ECLI:NL:GHAMS:2021:2337

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
200.270.050/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank in relatie tot tegenstrijdige belangen van interim manager

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgplicht van de Coöperatieve Rabobank U.A. ten opzichte van [X] Beheer. [X] Beheer, die een meerderheidsbelang had in [Y] Holding B.V., stelde dat Rabobank in strijd met haar zorgplicht had gehandeld door de meerderheidsaandeelhouder niet te waarschuwen voor de tegenstrijdige belangen van de interim manager [B], die door Rabobank was aangesteld. De rechtbank had eerder de vordering van [X] Beheer afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof oordeelde dat Rabobank niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij niet betrokken was bij de onderhandelingen over de optie die [A] had ingeroepen en omdat het niet aan de bank was om [X] Beheer te adviseren over ondernemingsbeslissingen. Het hof concludeerde dat [X] Beheer op de hoogte was van de rol van [B] en dat Rabobank niet meer informatie had over de situatie dan [X] Beheer zelf. De grieven van [X] Beheer werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [X] Beheer werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.270.050/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/650593 / HA ZA 18-671
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 augustus 2021
inzake
GEBR. [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. J.P. Koets te Haarlem,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.M. Vermaire te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] Beheer en Rabobank genoemd.
[X] Beheer is bij dagvaarding van 1 oktober 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2019, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [X] Beheer als eiseres en Rabobank als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 2 april 2021 doen bepleiten, [X] Beheer door mr. Koets, voornoemd, en mr. I.C. Blomsma, advocaat te Haarlem, en Rabobank door mr. Vermaire, voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [X] Beheer heeft nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] Beheer heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen en Rabobank zal veroordelen om al hetgeen [X] Beheer ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente, aan [X] Beheer terug te betalen, een en ander met veroordeling van Rabobank in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Rabobank heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [X] Beheer in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.De zaak in het kort

[X] Beheer hield een meerderheidsbelang in [Y] Holding B.V. (hierna [Y] Holding). De overige aandelen in [Y] Holding werden gehouden door [A] (hierna: [A] ). [Y] Holding was enig aandeelhouder van [Y] Plantenservice B.V. (hierna: [Y] Plantenservice). [Y] Plantenservice is in maart 2008 onder toezicht van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank geplaatst. Vervolgens is – na een suggestie van Rabobank – [B] (hierna: [B] ) als interimmanager aangesteld bij [Y] Holding en [Y] Plantenservice. Tussen [X] Beheer en [A] is een discussie ontstaan op aandeelhoudersniveau. [A] had een optie met [X] Beheer afgesproken inhoudende dat hij onder voorwaarden zijn belang in [Y] Holding voor een bedrag van ruim 2 miljoen euro aan [X] Beheer zou kunnen verkopen. [A] heeft deze optie ingeroepen. [B] is [X] Beheer gaan begeleiden in deze kwestie op aandeelhoudersniveau. [X] Beheer heeft uiteindelijk haar belang in [Y] Holding aan [A] verkocht voor een koopsom van € 1,- en betaling van een bedrag van € 475.000,- door haar aan [A] . [X] Beheer verwijt Rabobank in strijd met de zorgplicht jegens haar te hebben gehandeld door haar niet te waarschuwen voor of te wijzen op de tegenstrijdige belangen van [B] , waardoor zij schade heeft geleden (omdat zij haar belang in [Y] Holding heel ongunstig aan [A] heeft verkocht).

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[X] Beheer houdt zich bezig met het kweken en verkopen van planten, in het bijzonder hortensia’s. De broers [broer A] , [broer B] en [broer C] zijn (indirect) aandeelhouders en bestuurders van [X] Beheer .
3.2.
Sinds 8 januari 2002 hield [X] Beheer 75% van de aandelen in [Y] Holding. De overige 25% van de aandelen werd (indirect) gehouden door [A] , die destijds tevens de bestuurder van [Y] Holding was. [Y] Holding hield de aandelen in [Y] Plantenservice. [Y] Plantenservice was een handelsonderneming in perkgoed, boomkwekerijartikelen, kamerplanten en bloembollen. [A] was in dienst van [Y] Plantenservice in de functie van algemeen directeur.
3.3.
Rabobank was de financier van zowel [X] Beheer als van [Y] Holding en [Y] Plantenservice.
3.4.
Op 8 januari 2002 heeft [X] Beheer met [A] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn partijen overeengekomen dat [A] , ingeval van beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, vanaf 1 januari 2007 de door hem gehouden aandelen in [Y] Holding aan [X] Beheer dient aan te bieden tegen betaling van een volgens bepaalde criteria vast te stellen koopsom van minimaal € 2.042.011,- (hierna: de optie, door de rechtbank aangeduid als ‘de putoptie’).
3.5.
Eind 2005 is een deel van de handelsactiviteiten van [X] Beheer geïntegreerd in die van [Y] Plantenservice. Twee van de broers [X] zijn toegetreden tot het managementteam van [Y] Plantenservice.
3.6.
Vanaf 2006 draaiden [Y] Holding en [Y] Plantenservice verlies.
3.7.
Op 14 maart 2008 is [Y] Plantenservice onder toezicht van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank gesteld.
3.8.
Op 31 juli 2008 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [Y] Plantenservice en Rabobank. In een brief van Rabobank van 1 augustus 2008 naar aanleiding van deze bespreking staat dat de administratieve verwerking van debiteuren bij [Y] Plantenservice te wensen over laat en dat er overstanden bestaan op de rekening-courant van [Y] Plantenservice. In de brief staat ook dat [Y] Plantenservice tijdens de bespreking niet kon toelichten hoe de liquiditeitsontwikkeling de komende weken zou zijn of hoe hierop gestuurd ging worden, dat veel zaken niet op orde zijn aangetroffen en dat er geen plan van aanpak kon worden gepresenteerd om op korte termijn verbetering aan te brengen. Ten slotte is opgenomen dat Rabobank dringend verzoekt om een consultant of crisismanager aan te stellen. Daarbij zijn twee namen van consultants aangereikt, waaronder die van [B] .
3.9.
In augustus 2008 zijn [Y] Plantenservice en [B] via zijn persoonlijke vennootschap Ventura Management B.V. (hierna: Ventura Management) een overeenkomst van opdracht aangegaan, op grond waarvan [B] is aangesteld als interimmanager bij [Y] Holding en [Y] Plantenservice.
3.10.
Met ingang van 2 september 2008 is [B] bestuurder van [Y] Plantenservice geworden.
3.11.
Bij brief van 5 september 2008 heeft [A] een beroep gedaan op de optie en heeft hij zijn aandelen in [Y] Plantenservice aan [X] Beheer aangeboden. Op dat moment was de financiële situatie van [X] Beheer slecht. In deze periode is ook zij onder toezicht van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank terechtgekomen.
3.12.
In een e-mail van [B] van 10 september 2008 aan [broer B] van [X] Beheer is vermeld:

(...) Zoals reeds medegedeeld sprak ik met de bank kort over Gebr. [X] . (...) Toen [C] [destijds accountmanager Bijzonder Beheer van Rabobank; hof] tijdens ons gesprek meldde dat hij zich zorgen maakte over de positie bij Gebr. [X] heb ik gemeld dat jij mij telefonisch toestemming had gegeven om over jullie te praten.
Er is even gedebatteerd of er niet een aparte interim manager moet komen die bij jullie op de payrol komt staan, maar vooral uit kostenaspect heb ik toen het voorstel gedaan dat ik zonder naar buiten te treden en in strikt vertrouwen dat dit geheim blijft voor alles wat met [Y] te maken heeft jullie in mijn spaarzame avonduurtjes wel wil begeleiden. (...)”.
3.13.
Bij brief van 1 oktober 2008 heeft Rabobank, in vervolg op een bespreking van 24 september 2008, aan [X] Beheer onder meer bericht dat het voor de bank, gezien de grote onzekerheidsfactor en het ontbreken van een gefundeerd toekomstperspectief van [X] Beheer , niet mogelijk is om een nieuwe seizoensfinanciering aan te bieden totdat voldoende duidelijkheid is ontstaan over – kort gezegd – de financiële situatie van [X] Beheer . Daarbij is gerefereerd aan de deelneming in [Y] Plantenservice, de optie van [A] , het debiteurenrisico en de omzetafhankelijkheid.
3.14.
[A] en [X] Beheer zijn over de aanspraak op de optie met elkaar in overleg getreden. Dit heeft ertoe geleid dat op 4 november 2008 een overeenkomst is gesloten, op grond waarvan [X] Beheer 75% van haar aandelen in [Y] Holding heeft verkocht en op 23 januari 2009 heeft overgedragen aan [A] voor een koopsom van € 1,-, terwijl [X] Beheer zich voorts heeft verplicht aan [A] een bedrag van € 475.000,- te betalen.
3.15.
[X] Beheer is een procedure gestart tegen [A] , [B] en Ventura Management. Daarin vorderde zij onder meer vernietiging van de overeenkomst van 4 november 2008 wegens dwaling en voorts vorderde zij schadevergoeding die het gevolg is van onrechtmatig handelen van zowel [A] als [B] en Ventura Management.
3.16.
Bij vonnis van 24 juli 2013 heeft de rechtbank Den Haag de vorderingen van [X] Beheer afgewezen. Bij arrest van 28 april 2015 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.17.
[Y] Plantenservice is op 4 februari 2014 in staat van faillissement verklaard.
3.18.
Bij beslissing van 23 juli 2015 heeft de Raad van Beroep (van de Raad voor Interim Management) inzake de door [X] Beheer ingediende klacht aan [B] de maatregel van berisping opgelegd.
3.19.
Op grond van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 maart 2017 hebben er in 2017 (op verzoek van [X] Beheer ) voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden.
3.20.
Tijdens deze verhoren heeft [D] , accountmanager Bijzonder Beheer bij Rabobank, onder meer het volgende verklaard:

(...)
9. U houdt mij voor wat de uitkomst is geweest van het probleem van de putoptie, namelijk dat het aandelenpakket van de Gebr. [X] BV werd verkocht aan de minderheidsaandeelhouder met toebetaling van een geldbedrag. U zegt mij ook dat dit op 4 november 2008 was. Ik was vooraf niet op de hoogte van deze uitkomst. Ik ben achteraf geïnformeerd en op dat moment was het nog onduidelijk of de Gebr. [X] BV in staat zou zijn om het bij te betalen bedrag van 475k euro op te brengen. Ook ben ik over de oplossingsrichting vóór 4 november niet geïnformeerd. Ik weet ook niet of de heer [C] vóór 4 november op de hoogte was van deze uitkomst. (...)
10. Uw vraag of de Rabobank de oplossing van de aandeelhouderskwestie heeft verbonden met de voortzetting van de financiering, beantwoord ik als volgt. (...) De aandeelhouderskwestie betekende een betaling die [X] Groep zou moeten doen. Dat probleem moest zijn opgelost, voordat er helderheid kon worden verschaft over de reguliere financiering van [X] Groep over 2009. (...)
14. (...) Gebr. [X] BV had een verplichting tot het betalen van 2 miljoen euro aan de minderheidsaandeelhouder. Het was zeer de vraag of Gebr. [X] BV dat kon opbrengen. Deze verplichting hebben zij afgekocht door betaling van 475k euro en overdracht van hun aandelenpakket. (...)
6. U [mr. Koets; hof] houdt mij voor de gemarkeerde passage uit productie 3 [de e-mail van [B] van 10 september 2008 aan [broer B] ; hof]. Ik herinner mij een gesprek waarbij als adviseur van Gebr. [X] BV een accountant aanwezig was. Zijn naam was [E] of zoiets. Maar daarnaast herinner ik mij niet of wij over dit onderwerp hebben gesproken. Het kwam niet bij mij boven bij lezing van productie 3. Bij de Gebr. [X] BV is eigenlijk nooit sprake geweest van een consultant. Als dit onderwerp voldoende belangrijk was geweest, was het zonder meer door Rabobank aan Gebr. [X] BV bevestigd.
(...)
9. Hoe ik de rol zag van [B] als interimmanager bij [Y] , maar ook betrokken als contactpersoon bij [X] ? [B] was er voor de redding van [Y] . Verder was hij begaan met de positie van Gebr. [X] BV. Maar zoals ik al verklaarde was er geen consultant aan het werk bij [X] en was [B] dat ook niet voor [X] . Of hij hard gewerkt heeft voor [X] , weet ik niet. (...)”.
3.21.
[C] , destijds de accountmanager Bijzonder Beheer van Rabobank, heeft onder meer verklaard:

(...)
5. De bank heeft geen opdrachten gegeven aan [B] , want was haar opdrachtgever niet. (...)
7. Op enig moment na de start door [B] vernam ik dat de aandeelhouders hem tot statutair bestuurder hadden benoemd. Daarvoor was door de bank geen opdracht gegeven. Het verbaasde me wat: voor de bank was er geen aanleiding in wat er speelde om deze stap te moeten zetten. (...)
8. Ik vernam op een zeker moment dat er een probleem speelde met een aandeelhoudersovereenkomst. Ik denk dat ik dit heb gehoord van [B] . (...) Ik heb destijds gehoord om welk bedrag het ging. Het was een aanzienlijk bedrag (...) Dat was een probleem, want voor de verplichting tot het aankoopbedrag was geen voorziening opgenomen in de balans van de firma [X] , terwijl ook in de toelichting op de jaarrekening hierover niets was vermeld. Het alsnog opnemen van deze verplichting in de jaarrekening of het daadwerkelijk betalen van de koopsom zou de firma [X] in de negatieve cijfers begeven of zelfs leiden tot een technisch faillissement. Tegelijkertijd was er aan de kant van de [Y] Groep een commercieel probleem, omdat [A] (...) weleens zou kunnen opstappen als bestuurder als een en ander niet goed zou worden geregeld. Het probleem daarvan was dat hij de belangrijkste contactpersoon was van de Duitse afnemer van [Y] Groep, die tegelijkertijd vrijwel de enige afnemer was van die groep. Kortom, de firma [X] had een financieel probleem en de [Y] Groep had een commercieel probleem. Ik heb gezegd tegen [B] : hoe je het oplost, interesseert mij eigenlijk niet, maar het moet opgelost worden. Ik kon dat ook tegen hém zeggen, omdat hij in de directie van de [Y] Groep zat.
9. Hoe het precies is opgelost vernam ik later van [B] . (...)
12. De oplossing van het aandeelhoudersprobleem (...) is alleen achteraf aan mij bekend gemaakt.(...)
7. U [mr. Koets; hof] leest mij voor de gearceerde tekst uit productie 3 [de e-mail van [B] van 10 september 2008 aan [broer B] ; hof]. Ongetwijfeld zal ik gezegd hebben tegen [B] dat het niet slim is hij allebei de dossiers tegelijk doet, maar de situatie is ontstaan dat hij adviseerde in of acteerde in het dossier [Y] én het dossier [X] . Dat is iets wat niet door de bank is gevraagd of waar de bank een rol in heeft gespeeld. (...)
8. Mij was niet bekend dat [B] adviseur was van [A] in de aandeelhouderskwestie tegenover de familie [X] . (...)”.
3.22.
[B] heeft onder meer verklaard:

(...)
5. Omtrent mijn opdracht heb ik geen instructie ontvangen van Rabobank. (...)
7. Het probleem was dat de put-optie in de aandeelhoudersovereenkomst werd ingeroepen door [A] in een brief van 5 september 2008. Ik kreeg kennis van deze brief en dus van het probleem (...) twee á drie weken later. Voor mij was dit in eerste instantie een bijkomstig probleem. Mijn focus lag op de liquiditeitsproblematiek bij de [Y] Groep. (...) Ik meldde de aandeelhoudersproblematiek meteen bij [C] . Die schrok zich rot. Dat was omdat deze problematiek wellicht tot het faillissement van [X] Groep zou leiden. [C] zei dat dit aandeelhoudersprobleem moest worden opgelost voordat hij namens Rabobank bereid zou zijn voor verdere financiering te zorgen. (...)
11. (...) Van de discussie tussen de aandeelhouders bracht ik in mijn herinnering geen inhoudelijk verslag uit aan [C] . De inhoud van de discussie ging mij niet aan en de discussie was alleen in zoverre van belang dat er een oplossing moest komen als het gaat om het voortbestaan van de [Y] Groep. Dat vond ik en dat vond [C] en juist omdat hij dat vond was ik ook die mening toegedaan. [C] vroeg ook niet naar de inhoud van de discussie, maar wilde alleen weten of het nou eindelijk een keer geregeld was.
12. U leest mij de gearceerde tekst voor uit productie 3 [de e-mail van [B] van 10 september 2008 aan [broer B] ; hof]. (...) De mail heeft te maken met een bespreking in [plaats] op het kantoor van de Lage Landen waar behalve hun man ook [C] , [F] en ikzelf bij waren. Zij drieën hadden meer te bespreken dan het dossier [Y] . Met die andere dossiers had ik niks te maken, maar het toeval wilde dat ik op de cover van één van die dossiers de naam van de gebroeders [X] zag staan. Ik heb daaruit afgeleid dat ook [X] Groep een probleem had. Zij zouden overgaan naar Bijzonder Beheer van Rabobank Centraal. Ik heb inhoudelijk niet met [C] of [F] over wat ik had gezien gesproken. (...)
Ik weet niet meer precies wat ik dan heb besproken met de bank over de gebroeders [X] , het was in ieder geval niet inhoudelijk. Ik heb aan de gebroeders [X] in deze mail voorgesteld dat ik het werk dat nodig zou zijn voor [X] Groep in verband met de overheveling naar Bijzonder Beheer er wel bij zou pikken. (...)
17. Ik heb [C] op de hoogte gehouden van de voortgang van de discussie tussen de aandeelhouders, met name ook in de allerlaatste fase. Over de inhoud hebben hij en ik niet gediscussieerd en ik verklaar ook dat ik hem van die inhoud niet op de hoogte heb gebracht dan nadat de overeenkomst is getekend. Dat laatste weet ik echter niet helemaal zeker, omdat het zou kunnen zijn dat ik in het weekend voor de ondertekening (...) wel met [C] contact heb gehad en dan met name over het toe te betalen bedrag van € 475.000,-. (...)
6. Ik verklaarde al dat ik mij niet heb bemoeid met de inhoud van de aandeelhoudersproblematiek, dus ook niet met de bedragen of de richting van de overeenkomst. (...) Ook met de Rabobank heb ik niet gesproken over oplossingsrichtingen (...), ook niet filosoferend. (...)”.

4.Beoordeling

4.1.
[X] Beheer heeft samengevat gevorderd om voor recht te verklaren dat Rabobank haar zorgplicht jegens haar heeft geschonden en aansprakelijk is voor alle dientengevolge door [X] Beheer geleden en te lijden schade en Rabobank te veroordelen tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
4.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vordering van [X] Beheer afgewezen en daartoe samengevat en voor zover in hoger beroep relevant overwogen dat Rabobank niet in strijd met een zorgplicht of anderszins onrechtmatig heeft gehandeld; Rabobank is niet betrokken geweest bij de onderhandelingen die gevoerd zijn over de aanspraak op de optie, het is niet aan een bank om ten aanzien van ondernemingsbeslissingen van [X] Beheer zoals hier aan de orde te adviseren of te waarschuwen en niet is gebleken dat Rabobank heeft geëist dat [B] zou optreden als manager of adviseur van [X] Beheer . Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] Beheer met negen grieven op.
4.3.
Grief 1 heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen bespreking. Grief 2 komt later aan de orde.
4.4.
De grieven 3 tot en met 5 komen op tegen het oordeel van de rechtbank dat Rabobank geen zorgplicht tegenover [X] Beheer heeft geschonden of (anderszins) onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] Beheer . De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.5.
[X] Beheer verwijt Rabobank dat zij [X] Beheer niet (tijdig) heeft gewezen op de dubbele petten die [B] op had en de tegenstrijdige belangen die hij behartigde. Rabobank heeft betwist dat zij [X] Beheer hieromtrent had moeten waarschuwen of informeren.
4.6.
De eerste vraag die beantwoording behoeft is of Rabobank uit hoofde van haar financieringsrelatie met [X] Beheer of anderszins [X] Beheer had moeten waarschuwen of informeren, waar zij dat heeft nagelaten.
4.7.
Niet in geschil is dat [B] (via zijn vennootschap Ventura Management) was aangesteld als interim manager (en later bestuurder) bij [Y] Plantenservice (en als interim manager bij [Y] Holding). Dit is gebeurd nadat [Y] Plantenservice onder toezicht van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank was gesteld en nadat Rabobank dringend had verzocht om een consultant of een crisismanager aan te stellen, waarbij Rabobank onder meer de naam van [B] heeft genoemd.
Uit de getuigenverklaringen van [G] en [C] volgt dat Rabobank wilde dat de aandeelhouderskwestie die tussen [X] Beheer en [A] speelde met enige urgentie zou worden opgelost. Rabobank had de beslissing over het verstrekken van seizoensfinanciering aan [X] Beheer aangehouden in afwachting van een oplossing voor dit geschil (zoals ook blijkt uit de brief van Rabobank van 1 oktober 2008, zie r.o. 3.13). Uit de stellingen van [X] Beheer noch uit de stukken volgt evenwel dat [B] [X] Beheer adviseerde/bijstond op verzoek van Rabobank. [G] heeft als getuige verklaard dat er geen consultant op verzoek van Rabobank aan het werk was bij [X] Beheer en dat dit, als dat wel het geval zou zijn geweest, aan [X] Beheer zou zijn bevestigd. Ook [C] heeft als getuige verklaard dat [B] niet door Rabobank was gevraagd in beide dossiers te adviseren en dat Rabobank daar ook geen rol in heeft gespeeld. Uit de getuigenverklaring van [C] volgt dat Rabobank wel wist dat [B] tevens [X] Beheer adviseerde/bijstond in het aandeelhoudersgeschil. Rabobank had mogelijk tegen [X] Beheer kunnen zeggen hetgeen [C] blijkens zijn getuigenverklaring tegen [B] lijkt te hebben gezegd, te weten dat het niet slim is om in beide dossiers ( [Y] én [X] ) te adviseren of te acteren. Dat Rabobank dit niet heeft gedaan levert evenwel geen strijd met een op haar rustende zorgplicht (waarschuwings- of informatieplicht) of (anderszins) onrechtmatig handelen (of nalaten) jegens [X] Beheer op. Niet in geschil is dat [X] Beheer wist dat [B] interim manager (en bestuurder) van [Y] Plantenservice (en interim manager van [Y] Holding) was. [X] Beheer wist dus, althans had redelijkerwijs moeten begrijpen, dat, toen [B] voorstelde om (in spaarzame avonduren) [X] Beheer te gaan begeleiden, [B] zich ook (of primair) de belangen van [Y] Plantenservice en [Y] Holding zou aantrekken en dit risico’s met zich bracht. Zo heeft [B] in een e-mailbericht van 1 november 2008 aan onder meer één van de broers [X] en de accountant/adviseur ( [H] ) van [X] Beheer laten weten: “
Ik heb (…) geen belang bij Gebr. [X] (…) ik heb alleen één vurig verlangen en dat is [Y] Plantenservice redden”.
Rabobank had in elk geval niet meer informatie dan [X] Beheer over de rol van [B] ten opzichte van zowel [Y] Plantenservice/ [Y] Holding als [X] Beheer . Ook had Rabobank niet beter of meer inzicht in de financiële positie van [X] Beheer dan [X] Beheer zelf had. Voorts werd [X] Beheer in het geschil op aandeelhoudersniveau (naast [B] ) tevens bijgestaan door haar accountant/financieel adviseur [H] . Daarbij heeft [X] Beheer onvoldoende gesteld om aan te nemen dat Rabobank met de op 4 november 2008 tussen [X] Beheer en [A] tot stand gekomen overeenkomst (die volgens [X] Beheer voor haar zeer nadelig was) inhoudelijk bemoeienis heeft gehad.
Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, kan niet worden gezegd dat Rabobank in strijd met een (uit hoofde van haar financieringsrelatie met [X] Beheer ) op haar rustende zorgplicht of (anderszins) onrechtmatig jegens [X] Beheer heeft gehandeld door [X] Beheer niet te waarschuwen voor of informeren over de dubbele petten die [B] op had en de (mogelijk) tegenstrijdige belangen van [B] . De door [X] Beheer gestelde waarschuwings- of informatieplicht volgt ook niet uit de door haar genoemde omstandigheid dat Rabobank [B] had geïntroduceerd (als mogelijke consultant of crisismanager bij [Y] Plantenservice), temeer omdat de aan [B] verweten dubbelrol pas later is ontstaan.
Voor zover [X] Beheer nog heeft willen betogen dat Rabobank [X] Beheer had moeten waarschuwen omdat [B] , zonder dat [X] Beheer dat wist, bij het geschil op aandeelhoudersniveau tevens als adviseur van [A] is opgetreden, faalt dat betoog reeds omdat uit niets blijkt dat Rabobank dat wel wist.
4.8.
Dit betekent dat de grieven 3 tot en met 5 tevergeefs zijn voorgesteld. Er bestaat geen grond om, omdat Rabobank een grote professionele partij is, een verzwaarde stelplicht voor Rabobank aan te nemen. Grief 6, waarin dit wordt verdedigd, gaat dus evenmin op. De grieven 2 en 7 tot en met 9 behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking meer.
4.9.
De slotsom is dat de grieven falen. [X] Beheer heeft geen stellingen ingenomen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Aan bewijslevering komt het hof derhalve niet toe. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [X] Beheer zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep worden veroordeeld.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X] Beheer in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Rabobank begroot op € 741,- aan verschotten en € 3.342,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, M.M. Korsten-Krijnen en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021.