ECLI:NL:GHAMS:2021:2157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
200.289.124/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tardief wrakingsverzoek tijdens uitspraak arrest in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2021 een wrakingsverzoek van de verzoeker behandeld. De verzoeker had op 19 januari 2021, tijdens de uitspraak van het arrest in zijn strafzaak, de raadsheer mr. C.N. Dalebout gewraakt. De verzoeker stelde dat de raadsheer het dossier niet had gelezen en getuigenverzoeken had afgewezen. De mondelinge behandeling in de hoofdzaak had plaatsgevonden op 17 december 2020 en was onderbroken tot 5 januari 2021, waarna het onderzoek op die datum werd gesloten. Op 19 januari 2021 werd het arrest uitgesproken, waarbij de verzoeker en zijn raadsvrouw aanwezig waren.

De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter gewraakt worden zolang deze een zaak behandelt. Aangezien het onderzoek in de hoofdzaak op 5 januari 2021 was gesloten en het arrest op 19 januari 2021 reeds was voorbereid en ondertekend, was er op het moment van indienen van het wrakingsverzoek geen sprake meer van rechters die een zaak behandelden. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was en stelde het verzoek buiten behandeling. De verzoeker heeft de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen tegen het arrest in de hoofdzaak.

De beslissing van de wrakingskamer werd genomen door mrs. H.M.J. Quaedvlieg, J.F. Aalders en S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van griffier mr. D. Boessenkool.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.289.124/01
zaaknummer hoofdzaak : 23-002297-19
beslissing van de wrakingskamer van 3 februari 2021
inzake het op 19 januari 2021 ingekomen wrakingsverzoek van
[verzoeker],
hierna te noemen: de verzoeker,
advocaat: mr. C. Stroobach,

1.Het geding

1.1
Op 17 december 2020 heeft de mondelinge behandeling in de hoofdzaak van de verzoeker plaatsgevonden. De zaak is toen onderbroken tot 5 januari 2021, op welke datum het onderzoek is gesloten.
1.2
Op 19 januari 2021 werden de beslissingen in de hoofdzaak – zoals neergelegd in het arrest van 19 januari 2021 – door mr. C.N. Dalebout (hierna: de raadsheer) uitgesproken. De verzoeker en zijn raadsvrouw waren hierbij aanwezig.
1.3
Tijdens het uitspreken van het arrest heeft de verzoeker de raadsheer gewraakt. De raadsheer maakte onderdeel uit van de zittingscombinatie die de hoofdzaak op 17 december 2020 en 5 januari 2021 had behandeld. De verzoeker heeft als grond voor de wraking opgegeven dat de raadsheer het dossier niet heeft gelezen en de getuigen-verzoeken heeft afgewezen.
1.4
Gelet op het onderstaande heeft de wrakingskamer afgezien van een mondelinge behandeling.

2.Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan elk van de rechters die een strafzaak behandelen door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Bij dit hof is het hoger beroep behandeld dat door de verzoeker is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg in de strafzaak tegen hem. Op de zitting van 5 januari 2021 is het onderzoek gesloten en op 19 januari 2021 heeft de raadsheer van wie de wraking is verzocht het arrest, inhoudende de einduitspraak in het hoger beroep van de verzoeker, uitgesproken.
2.3
Uit het proces-verbaal van de uitspraakzitting van 19 januari 2021 blijkt dat de zaak is uitgeroepen en dat de voorzitter het arrest heeft uitgesproken. Tijdens het uitspreken van het arrest, toen de raadsheer was gekomen tot de alinea boven de bewezenverklaring, heeft de verzoeker de raadsheer onderbroken en een verzoek gedaan strekkende tot wraking van de raadsheer. Na beraad heeft de raadsheer het resterende deel van het arrest uitgesproken.
2.4
De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend: het onderzoek op de zitting in de hoofdzaak was gesloten (artikel 345 Sv), de beslissingen in raadkamer waren genomen en de uitkomst van de zaak stond zowel inhoudelijk als tekstueel vast. Het arrest van het hof was op het moment van uitspreken gereed en ondertekend door de raadsheren die de zaak ter terechtzitting hadden behandeld en – nadien – in afschrift beschikbaar. Het arrest werd op 19 januari 2021 nog slechts uitgesproken. Op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek was er mitsdien niet langer sprake van ‘rechters die een zaak behandelen’ in de zin van artikel 512 Sv. Een wrakingsverzoek dat dan wordt gedaan, is tardief.
2.5
De conclusie luidt dat het verzoek tot wraking te laat is gedaan, zodat de wrakingskamer het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling zal stellen. Aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek komt de wrakingskamer dan ook niet toe. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat aan de verzoeker de mogelijkheid open staat een rechtsmiddel in te stellen tegen het arrest in de hoofdzaak.
2.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- Verklaart de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr.
C.N. Dalebout.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.M.J. Quaedvlieg, J.F. Aalders en S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier.