Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Op verzoek van de raad is [de minderjarige] nog voor haar geboorte onder toezicht gesteld van de GI. Uit het raadsrapport blijkt dat deze maatregel noodzakelijk was vanwege de zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. De kinderen werden niet voldoende gestimuleerd en er waren zorgen over de hygiëne in huis, de financiën, de spanningen tussen de moeder en de vader en over hun opvoedvaardigheden. De inzet van hulpverlening in de thuissituatie leidde niet tot verbetering, waardoor er twijfels zijn over de leerbaarheid van de moeder.
Na de start van de ondertoezichtstelling heeft de GI bij de ouders intensieve ambulante gezinsbehandeling vanuit Leekerweide ingezet gedurende vijf dagen per week.
Op 22 november 2017 heeft een escalatie tussen de moeder en de vader in het bijzijn van de kinderen plaatsgevonden. Een veiligheidsplan is gemaakt, maar de afspraken hierin werden onvoldoende nagekomen.
Op 8 mei 2018 heeft de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, met daarin een laatste kans om de thuissituatie te verbeteren en op die manier de uithuisplaatsing van de kinderen te voorkomen.
Op 11 juli 2018 heeft Leekerweide aangegeven dat de hulpverlening niet toereikend is om de kinderen te beschermen en dat de veiligheid van de kinderen niet langer kan worden gewaarborgd. Leekerweide ervaart veel weerstand en het blijkt niet mogelijk om in de thuissituatie van de moeder verandering door te voeren. De moeder toont weinig inzet en er is veel discussie tussen de moeder en de hulpverlener, waardoor niet gewerkt wordt aan de gestelde doelen, zoals de veiligheid. Naast de reeds bestaande zorgen heeft Leekerweide ook gesignaleerd dat de kinderen niet meer reageren op stressvolle situaties. [de minderjarige] is in staat om in slaap te vallen wanneer in huis wordt geschreeuwd. Tevens is zij vlak in haar emoties, afwachtend en reageert zij niet op (plotselinge) situaties. Verder wordt zij onvoldoende gestimuleerd in haar ontwikkeling en heeft zij een plat achterhoofdje van het vele liggen.
Na wederom een conflict tussen de ouders in het bijzijn van de kinderen, heeft de kinderrechter op verzoek van de GI op 26 juli 2018 een machtiging tot uithuisplaatsing van alle kinderen verleend. De GI heeft [kind 1] en [kind 2] al op 12 juli 2018 ondergebracht bij hun vader. Op 28 juli 2018 is [de minderjarige] in een crisispleeggezin geplaatst. Na de uithuisplaatsing is een bezoekregeling opgestart. De ouders hebben de bezoekmomenten meermaals afgezegd, onder andere omdat zij de reiskosten niet kunnen betalen. Inmiddels verlopen de omgangsmomenten goed.
Op 18 januari 2019 heeft de GI een perspectiefbesluit over [de minderjarige] genomen, inhoudende dat de GI het niet in haar belang acht om te worden teruggeplaatst bij de moeder.
De GI heeft daarop de raad verzocht onderzoek te doen naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel.
Op 21 mei 2019 is [de minderjarige] geplaatst in het huidige (perspectiefbiedende) pleeggezin. Zij ontwikkelt zich daar goed en is gehecht aan de gezinsleden.