ECLI:NL:GHAMS:2021:2237

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
23-001991-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onthouden benodigde zorg aan 28 honden met bijzondere voorwaarden voor huisdierenbezit

Op 3 augustus 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 mei 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die samen met haar moeder 28 honden de nodige zorg heeft onthouden. De honden leefden onder erbarmelijke omstandigheden, wat leidde tot ernstige verwaarlozing. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 5 jaren, en een taakstraf van 100 uren, die vervangen kon worden door 50 dagen hechtenis. De honden waren verbeurd verklaard.

In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging, die pleitte voor een schuldigverklaring zonder strafoplegging, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. De verdachte krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren, en een houdverbod voor huisdieren, met uitzondering van maximaal vier honden die bij haar huishouden horen. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van de 28 honden bevestigd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte.

De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelt dat de verbeurdverklaring van de honden niet te zwaar is, gezien de verwaarlozing die heeft plaatsgevonden. De verdachte moet meewerken aan controles door de NVWA en andere instanties om te waarborgen dat zij zich aan de opgelegde voorwaarden houdt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001991-19
datum uitspraak: 3 augustus 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-180787-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, waaronder begrepen de beslissing op de in beslag genomen honden. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Daarnaast heeft het hof de betreffende motivering aangepast.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 5 jaren, onder algemene en bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis. De honden zijn verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 5 jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte - kort gezegd - een houdverbod voor huisdieren opgelegd krijgt, behoudens de vier honden die deel uitmaken van de huishouding. De inbeslaggenomen honden dienen verbeurd verklaard te worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de honden een financiële waarde vertegenwoordigen en dat met de verbeurdverklaring, waartegen de verdediging zich overigens niet verzet, voldoende straf is opgelegd. Om die reden, alsook onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de raadsman verzocht om te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met haar moeder, aan 28 honden de nodige verzorging onthouden.
Naar het hof uit de stukken van het dossier begrijpt, is de zorg voor het aantal van 28 honden de verdachte teveel geworden, ten gevolge waarvan de honden onder erbarmelijke omstandigheden hebben geleefd in een bus. Niet alleen waren nagenoeg alle honden te mager, ook is bij een groot deel van de honden geconstateerd dat zij te lange nagels hadden, gebitsproblemen hadden en dat de vacht was verklit of vervilt. Daarnaast waren de plekken waar de honden verbleven (veel) te klein, (sterk) vervuild en te donker, zonder voldoende ventilatie.
Gelet op de ter terechtzitting toegelichte persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop in deze zaak, zal het hof geen onvoorwaardelijke straf opleggen.
Wel zal een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, met name om te bewerkstelligen dat de verdachte niet opnieuw een groot aantal huisdieren zal gaan houden. Als bijzondere voorwaarde wordt daarbij opgelegd dat de verdachte, behoudens de vier bij het gezin behorende honden, geen huisdieren mag houden of laten houden en dat de verdachte moet meewerken aan controles daarop.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden passend en geboden, met een proeftijd van 3 jaren.
Het hof is van oordeel dat de 28 honden, die aan de verdachte toebehoorden, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en acht – met de advocaat-generaal en de raadsman – verbeurdverklaring ook aangewezen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat verbeurdverklaring, alles afwegende, niet een te zware (bijkomende) straf is.
Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de raadsman heeft voorgesteld, toepassing te geven aan het bepaalde van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, nu daarmee geen recht zou worden gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep,
doch enkel ten aanzien van de straf met inbegrip van de beslissing omtrent het beslag, en doet in zoverre opnieuw recht.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jaren:
  • aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of;
  • de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of;
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.:
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde gedurende de gehele looptijd van de proeftijd:
  • geen honden houdt of door (een) ander(en) laat houden, in en om haar verblijfplaats, noch elders, met uitzondering van maximaal vier huishonden binnen het huishouden waar zij deel van uitmaakt, en;
  • meewerkt aan de controles op de bovengenoemde voorwaarde door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Landelijke Inspectie Dierenbescherming en/of de politie.
Het hof draagt het openbaar ministerie op om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Landelijke Inspectie Dierenbescherming en/of de politie in kennis te stellen van het aan de verdachte opgelegd houdverbod en haar toezichthoudende taak in deze.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Hond (839753);
2. 1 Hond (839755);
3. 1 Hond (839756);
4. 1 Hond (839757);
5. 1 Hond (839758);
6. 1 Hond (839760);
7. 1 Hond (839761);
8. 1 Hond (839762);
9. 1 Hond (839763);
10. 1 Hond (839764);
11. 1 Hond (839765);
12. 1 Hond (839766);
13. 1 Hond (839767);
14. 1 Hond (839768);
15. 1 Hond (839796);
16. 1 Hond (839779);
17. 1 Hond (839781);
18. 1 Hond (839782);
19. 1 Hond (839783);
20. 1 Hond (839784);
21. 1 Hond (839785);
22. 1 Hond (839786);
23. 1 Hond (839787);
24. 1 Hond (839788);
25. 1 Hond (839789);
26. 1 Hond (839790);
27. 1 Hond (839791);
28. 1 Hond (839792).
Bevestigthet vonnis waarvan beroep
voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. F.M.D. Aardema en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mrs. S. Pesch en C. de Bruin, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 augustus 2021.
Mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.