In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van mensensmokkel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter, dat een gevangenisstraf van vier maanden oplegde, gedeeltelijk vernietigd. De verdachte had haar zwager vanuit Griekenland naar Nederland gebracht met gebruik van het paspoort en ticket van haar echtgenoot, met de intentie dat hij asiel zou aanvragen. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat er geen materiële wederrechtelijkheid was, omdat de verdachte niet betaald was voor haar hulp en handelde uit humanitaire overwegingen. Het hof verwierp dit verweer, oordelend dat de illegale binnenkomst in Nederland niet gerechtvaardigd was, ongeacht de motieven van de verdachte.
Daarnaast werd door de raadsvrouw betoogd dat de verdachte handelde vanuit een noodtoestand, maar ook dit verweer werd verworpen. Het hof oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd om de strafbaarheid van de verdachte uit te sluiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. Het hof benadrukte dat mensensmokkel de regels omtrent illegale toegang ondermijnt en het vertrouwen in identiteitsdocumenten schaadt. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte werden in overweging genomen, wat leidde tot een lichtere straf dan oorspronkelijk opgelegd.