In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling en het mentorschap van de vader van partijen. De kantonrechter had eerder op 17 september 2020, op verzoek van de verweerders, de goederen van de ouders van partijen onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld. Appellant, de zoon van de ouders, kwam in hoger beroep tegen deze beschikkingen. Hij betoogde dat de vader van partijen, die 88 jaar oud is, niet geestelijk of lichamelijk beperkt is en dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap heeft toegewezen. Appellant voerde aan dat hij niet als belanghebbende was gehoord en dat de benoeming van de bewindvoerder c.q. mentor, mevrouw [A] van Heijne Bewindvoering Beheer & Advies B.V., niet onpartijdig was.
De verweerders, de broer en zus van appellant, stelden dat het bewind en mentorschap terecht was ingesteld, mede op verzoek van de ouders zelf. Het hof oordeelde dat de kantonrechter op goede gronden het verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap heeft toegewezen. De vader van partijen had aangegeven niet in staat te zijn om zijn financiële administratie te verzorgen, en de moeder lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het hof concludeerde dat de benoeming van een onafhankelijke mentor noodzakelijk was om de belangen van de ouders te waarborgen, gezien de bestaande familiegeschillen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van appellant af om de mentor een aanwijzing te geven over het contact met de kinderen en kleinkinderen van de ouders. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van het hof, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter.