In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren uit de inmiddels verbroken relatie van de ouders. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, die in 2018 was vastgesteld. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft de verzoeken van de man afgewezen en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw is. De huidige zorgregeling voorziet in een weekendregeling van eens per twee weken bij de man, maar de man heeft betoogd dat deze regeling onvoldoende is en dat de kinderen meer tijd bij hem zouden moeten doorbrengen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de eerdere beschikking. De ouders hebben in het verleden juridische procedures gevoerd, wat heeft geleid tot spanningen die de kinderen emotioneel belasten. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan, beide ouders veel goeds te bieden hebben voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft besloten de weekendregeling uit te breiden, zodat de kinderen eens per twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend bij de man verblijven. De overige verzoeken van de man zijn afgewezen, en de bestreden beschikking is voor het overige bekrachtigd. De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen in de proceskosten, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen.