantie moet wennen aan een nieuwe school, terwijl zij het jaar daarop naar de middelbare school gaat en dan weer opnieuw zou moeten wennen. Dit acht het hof niet in het belang van [kind 1] . Zij moet de rust en ruimte krijgen om zich voor te bereiden op de overstap naar de middelbare school. Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat een schoolwissel niet in het belang is van [kind 1] . De bestreden beschikking zal ook op dit punt worden bekrachtigd.
5.15
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.T. Hoogland en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 27 juli 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.