Wat betreft de draagkracht van de man met ingang van 1 augustus 2020 gaat het hof uit van het volgende.
Sinds 1 augustus 2020 is de man in loondienst werkzaam bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid in de functie als Medior Complexbeveiliger voor 36 uur per week. Het hof zal voor de berekening van netto besteedbaar inkomen uitgaan van de cumulatieven op de salarisstrook van december 2020. Hiermee gaat het hof voorbij aan het bezwaar van de man dat dit geen representatief beeld geeft van zijn inkomen. Ter onderbouwing heeft de man aangevoerd dat hij aan het begin van zijn dienstverband meer avond- en nachtdiensten heeft gedraaid, met de bijbehorende toeslagen, maar dat dit niet structureel is. Uit de door de man ingediende salarisstroken over november en december 2020 valt echter af te leiden dat hij in die beide maanden onregelmatigheidsdiensten heeft gedraaid en ook met terugwerkende kracht een vergoeding heeft gekregen voor dergelijke diensten in oktober en september. De man heeft geen andere salarisstroken of overige stukken overgelegd waaruit valt af te leiden dat hij slechts sporadisch onregelmatigheidsdiensten heeft. Het hof zal aldus uitgaan van structurele inkomsten uit onregelmatige diensten, en deze becijferen door de desbetreffende inkomsten over de maanden november en december 2020 te middelen (dat is € 268,- bruto per maand).
Daarnaast heeft de man aangevoerd dat hij iedere maand een bedrag uit zijn Individueel Keuzebudget (IKB) laat uitbetalen vanwege de schulden die hij heeft, terwijl hij dit ook aan een opleiding had kunnen besteden. Voor zover de man heeft bedoeld te betogen dat uitbetalingen uit hoofde van het IKB buiten beschouwing dienen te blijven, gaat het hof daaraan voorbij. Het IKB-budget (rijksoverheid) bedraagt 16,37 % over het salaris, en is opgebouwd uit 8 % vakantie-uitkering, de voormalige eindejaarsuitkering van 8,3 % en de gekapitaliseerde waarde van de vervallen mobiliteitstoeslag en telewerkvergoeding van samen 0,07 %. Deze componenten maken gewoon deel uit van het inkomen van de man, en worden betrokken bij het bepalen van zijn draagkracht. Dat de man de IKB uitkering gedeeltelijk besteed aan de betaling van rente en aflossing op schulden maakt nog niet dat deze bij de bepaling van het netto besteedbaar inkomen van de man buiten beschouwing moet worden gelaten.
Afgaand op de salarisstroken over november en december 2020 gaat het hof uit van het volgende inkomen:
salaris van € 2.092,- bruto per maand;
aanvullende toelage ord € 37,50 bruto per maand;
inkomsten uit onregelmatige diensten van gemiddeld 268,- bruto per maand;
IKB (vakantiegeld) 8 %;
IKB (voorm. eindejaarsuitkering en de gekapitaliseerde waarde van de vervallen mobiliteitstoeslag en telewerkvergoeding) 8,37 %;
ingehouden premies ter hoogte van € 95,- per maand.
Hieruit volgt een netto besteedbaar inkomen van € 2.145,- per maand. De draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% [NBI - (0,3 NBI + € 975,-)], nu het een netto besteedbaar inkomen betreft dat hoger is dan € 1.660,- per maand. Deze benadering houdt in dat op het NBI 30% in mindering wordt gebracht in verband met forfaitaire woonlasten, dat rekening wordt gehouden met een bedrag van € 975,- aan overige lasten en dat wordt uitgegaan van een draagkrachtpercentage van 70. Dit leidt tot een draagkracht van de man voor de betaling van een kinderbijdrage van € 368,- per maand. Een gewaarmerkt exemplaar van deze berekening is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.