Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere geding in hoger beroep
[geïntimeerde] is verschenen, bijgestaan door mr. R. Bleijendaal, advocaat te Heerhugowaard en kantoorgenote van mr. Sieval. Beide advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2.2. Verdere beoordeling
kennelijkebedoelingen van de cao sluitende partijen moet worden uitgelegd. In dat licht acht het hof niet aannemelijk dat een nietige bepaling beoogd is.
grieven I tot en met IVoverwogen dat het studiekostenbeding zoals opgenomen in de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten tussen partijen, in strijd is met artikel 72 van de cao. Naar aanleiding van rechtsoverweging 3.11 van het tussenarrest heeft Besseling ter zitting verklaard een gebonden werkgever te zijn, namelijk lid van een werkgeversvereniging die partij is bij de cao. [geïntimeerde] heeft verklaard geen lid te zijn van een werknemersvereniging. Dit voert het hof tot de conclusie dat van nietigheid in de zin van artikel 12 Wet op de cao (hierna WCAO) geen sprake is. Voor zover mr. Bleijendaal in haar pleitnota betoogt dat het hof ambtshalve de nietigheid op grond van artikel 12 WCAO zou kunnen vaststellen, ook indien een van beide partijen ongebonden is, faalt dit betoog omdat in artikel 12 WCAO is bepaald dat beide partijen gebonden moeten zijn.
-24-1-2014 tot 1-3-2015
-29-1-2016 tot 1-5-2017
-17-8-2017 tot 1-6-2019
-25-12-2019 tot 21-10-2021
Dit betekent dat de cao noch bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2015, noch ten tijde van het eindigen van de arbeidsovereenkomst op 31 juli 2019, algemeen verbindend was verklaard. Ten aanzien van ongebonden werknemers komt aan algemeen verbindend verklaarde cao bepalingen geen nawerking toe, zodat de nietigheid van het studiekostenbeding wegens strijd met artikel 72 cao evenmin kan worden gegrond op artikel 3 Wet AVV.
“(…) Tevens is hierop van toepassing de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf. Deze overeenkomst is conform de thans geldende CAO opgesteld en de rechten en plichten van de werknemer hieraan conform weergegeven. Wanneer in de toekomst in nieuw af te sluiten CAO’s de rechten en plichten van werknemer en werkgever wijzigen worden deze wijzigingen integraal van toepassing op de tussen werkgever en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst en vervangen hiermee de hiervoor omschreven rechten en plichten.”
grief V, waarmee wordt opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter zoals verwoord onder 5.10 van het bestreden vonnis (inhoudende dat het studiekostenbeding niet is aangegaan vóór aanvang van de opleiding), geen bespreking meer. Immers ook wanneer deze grief zou slagen, wordt het vonnis in eerste aanleg bekrachtigd op de gronden zoals hiervoor overwogen.
grieven VI en VIIborduren voort op de eerdere grieven en behoeven in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen geen bespreking meer.