ECLI:NL:GHAMS:2021:2287

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
23-004527-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en herbeoordeling van poging tot afpersing met betrekking tot getuigenverklaringen en strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2018. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was beschuldigd van poging tot afpersing. De tenlastelegging betrof een incident op 13 mei 2018 te Amsterdam, waarbij de verdachte de aangever op dreigende wijze om geld vroeg en hem met kracht duwde, waardoor de aangever viel. De verdediging stelde dat de verklaringen van de getuige en de aangever niet 'sole and decisive' waren, omdat het ondervragingsrecht niet was geëffectueerd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuige en de aangever niet doorslaggevend waren, maar dat de verdachte zelf had erkend geld van de aangever te willen en hem te hebben geduwd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar legde geen straf of maatregel op, gezien de reeds opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof benadrukte het belang van de behandeling van de verdachte in het kader van deze maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004527-18
datum uitspraak: 6 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-741100-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, de Zeedijk, althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar voornoemde [slachtoffer] is toegelopen en/of eenmaal of meermalen (op luide en/of dreigende wijze) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "Give me money, I am hungry, I am crazy", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht) heeft geduwd (waardoor voornoemde [slachtoffer] op/tegen de grond en/of tegen fietsen kwam te vallen) en/of
zijn, verdachte’s hand in zijn, verdachte’s jaszak, althans in zijn kleding heeft gebracht en/of gehouden en/of een (gas)aansteker, in elk geval een voorwerp gelijkend op een handvat/greep van een (vuur)wapen, aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of voorgehouden, in elk geval bij voornoemde [slachtoffer] de indruk of suggestie heeft gewekt dat hij, verdachte een (vuur)wapen had en/of hiervan gebruik zou gaan maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert en tot een andere strafoplegging komt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en de getuige [getuige], wier verklaringen ‘sole and decisive’ zijn om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen, niet gebruikt kunnen worden. De verdediging heeft immers het ondervragingsrecht ten aanzien van die verklaringen niet kunnen effectueren. Daarnaast kan het scenario van de verdachte dat aangever hem geld verschuldigd was na het kopen van cocaïne en dat geen sprake was van een dreigende situatie niet worden uitgesloten. Verbalisanten hebben weliswaar gezien dat de verdachte aangever heeft geduwd, maar zij hebben niet kunnen horen wat er over en weer gezegd is.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de aangever en de getuige [getuige] niet ‘sole and decisive’ zijn om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Deze verklaringen kunnen daardoor worden gebruikt als bewijsmiddel, ondanks dat de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van die verklaringen niet heeft kunnen effectueren. De verklaringen zijn niet ‘sole and decisive’, omdat de verdachte zelf ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft verklaard dat hij geld wilde van aangever en dat hij aangever ‘een duwtje heeft gegeven’. Die gang van zaken wordt ondersteund door de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 13 mei 2018, met dien verstande dat het ‘duwtje’ waarover de verdachte verklaart een harde duw moet zijn geweest omdat aangever daardoor – zo stelt het hof vast op basis van de verklaring van de getuige Ullrich en de bevindingen van de verbalisanten – ten val is gekomen tussen de aldaar geparkeerde fietsen. Dat de verklaringen van de verdachte enerzijds en aangever en de getuige anderzijds uiteenlopen over de aanleiding van het incident, doet naar het oordeel van het hof niets af aan de strafwaardigheid van het gedrag van de verdachte.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2018 te Amsterdam op de openbare weg, de Zeedijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], naar voornoemde [slachtoffer] is toegelopen en meermalen op luide en dreigende wijze tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "Give me money, I am hungry, I am crazy’ en voornoemde [slachtoffer] met kracht heeft geduwd waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond en tegen fietsen kwam te vallen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafecht

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek, waarvan 43 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met verschillende algemene en bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard. Bij beslissing van 6 november 2020 heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam reeds de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 43 dagen gelast.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek en met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de verdachte bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van 6 mei 2021 de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich op straat in het centrum van Amsterdam schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van een Amerikaanse toerist. Daarbij heeft hij geprobeerd het slachtoffer te beroven door meerdere keren op luide en dreigende wijze tegen hem ‘Give me money, I am hungry, I am crazy’ te roepen. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer geduwd, waardoor hij op de grond en tussen de daar geparkeerde fietsen terecht is gekomen. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom en gevoel van veiligheid. De verdachte heeft daarbij niet alleen het slachtoffer angst ingeboezemd. Ook voor diens vriendin die hierbij aanwezig was en andere omstanders moet dit een onaangename ervaring zijn geweest. Ook in bredere zin versterken dergelijke incidenten de gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. Met dit alles heeft de verdachte geen rekening gehouden.Hij heeft zich kennelijk louter laten leiden door zijn behoefte aan ‘snel geld’.
Bij vonnis van 6 mei 2021 is aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. Het hof acht het niet waarschijnlijk dat de voorliggende bewezenverklaring tot een wezenlijk hogere straf zou hebben geleid als deze zaak zou zijn gevoegd bij de zaak die heeft geleid tot het vonnis van 6 mei 2021. Verder vindt het hof het voor de verdachte én de samenleving van dringend belang dat voorrang wordt gegeven aan de behandeling die de verdachte in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet ondergaan. Om die redenen acht het hof het in de onderhavige zaak passend te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: rookwaar (aansteker) unilite, blauw, goednummer 5572382.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. D. Radder en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 augustus 2021.
Mrs. V.M.A. Sinnige en A.C. Huisman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.