ECLI:NL:GHAMS:2021:2301
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake voeging en tussenkomst in kort geding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant zonder vaste woon- of verblijfplaats tegen een vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De appellant heeft op 17 december 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 november 2020, waarbij Woonstichting Lieven de Key als eiseres en de appellant als gedaagde was betrokken. In het hoger beroep heeft Lieven de Key een incidentele vordering ingediend tot voeging van Stichting Pré Wonen, waarbij zij primair verzocht om tussenkomst en subsidiair om toelating als gevoegde partij. De appellant heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof over deze incidentele vordering.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, hoewel Pré Wonen in de conclusie tot voeging/tussenkomst werd genoemd, er geen bewijs was dat de vordering namens Pré Wonen was ingesteld. Het hof oordeelde dat Lieven de Key niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat de vordering door Pré Wonen zelf in een aparte conclusie had moeten worden ingesteld. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. Het hof heeft de zaak vervolgens naar de rol verwezen voor beraad partijen, met de beslissing om verdere beslissingen aan te houden tot dat moment.