ECLI:NL:GHAMS:2021:2393

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
200.287.172/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na scheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren uit de inmiddels verbroken relatie van de ouders. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, die in 2018 was vastgesteld. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft de verzoeken van de man afgewezen en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw is. De huidige zorgregeling voorziet in een weekendregeling van eens per twee weken bij de man, maar de man heeft betoogd dat deze regeling onvoldoende is en dat de kinderen meer tijd bij hem zouden moeten doorbrengen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de eerdere beschikking. De ouders hebben in het verleden juridische procedures gevoerd, wat heeft geleid tot spanningen die de kinderen emotioneel belasten. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan, beide ouders veel goeds te bieden hebben voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft besloten de weekendregeling uit te breiden, zodat de kinderen eens per twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend bij de man verblijven. De overige verzoeken van de man zijn afgewezen, en de bestreden beschikking is voor het overige bekrachtigd. De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen in de proceskosten, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.287.172/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/300568 / FA RK 20-1282
Beschikking van de meervoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.E. van Zutphen te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J. Robbers te Haarlem.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 16 september 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 15 december 2020 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 16 september 2020.
2.2
De vrouw heeft op 3 februari 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 3 juni 2021 met bijlagen, ingekomen op 4 juni 2021;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 9 juni 2021 met bijlage, ingekomen op 10 juni 2021;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 15 juni 2021 met bijlage, ingekomen op 16 juni 2021;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 17 juni 2021 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 18 juni 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De raadsvertegenwoordiger heeft zich vlak voor de zitting teruggetrokken, omdat hij zich niet vrij voelde staan in deze zaak te adviseren. De man en de vrouw (hierna ook: de ouders) hebben eenstemmig bepleit de zitting zonder de raad te laten plaatsvinden.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de ouders zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2013 te [gemeente A] ;
- [kind 2] , [in] 2015 te [gemeente B] .
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw.
3.2
Bij beschikking van 20 april 2016 heeft de rechtbank een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) met de man vastgesteld. De vrouw is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de genoemde beschikking vernietigd ten aanzien van de zorgregeling en bij beschikking van 7 augustus 2018 bepaald:
- dat de kinderen eens per twee weken een weekend bij de man verblijven van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man de kinderen naar de vrouw terugbrengt,
- dat de kinderen daarnaast iedere week op woensdag van 12.30 uur (of zoveel eerder of later als school of kinderdagverblijf eindigt) tot 17.00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen ophaalt bij de vrouw of school of het kinderdagverblijf en de kinderen weer bij de vrouw terugbrengt;
- dat de zorg voor de kinderen in de schoolvakanties met ingang van de zomervakantie 2019 tussen de ouders gelijkelijk wordt gedeeld;
- dat de kinderen het komende schooljaar 2018/2019 tot de zomervakantie 2019 twee maal een, in onderling en met de GI te voeren overleg nader te bepalen, schoolvakantieweek aaneengesloten bij de man zullen verblijven.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank van 7 maart 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van 7 maart 2018 tot 7 maart 2019.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is aan de vrouw vervangende toestemming verleend voor het aanmelden van de kinderen voor behandeling bij Praktijk Innerchild.
Verder is op verzoek van de vrouw de vakantieregeling als volgt vastgesteld:
- voor de zomervakantie geldt dat de man gedurende het schooljaar beginnend in een oneven
jaar bepaalt welk vakantieschema hij wenst te hanteren, de vrouw krijgt de eerste keuze in het even jaar waarbij de navolgende uitgangspunten worden gehanteerd;
  • de kinderen zullen gedurende een periode van niet langer dan twee achtereenvolgende weken bij een ouder verblijven;
  • de kinderen verblijven tijdens de oneven jaren tijdens [kind 1] haar verjaardag bij de vrouw en gedurende de even jaren tijdens [kind 1] haar verjaardag bij de man;
  • de laatste week van de zomervakantie en daarop volgend weekend verblijven de kinderen bij de vrouw;
  • de ouder die mag bepalen zal zijn/haar keuze uiterlijk 1 december voorafgaand aan volgende zomervakantie communiceren met de andere ouder;
- vakanties van twee weken worden gedeeld waarbij de kinderen de eerste week bij de ouder verblijven aansluitend op de zorgregeling, waarbij gewisseld wordt op zaterdag om 9.00 uur;
- vakanties van een week worden gedeeld in die zin dat de eerste helft van de week aansluit op het weekend van de ouder alwaar de kinderen gedurende het weekend verblijven, waarbij er op woensdag om 13.00 uur gewisseld wordt;
- voor de kerstvakantie geldt voornoemde zorgregeling waarbij de kinderen gedurende de eerste kerstdag bij de niet verzorgende ouder verblijven (van ’s ochtends 9.00 uur tot de volgende ochtend 9.00 uur) en waarbij de kinderen gedurende oud en nieuw het oneven jaar bij de man verblijven en gedurende het even jaar bij de vrouw waarbij de kinderen van 13.00 uur tot 13.00 uur bij de andere ouder verblijven.
De man had verzocht de schoolvakanties tussen de ouders in onderling overleg bij helfte te verdelen.
Bij de bestreden beschikking zijn afgewezen de verzoeken van de man en de vrouw om uitbreiding respectievelijk inperking van de zorgregeling doordeweeks en in het weekend.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen en, met wijziging van de beschikking van het hof van 7 augustus 2018, een zorgregeling vast te stellen waarbij:
I. Door de week:
De kinderen op de maandagen en dinsdagen bij de vrouw verblijven en op de woensdagen en donderdagen bij de man waarbij het overdrachtsmoment 8.30 uur is en de ouder alwaar de kinderen verblijven de kinderen naar school brengt tenzij er sprake is van een roostervrije dag. In dat geval worden de kinderen door de ouder alwaar de kinderen verblijven naar de andere ouder thuis gebracht om 8.30 uur.
II. Weekenden:
De kinderen in de even weekenden bij de vrouw verblijven vanaf vrijdag na school of vanaf 8.30 uur, mocht er sprake zijn van een roostervrije dag waarbij de kinderen door de man naar de vrouw thuis worden gebracht, tot en met maandagochtend 8.30 uur waarna de weekregeling weer ingaat.
De kinderen in de oneven weekenden bij de man verblijven vanaf vrijdag na school of vanaf 8.30 uur, mocht er sprake zijn van een roostervrije dag - mitsdien aansluitend aan hun verblijf bij de man door de week - tot en met maandagochtend 8.30 uur waarbij de man de
kinderen naar school brengt tenzij er sprake is van een roostervrije dag. Dan worden de
kinderen door de man bij de vrouw thuis gebracht om 8.30 uur.
III. Vakanties
De schoolvakanties worden tussen de ouders in onderling overleg bij helfte verdeeld.
IV. Feestdagen:
De kinderen brengen de feestdagen door bij de ouder alwaar zij op grond van de zorg- en
contactregeling op dat moment verblijven.
Althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De vrouw verzoekt de verzoeken van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Daarnaast verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten van – naar het hof begrijpt – het geding in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In geschil is of de zorgregeling tussen de man en de kinderen dient te worden uitgebreid.
5.2
De man betoogt dat zijn verzoek tot uitbreiding van de zorgregeling ten onrechte is afgewezen. Voorts is ten onrechte ten aanzien van de vakantieregeling bepaald dat de kinderen het laatste weekend voorafgaand aan het begin van het nieuwe schooljaar bij de vrouw verblijven en is aan haar ten onrechte vervangende toestemming verleend voor de aanmelding van de kinderen voor behandeling bij Praktijk Innerchild.
Het staat naar de mening van de man vast dat de omgang tussen hem en de kinderen goed verloopt. Parallel ouderschap is geëigend en het ouderschapsplan waarover partijen hebben gecorrespondeerd, voorziet daarin. De man miskent niet dat thans zorgen bestaan over de kinderen. Echter, deze zorgen worden niet veroorzaakt door het contact tussen de kinderen en de man, maar door de slechte verstandhouding en communicatie tussen de ouders. De vrouw diskwalificeert de man als opvoeder, probeert hem tegen te werken en in een kwaad daglicht te stellen. De man is in het belang van de kinderen bereid mee te werken aan hulpverleningstrajecten om dit te verbeteren als dat van hem wordt verwacht. Uitbreiding van de zorgregeling is in het belang van de kinderen. De zorgtijd bij de man is erg karig en daardoor is geen sprake van gelijkwaardig ouderschap. Thans is sprake van een continurooster op school, waardoor de kinderen elke dag op dezelfde tijd uit zijn. De aanvankelijk vrije woensdagmiddag is daardoor erg ingekort, temeer nu de kinderen reeds om 17.00 uur weer bij de vrouw dienen te zijn. Ook is de tijd in het weekend beperkt: een nacht in de twee weken. Door de geringe tijd is na het doen van uitstapjes nooit tijd voor ontspanning. Dit brengt veel onrust mee voor de kinderen. Deze onrust wordt nog versterkt door de vele overdrachtsmomenten. Uitbreiding van de zorgregeling geeft de kinderen de gelegenheid om hun relatie met de man te verdiepen. Bovendien zijn de kinderen thans bijna drie jaar ouder dan het moment waarop de huidige zorgregeling werd vastgesteld. De ouders wonen vlakbij elkaar, dus de door de man voorgestane zorgregeling is goed uitvoerbaar. De overdrachtsmomenten kunnen dan via school verlopen. De ouders worden dientengevolge niet met elkaar geconfronteerd, al verlopen de overdrachtsmomenten thans zonder strijd en spanning. De kinderen hebben het fijn bij de man en zij willen meer tijd met hem doorbrengen. Het gaat goed met de kinderen, ook op school. Aan de leesachterstand van [kind 1] wordt gewerkt. De kinderen volgen samen speltherapie bij Innerchild. Hier heeft de man zich ook voor ingezet. De vervangende toestemming doet ten onrechte vermoeden dat de man dwars zou liggen en daarmee de belangen van de kinderen zou willen schaden.
5.3
De vrouw is van mening dat de beslissing van de rechtbank in stand moet blijven.
De man blijft zijn strijd tegen de vrouw voortzetten. De man heeft de afgelopen vijf jaren talloze juridische procedures gevoerd, hetgeen de nodige onrust en onzekerheid veroorzaakt. Voorts stuurt hij de vrouw regelmatig belastende emailberichten. Deze wijzen er evenmin op dat de man zijn patroon wijzigt. De man bemoeit zich daarnaast inhoudelijk met de wijze waarop de vrouw invulling geeft aan haar ouderschap. De man blijft hangen in zijn boosheid
naar de vrouw en dat is belastend voor de kinderen. De man plaatst zijn eigen belang boven het belang van de kinderen. De kinderen hebben nog steeds last van fysieke klachten, zoals buikpijn, en een druk hoofd. Dat is van invloed op hun schoolprestaties. [kind 1] is in groep 3 blijven zitten omdat haar hoofd te vol zat. [kind 2] gaat komend schooljaar naar groep 3. De vrouw ziet een patroon in het gedrag van de man waarmee hij zijn drie oudste kinderen heeft beschadigd. Zij is bang dat ook [kind 2] en [kind 1] beschadigd worden. Tijdens de ondertoezichtstelling zijn partijen begeleid door psychotherapeute mevrouw C. Visch, maar de man is daar weer mee gestopt en is doorgegaan met procederen. De vrouw blijft merken aan de kinderen dat zij het gevoel hebben klem te zitten. Een ruimere zorgregeling zou de kinderen zodanig belasten dat de kinderen nog meer klem komen te zitten waardoor de kinderen niet meer aan hun eigen ontwikkelingstaken toe zullen komen. Dat partijen bij elkaar in de buurt wonen is geen reden om een andere invulling te geven aan de zorgregeling. De zorgregeling die de raad in haar rapport van 6 februari 2018 heeft geadviseerd is het hoogst haalbare. De kinderen hebben nog nooit gezegd dat zij meer tijd met de man zouden willen doorbrengen. Na de bestreden beschikking heeft de vrouw juist rust ervaren bij de kinderen. Nu heerst weer onrust door het door de man ingestelde hoger beroep tegen de zorgregeling. Er is een vakantieregeling vastgesteld voor de komende jaren die geen discussie kan opleveren omdat alle vakanties, feest- en verjaardagen vastliggen. Dit moet ook zo blijven, want hierdoor is brandstof voor de strijd tussen partijen weggenomen bij de man. Waarom de man wil tornen aan deze vakantieregeling is de vrouw niet duidelijk, nu alle dagen eerlijk verdeeld zijn tussen partijen. De man stelt niets op dit punt.
De man wil alles met betrekking tot de kinderen controleren, zo ook hun behandeling bij Innerchild. Hij bekritiseert de inhoud, de kosten en de duur van de therapie. De vrouw vreest dan ook dat, indien de vervangende toestemming wordt ingetrokken, de man op korte termijn de therapie zal stopzetten. Dit is juist niet in het belang van de kinderen.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang wijzigen op de grond dat nadien de
omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Tussen de ouders staat niet ter discussie dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, mede gelet op de tijd die is verstreken sinds de beschikking van het hof van 7 augustus 2018. Het hof zal daarom beoordelen of aanleiding bestaat de in deze beschikking vastgelegde zorgregeling te wijzigen.
Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Sinds het uiteen gaan van de ouders in 2015 weten zij geen overeenstemming te bereiken over de vraag welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. Dit heeft al herhaaldelijk tot juridische procedures geleid. De ouders staan lijnrecht tegenover elkaar en bewust of onbewust diskwalificeren zij elkaar als opvoeder. De kinderen worden voortdurend blootgesteld aan de spanningen van hun ouders, waardoor ze emotioneel worden belast en ook zelf spanningsklachten ontwikkelen. In 2018 werd de bedreiging in hun ontwikkeling zelfs zo ernstig geacht dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld voor de duur van een jaar. Na het gezamenlijk starten van therapie gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen de ouders en het gezamenlijk opstellen van een plan van aanpak in samenspraak met de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, leek de situatie sterk verbeterd te zijn en werd de ondertoezichtstelling van de kinderen door de kinderrechter niet verlengd. Inmiddels lukt het de ouders echter wederom niet om tot gezamenlijk gedragen afspraken over de zorgregeling te komen, waardoor de man zich genoodzaakt ziet te procederen en waardoor de vrouw zich op haar beurt in het nauw gedreven voelt. De spanningen tussen de ouders betekenen een precaire situatie voor de kinderen. Ondanks de tegenstellingen tussen de ouders, ziet het hof dat zij beiden de kinderen veel goeds te bieden hebben. Zij houden allebei veel van de kinderen en hebben zonder meer het beste met hen voor. Het is jammer dat de ouders elkaars kwaliteiten niet opmerken en daardoor niet inzien hoe waardevol deze kunnen zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.
5.5
Op grond van het bepaalde in artikel 1:247 lid 4 BW houdt een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen na het uiteen gaan van de ouders recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders Volgens vaste jurisprudentie volgt uit deze bepaling niet dat de zorgtijd tussen ouders 50/50 moet worden gedeeld. Wel volgt uit de wetsgeschiedenis dat deze bepaling beoogt beide ouders na een scheiding een substantiële rol in de verzorging van de kinderen te geven. Bij zijn afwegingen dient het hof verder de belangen van de kinderen voorop te stellen, maar ook acht te slaan op de belangen van beide ouders. Het hof vindt het, gelet op de geschetste spanningen van en tussen de ouders, niet in het belang van de kinderen (en de vrouw) om, zoals de man heeft verzocht, een vorm van co-ouderschap vast te stellen, waarbij de kinderen tijdens schoolweken doordeweeks de helft van de tijd bij de man zijn. Dat de kinderen op woensdag nog maar een korte middag bij de man zijn, maakt dit oordeel niet anders. Wel vindt het hof het in het belang van de kinderen (en de man) om de huidige weekendregeling uit te breiden. Daartoe wordt overwogen dat de huidige regeling, waarmee de kinderen eens in de twee weken van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man zijn, de kinderen weinig ruimte biedt om,
naast het ondernemen van activiteiten en deelname aan sport, te rusten en ontspannen in de thuissituatie bij de man. Het hof volgt de vrouw niet in haar stelling dat deze korte
weekendregeling het hoogst haalbare is onder de huidige omstandigheden. De kinderen zijn immers sinds het door de vrouw aangehaalde advies van de raad drie jaar ouder en (mede door de vakanties) gewend aan hun verblijf en overnachtingen bij de man. Dat de kinderen het bij de man niet naar hun zin zouden hebben en/of onvoldoende draagkracht zouden hebben voor de hierna te omschrijven uitbreiding van het verblijf bij de man, is door de vrouw onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet gebleken. Het gedrag dat de vrouw bij de kinderen ziet na de omgangsweekenden, is naar het oordeel van het hof eerder in verband te brengen met spanningen tussen hun ouders dan dat dit gedrag verband houdt met de opvoedsituatie bij de man. Ook overigens acht het hof de door de vrouw in haar verweerschrift aangevoerde contra-indicaties voor uitbreiding van de omgang, wat daarvan verder zij, niet zodanig dat deze aan na te noemen uitbreiding in de weg staan. Het hof ziet dan ook niet in waarom het niet in het belang van de kinderen is een heel weekend bij de man te verblijven. Daarmee kunnen ook mogelijk stressvolle overdrachtsmomenten worden beperkt, hetgeen meer rust kan brengen. Dit acht het hof in het belang van de kinderen wenselijk. Het hof zal dan ook de zorgregeling in het weekend uitbreiden, in die zin dat de kinderen eens per twee weken een weekend bij de man verblijven van vrijdag na school, of in het geval van een roostervrije vrijdag vanaf 08.30 uur, tot maandagochtend naar school, of in het geval van een roostervrije dag tot maandagochtend 8.30 uur, waarbij de man de kinderen naar school of naar de vrouw brengt. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de man de kinderen tevens op de betreffende vrijdagen van school haalt of, in het geval van een roostervrije dag, bij de vrouw ophaalt. Het hof zal hierna dienovereenkomstig beslissen. Voor het overige zal het hof de verzoeken van de man voor zover deze de zorgregeling door de week en in de weekenden betreffen, afwijzen en de bestreden beschikking op dit onderdeel bekrachtigen.
5.6
Het hof gaat voorbij aan de grief van de man tegen het verblijf van de kinderen bij de vrouw in het laatste weekend voorafgaand aan het begin van het nieuwe schooljaar. Volgens
de reguliere zorgregeling zullen de kinderen immers in de eerste week van het nieuwe schooljaar bij de vrouw zijn, zodat het in hun belang is dat zij zich rustig bij de vrouw op de start van het nieuwe schooljaar kunnen voorbereiden. Nu de man zijn verzoeken aangaande de vakantie- en feestdagenregeling niet nader heeft onderbouwd en ook overigens niet is gebleken dat de vakantieregeling in de bestreden beschikking niet in het belang van de kinderen is, zal het hof de betreffende verzoeken van de man afwijzen en de bestreden beschikking ook op dit onderdeel bekrachtigen.
5.7
Met betrekking tot de vervangende toestemming, die de rechtbank aan de vrouw heeft verleend voor het aanmelden van de kinderen voor een behandeling bij Praktijk Innerchild, overweegt het hof dat van ongeclausuleerde toestemming hiervoor van de man niet is gebleken. Het stellen van voorwaarden door de man belemmert een optimale behandeling van de kinderen en is daarmee in strijd met hun belang. Het hof zal de bestreden beschikking op dit onderdeel eveneens bekrachtigen.
5.8
De vrouw verzoekt de man te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof ziet hiertoe, gelet op de uitkomst en aard van de procedure, geen aanleiding en zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen. Daarbij spreekt het hof, wellicht ten overvloede, de hoop en verwachting uit dat beide ouders ter voorkoming van verdere procedures zullen trachten inzicht te verwerven in wat zij, ieder voor zich, kunnen doen ter vermindering van de onderlinge spanningen. De ingeschakelde kindertherapeut kan ouders daarvoor mogelijk verdere handvatten geven.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de man om uitbreiding van de wekelijkse zorgregeling is afgewezen, en in zoverre opnieuw beslissend:
bepaalt, met wijziging van de beschikking van het hof van 7 augustus 2018, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken dat:
de kinderen eens per twee weken een weekend bij de man verblijven van vrijdag na school, of in het geval van een roostervrije vrijdag vanaf 08.30 uur, tot maandagochtend naar school, of in het geval van een roostervrije dag tot maandag 8.30 uur, waarbij de man de kinderen op vrijdag van school of bij de vrouw ophaalt en op maandag naar school of naar de vrouw brengt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier, en is op 27 juli 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.